ECLI:NL:RBAMS:2017:7312

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/617411 / HA ZA 16-1069
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van bedragen in het kader van derdenbeslag bij bloemenveiling

In deze zaak heeft eiseres beslag gelegd op bedragen die door gedaagde, een bloemenveiling, aan een derde partij zouden moeten worden betaald. Het geschil draait om de vraag of gedaagde bevoegd was om bepaalde bedragen te verrekenen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een contractuele verrekeningsbevoegdheid, waarbij de eisen van artikel 6:130 BW zijn nageleefd. De rechtbank stelt vast dat de overeenkomsten tussen de verkoper, de veiling en een transporteur samenhangen en dat de verrekening van de bedragen door gedaagde gerechtvaardigd is. Eiseres vordert betaling van een bedrag dat zij meent te vorderen van gedaagde, maar de rechtbank wijst deze vordering af omdat het beroep op verrekening slaagt. De rechtbank oordeelt dat de interne systematiek van de bloemenveiling en de afspraken tussen de betrokken partijen rechtvaardigen dat gedaagde haar vorderingen kan verrekenen, zelfs na het leggen van beslag. De rechtbank kent eiseres wel een bedrag van € 73,95 toe als wettelijke rente over een eerder betaald bedrag, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/617411 / HA ZA 16-1069
Vonnis van 18 oktober 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ( [land] ),
eiseres,
advocaat mr. M.M. Hoving te Leiden,
tegen
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
FLORAHOLLAND U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en FloraHolland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 oktober 2016, met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van FloraHolland,
  • de conclusie van antwoord in het incident van [eiseres] ,
  • de rolbeslissing van 4 januari 2017, waarbij FloraHolland is toegelaten PP Flora Ltd. in vrijwaring op te roepen,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 1 maart 2017,
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 augustus 2017, met de daarin genoemde stukken, waaronder de akte overlegging producties en wijziging van eis van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
FloraHolland exploiteert een bloemenveiling. PP Flora Ltd. (PP Flora) was een lid van de vereniging FloraHolland en verkocht bloemen op de bloemenveiling.
2.2.
Tussen PP Flora en FloraHolland bestond een rekening-courant verhouding.
PP Flora heeft expliciet FloraHolland toestemming gegeven om (onder meer) transportkosten automatisch voor PP Flora te voldoen en die kosten te verrekenen. Flowerwings Cargo B.V. heeft een overeenkomst gesloten met FloraHolland die inhield dat dat FloraHolland (tegen een vergoeding) vorderingen van Flowerwings op verkopers (zoals PP Flora) int voor Flowerwings.
2.3.
[eiseres] heeft ten laste van PP Flora onder FloraHollandbeslag gelegd.
2.4.
De door FloraHolland gelegde derdenbeslagen zijn gelegd op:
10 februari 2016 om 14:45
16 februari 2016 om 11:39
23 februari 2016 om 11:20
1 maart 2016 om 14:00
2.5.
De door FloraHolland (in deze procedure) afgelegde verklaring houdt – voor zover hier relevant – in:
- Beslag 10 februari 2016:
Tegoed terzake aanvoer op 10 februari 2016 te 14.45 uur: Geen bedrag opeisbaar. Pas opeisbaar op 16 februari 2016.
- Beslag 16 februari 2016:
Tegoed terzake aanvoer op 16 februari 2016 te 11.39 uur: € 46.574,17 (opbrengsten 8 februari tot en met 12 februari 2016).
- Beslag 23 februari 2016:
Tegoed terzake aanvoer op 23 februari 2016 te 11.20 uur: nihil (negatief).
- Beslag 1 maart 2016:
Tegoed terzake aanvoer op 1 maart 2016 te 14.00 uur: nihil. De negatieve stand per 23 februari 2016 en de nota’s van € 2.888,58 en € 2.637,32 zijn nog verrekend.
2.6.
Een bedrag van € 46.574,17 is ook door FloraHolland aan [eiseres] betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] heeft op basis van de door FloraHolland aangeleverde gegevens een overzicht gemaakt waaruit blijkt dat FloraHolland een bedrag van € 49.741,64 voor PP Flora onder zich zou hebben gehad op 10 februari 2016 en een bedrag van € 16.510,56 op 16 februari 2016. [eiseres] vordert (na wijziging van eis) betaling van € 19.678,03, het verschil tussen die bedragen en het betaalde bedrag van € 46.574,17, en vordert betaling van € 73,95 aan nog niet betaalde wettelijke rente over het al betaalde bedrag, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. De interne systematiek van FloraHolland en haar leden is dat per week werd betaald en verrekend. Zij schrijft ook in haar verklaring dat vorderingen niet opeisbaar zijn en het eerste derdenbeslag daarom geen doel treft. Dat is niet juist. Ook een nog niet opeisbare vordering is vatbaar voor beslag (vgl. artikel 477 lid 3 Rv). Ook op het moment van het leggen van derdenbeslag nog niet opeisbare vorderingen zijn dus door het beslag getroffen. De systematiek van de berekening van [eiseres] is dus – in beginsel – juist en de verklaring van FloraHolland is in beginsel niet juist. Het beslag van 10 februari 2016 heeft immers doel getroffen op de verkoopopbrengsten van (in ieder geval) 8 en 9 februari 2016 en de verkoopopbrengsten die zijn gerealiseerd op 10 februari 2016 vóór het leggen van het beslag. De vordering van [eiseres] is echter niet toewijsbaar, omdat het beroep van FloraHolland op verrekening slaagt.
