1.2.Eiser heeft op 16 maart 2017 een IOAW-uitkering aangevraagd. Op de zitting heeft eiser uitgelegd dat hij een IOAW-uitkering in plaats van een bijstandsuitkering wil ontvangen, omdat zijn vader is overleden en hij samen met zijn broer een bedrag heeft geërfd dat zijn vader van de Duitse overheid heeft ontvangen op grond van een regeling voor nabestaanden van concentratiekampslachtoffers. Met een bijstandsuitkering moet hij dit bedrag eerst opmaken, bij een IOAW-uitkering speelt dit niet. Ook kan hij met een bijstandsuitkering niet sparen voor een jaarlijks vliegticket naar Nederland voor zijn dochter die in Canada woont.
Wat zijn de standpunten van partijen?
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die in artikel 2, aanhef en onder a, onder 2° respectievelijk 3°, van de Wet IOAW staan genoemd. Eiser heeft namelijk niet meer dan drie maanden recht op een WW-uitkering gekregen en hij heeft de volledige uitkeringsduur niet bereikt. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder erkend dat eiser wel aan de voorwaarde voldoet dat hij in verband met zijn werkloosheid een recht heeft gekregen op een WW-uitkering met een duur van meer dan drie maanden, zodat de afwijzing alleen nog gebaseerd is op het niet voldoen aan de voorwaarde dat eier de volledige uitkeringsduur niet heeft bereikt.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij wel aan alle voorwaarden van artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet IOAW voldoet. In de letterlijke wettekst staat namelijk dat de volledige uitkeringsduur moet zijn bereikt. Eiser heeft op 1 september 2006 het recht op een WW‑uitkering tot 1 september 2009 verkregen. Het einde van de volledige uitkeringsduur is dus op 1 september 2009 bereikt. Dat eiser niet de volledige uitkeringsduur een WW‑uitkering heeft genoten, doet niet af aan zijn recht op een IOAW-uitkering, omdat de Wet IOAW niet de voorwaarde stelt dat de WW-uitkering ook daadwerkelijk de volledige uitkeringsduur moet zijn genoten.
Onder welke voorwaarden heeft iemand recht op een IOAW?
4. Op grond van artikel 5, eerste lid, onder a, van de Wet IOAW heeft de werkloze werknemer recht op een uitkering, indien het inkomen per maand minder bedraagt dan de overeenkomstig het derde tot en met zesde lid vastgestelde grondslag.
Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet IOAW wordt in die wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder werkloze werknemer de persoon die werkloos is en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die:
1° geboren is voor 1 januari 1965 en na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar werkloos is geworden;
2°. in verband met die werkloosheid recht heeft gekregen op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidwet met een duur van meer dan drie maanden, en
3°. nadien de volledige uitkeringsduur, bedoeld in hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, inclusief een eventuele verlenging van deze duur op grond van artikel 76 van die wet, heeft bereikt, tenzij op dat tijdstip een maatregel van blijvend gehele weigering van de uitkering op grond van artikel 27, eerste of tweede lid, van de Werkloosheidswet van toepassing is.
Voldoet eiser aan de voorwaarden voor een IOAW?