ECLI:NL:RBAMS:2017:7391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/601845 / HA ZA 16-139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in een intellectueel eigendomsrechtzaak met forumkeuze

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een intellectueel eigendomsrecht (IE) zaak. De eiseres, BSUR AGENCY B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, DAIMLER A.G., met betrekking tot een vermeende inbreuk op auteursrechten. De kern van het geschil draait om de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gezien de forumkeuze die in de overeenkomst tussen partijen is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op basis van artikel 31 lid 2 van de EEX-Vo, de Nederlandse rechter geen internationale rechtsmacht toekomt, omdat de forumkeuze in de overeenkomst naar het Landgericht Stuttgart verwijst. Dit betekent dat de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van BSUR tegen DAIMLER.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 november 2017 geoordeeld dat de vordering van DAIMLER om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, moet worden toegewezen. BSUR is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 1.000,00, en ook in de kosten van de hoofdzaak, die zijn begroot op € 619,00. De rechtbank heeft daarbij het beleid gevolgd dat is neergelegd in de indicatietarieven voor IE-zaken. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, die verschuldigd is vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter G.H. Marcus, bijgestaan door griffier E.J. van Veelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/601845 / HA ZA 16-139
Vonnis in incident van 8 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BSUR AGENCY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat voorheen eerst mr. A.S. Rueb, daarna mr. J.M. van den Berg, daarna mr. Y. Borrius, thans mr. Bourdrez te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
DAIMLER A.G.,
gevestigd te Stuttgart (Duitsland),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.C.K. van Oerle te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Bsur en Daimler genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 6 april 2016,
  • het tussenvonnis van het Landgericht Stuttgart van 17 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Bsur stelt in de hoofdzaak dat Daimler – kort gezegd – inbreuk maakte op auteursrecht op teksten die onderdeel uit zouden gaan maken van een reclamecampagne en die in het kader van een “pitch” met Daimler zijn gedeeld. Daimler hanteert in haar algemene voorwaarden een forumkeuze voor de rechtbank Stuttgart. Het geschil in dit incident betreft de vraag of het forumkeuzebeding ziet op de vorderingen van Bsur en rechtsgeldig is overeengekomen. Daimler heeft Bsur gedagvaard voor het Landgericht Stuttgart en vordert in dit incident dat de rechtbank (i) de procedure aanhoudt totdat de rechtbank te Stuttgart heeft beslist over de geldigheid en het bereik van de forumkeuze en (ii) zich onbevoegd verklaart. Het geschil bij het Landgericht Stuttgart ziet op de vraag of Daimler inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Bsur. In het tussenvonnis van 6 april 2016 is de procedure aangehouden totdat het Landgericht Stuttgart zou hebben beslist over de geldigheid en toepasselijkheid van het forumkeuzebeding.
2.2.
Het Landgericht Stuttgart heeft geoordeeld voor zover van belang:
„Das Landgericht Stuttgart ist örtlich sowie international zuständig”
Daar aan heeft het Landgericht ten grondslag gelegd dat:
“[…] mit Ziffer 11 der klägerischen „Allgemeinen Einkaufsbedingungen“ eine wirksame Gerichtsstandsvereinbarung i.S.d. Art. 25 Abs. 1 EuGVVO zwischen den Parteien vor [liegt], wonach für den vorliegenden Rechtsstreit das Landgericht Stuttgart örtlich sowie international ausschließlich zuständig ist”
Dat wil zeggen dat het Landgericht heeft vastgesteld dat het forumkeuzebeding rechtsgeldig is overeengekomen en dat het zich bevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het geschil. Die bevoegdheid is (gelet op het forumkeuzebeding) exclusief. De rechtbank Amsterdam is daarom niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Bsur tegen Daimler.
De vordering (ii) in het incident moet daarom worden toegewezen en de rechtbank zal zich in de hoofdzaak onbevoegd verklaren.
2.3.
Bsur zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Daimler vordert een bedrag van € 30.028,10 aan werkelijk gemaakte proceskosten, op grond van artikel 1019h Rv.
2.4.
De rechtbank hanteert bij het vaststellen van de redelijke en evenredige gerechtskosten, zoals bedoeld in artikel 1019h Rv, het beleid dat is neergelegd in de “Indicatietarieven in IE-zaken” (te vinden op: https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/
indicatietarieven-in-ie-zaken-rechtbanken-04-2017.pdf). Voor incidenten in bodemzaken gelden de volgende indicatietarieven:
2.5.
De proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn gemaakt in het kader van dit incident en zien dus uitsluitend of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Het gaat hier om een eenvoudig incident: op grond van artikel 31 lid 2 EEX-Vo mag de Nederlandse rechter niet oordelen over de geldigheid of uitleg van het forumkeuzebeding. De enige relevante kwesties zijn het bestaan van het forumkeuze beding en het bestaan van een procedure bij de Duitse rechter. Op die punten is het niet tot bewijslevering gekomen. Kosten die zijn gemaakt in verband met het aanspannen van de procedure in Duitsland (of de beslissing om daartoe over te gaan) komen in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank beoordeelt het onderhavige incident daarom als eenvoudig. Bedragen die hoger zijn dan het indicatietarief van de toepasselijke categorie worden alleen in bijzondere gevallen toegewezen. Dat is hier niet aan de orde. De rechtbank zal derhalve Bsur veroordelen in de kosten van het incident, te begroten op € 1.000,00 (Categorie II.b. sub b van de indicatietarieven).
2.6.
Bsur zal in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van Daimler in de hoofdzaak worden begroot op € 619,00 aan griffierecht en nihil aan salariskosten.
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is Bsur verschuldigd vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis. De rechtbank zal de gevorderde nakosten begroten.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt Bsur in de kosten van het incident, aan de zijde van Daimler tot op heden begroot op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
3.3.
veroordeelt Bsur in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van Daimler tot op heden begroot op € 619,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
3.4.
veroordeelt Bsur in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bsur niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2017.