ECLI:NL:RBAMS:2017:740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
AMS 16/1492
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een vrouw, eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder. De rechtbank ontving op 1 maart 2016 een beroepschrift van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 februari 2016. Eiseres trok haar beroep in op 10 juni 2016, maar maakte daarbij voorbehoud voor een eventueel verzoek om proceskostenvergoeding. Op 15 juni 2016 verzocht eiseres om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb een verzoek om proceskostenvergoeding tegelijk met de intrekking van het beroep moet worden gedaan. Aangezien eiseres dit niet heeft gedaan, verklaart de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten niet-ontvankelijk. Eiseres had wel recht op terugbetaling van het griffierecht van € 46,- omdat verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat de door eiseres gevraagde kostenvergoeding niet in aanmerking komt voor vergoeding, omdat deze niet valt onder de limitatieve opsomming van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet-ontvankelijk is. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Naves, rechter, en is bekendgemaakt aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/1492

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 1 maart 2016 een beroepschrift ontvangen gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 februari 2016 (de bestreden uitspraak).
Bij brief van 10 juni 2016 heeft eiseres het beroep ingetrokken en aangekondigd dat zij eventueel terugkomt op proceskosten. Eiseres heeft bij brief van 15 juni 2016 om vergoeding van proceskosten verzocht.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
4. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht;
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende;
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende;
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken; en
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
5. De rechtbank heeft via verweerder een intrekkingsverklaring van het beroep, gedateerd op 10 juni 2016 ontvangen. De intrekkingsverklaring betreft een formulier dat door verweerder doorgaans bij een gewijzigd standpunt wordt meegezonden. De rechtbank heeft verweerder verzocht een afschrift van de tegemoetkomingsbeslissing toe te zenden dan wel een ander stuk waaruit een gewijzigd standpunt blijkt. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd zodat er van uit moet worden gegaan dat verweerder de onderhavige gecombineerde aanslag 2016 met nummer 38298743 heeft gewijzigd dan wel vernietigd. Eiseres heeft het beroep ingetrokken.
6. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep op 10 juni 2016 aangegeven dat zij eventueel op proceskosten terugkomt. In haar brief van 17 juni 2016 heeft eiseres een proceskostenvergoeding van € 30,- gevraagd voor het inwinnen van juridisch advies, contact met verweerder en de rechtbank.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder moet worden geacht aan het beroep te zijn tegemoetgekomen.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep een voorbehoud gemaakt van een eventueel verzoek om vergoeding van de proceskosten. Daarmee heeft eiseres niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:75a, tweede lid, van de Awb waarin staat dat tegelijk bij de intrekking van het beroep om vergoeding van de proceskosten moet worden verzocht. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Ook als het schrijven van eiseres van 10 juni 2016 moet worden opgevat als een tegelijk bij de intrekking van het beroep gedaan verzoek om proceskostenvergoeding, komt het verzoek niet voor vergoeding in aanmerking voor zover de gevraagde kostenvergoeding geen betrekking heeft forfaitaire kosten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb. Eiseres heeft zich in de beroepsprocedure niet door een derde professionele rechtsbijstandverlener laten vertegenwoordigen. Het naderhand toelichten van een algemeen verzoek om proceskostenvergoeding kan niet tot een ander oordeel leiden.
Artikel 1 van het Bpb bevat een limitatieve opsomming van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De door eiseres gevraagde vergoeding komt niet in de limitatieve opsomming voor zodat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
9. Nu eiseres het griffierecht van € 46,- heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2017 door mr. H.C. Naves, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Coll: M.P.O.
D: B