Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 6 april 2016,
- het tussenvonnis van het Landgericht Stuttgart van 17 januari 2017.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een intellectueel eigendomsrecht (IE) zaak. De eiseres, BSUR AGENCY B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, DAIMLER A.G., met betrekking tot een vermeende inbreuk op auteursrechten. De kern van het geschil draait om de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gezien de forumkeuze die in de overeenkomst tussen partijen is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op basis van artikel 31 lid 2 van de EEX-Vo, de Nederlandse rechter geen internationale rechtsmacht toekomt, omdat de forumkeuze in de overeenkomst naar het Landgericht Stuttgart verwijst. Dit betekent dat de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van BSUR tegen DAIMLER.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 november 2017 geoordeeld dat de vordering van DAIMLER om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, moet worden toegewezen. BSUR is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 1.000,00, en ook in de kosten van de hoofdzaak, die zijn begroot op € 619,00. De rechtbank heeft daarbij het beleid gevolgd dat is neergelegd in de indicatietarieven voor IE-zaken. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, die verschuldigd is vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter G.H. Marcus, bijgestaan door griffier E.J. van Veelen.