4.2.
Door FloraHolland zijn facturen van Florawings (voor PP Flora) verrekend met het tegoed dat PP Flora toekwam. Tussen partijen is in geschil op welk moment FloraHolland bevoegd was te verrekenen en of die verrekeningen steeds voordat door [eiseres] beslag werd gelegd zijn uitgevoerd. Als meest verstrekkende verweer voert FloraHolland aan dat zij op grond van artikel 6:130 lid 2 BW zonder meer gerechtigd was om haar facturen en de facturen van Flowerwings te verrekenen. Dat verweer slaagt.
4.3.
Artikel 6:130 BW bepaalt:
1. Is een vordering onder bijzondere titel overgegaan, dan is de schuldenaar bevoegd ondanks de overgang ook een tegenvordering op de oorspronkelijke schuldeiser in verrekening te brengen, mits deze tegenvordering uit dezelfde rechtsverhouding als de overgegane vordering voortvloeit of reeds vóór de overgang aan hem is opgekomen en opeisbaar geworden.
2. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, wanneer op een vordering beslag is gelegd of een beperkt recht is gevestigd waarvan mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
Dat wil zeggen dat als de vorderingen die FloraHolland wil verrekenen uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien als waaruit de tegenvorderingen zijn ontstaan zij – in beginsel – bevoegd is om ook na het moment van beslaglegging die vorderingen te verrekenen. Als het gaat om een contractueel vastgelegde verrekeningsbevoegdheid dan kan tegen de beslaglegger in beginsel een beroep worden gedaan op die verrekeningsbevoegdheid (zie: Gerechtshof ’s Hertogenbosch, 26 mei 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1886 en Hoge Raad, 10 maart 1995, NJ 1996, 299).
4.4.
In dit geval gaat het om een contractueel overeengekomen verrekeningsbevoegdheid tussen FloraHolland en PP Flora en de verrekeningsbevoegdheid vloeit ook voort uit dezelfde rechtsverhouding. Het gaat immers om samenhangende overeenkomsten tussen PP Flora, FloraHolland en Flowerwings die zien op de verkoop van bloemen (door PP Flora) op de veiling van FloraHolland, het vervoer van die bloemen naar de veiling (door Flowerwings) en afspraken tussen deze drie partijen over de betaling.
FloraHolland mag dus haar vorderingen op PP Flora (die zijn ontstaan in verband met de veiling van de bloemen of doordat FloraHolland voor PP Flora facturen van Flowerwings heeft voldaan) ook na de momenten van beslaglegging nog verrekenen.
4.5.
Het geschil over wat door het beslag getroffen is, spitst zich toe op de verrekening van de factuur van Flowerwings van € 17.464,98 en een verschil van € 2.213,05 dat door [eiseres] verder niet is toegelicht. De factuur van Flowerwings mocht FloraHolland verrekenen. Uit het overzicht van [eiseres] maakt de rechtbank op dat het verschil van € 2.213,05 is ontstaan doordat [eiseres] ervan uitgaat dat FloraHolland nog een bedrag aan PP Flora verschuldigd was voor verkopen in week vijf van 2016 (de week voordat het eerste beslag is gelegd) die stelling is niet toegelicht. Dit punt kan naar het oordeel van de rechtbank ook in het midden blijven, want hoewel de verklaring van FloraHolland daar geen melding van maakt, blijkt uit een door [eiseres] overgelegde productie dat een factuur van Flowerwings van € 3.838,55 op 4 februari 2016 is voldaan. Die factuur is niet verwerkt in het overzicht van [eiseres] . Het bedrag overtreft het bedrag van € 2.213,05 waar het geschil van partijen nog op ziet ruimschoots. Gelet daarop acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat een bedrag van € 2.213,05 door het (eerste) beslag getroffen zou zijn en dat FloraHolland gehouden is om dat bedrag uit te keren aan [eiseres] .
4.6.
De gevorderde rentebetaling van € 73,95 is toewijsbaar. De verklaring dat het bedrag al is betaald, betekent dat over de verschuldigdheid van dat bedrag geen geschil bestaat. Dat er al is betaald, is nog niet gebleken. De rechtbank zal daarom FloraHolland veroordelen tot betaling, waarbij uiteraard geldt dat als FloraHolland de rente al heeft betaald, daarmee aan de uit te spreken veroordeling is voldaan en zij niet nogmaals gehouden kan worden tot betaling van het bedrag.
4.7.
Op grond van artikel 477a lid 1 Rv zal FloraHolland in de proceskosten van deze procedure worden veroordeeld: de verklaring van FloraHolland is pas in deze procedure gedaan, zodat de kosten van de procedure – in zoverre – nodeloos zijn veroorzaakt. Gelet op de uitkomst in deze procedure, zal de rechtbank het toepasselijke tarief matigen tot € 452,00 per punt. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.600,75
4.8.
In het incident is de beslissing omtrent de proceskosten aangehouden. In het incident is FloraHolland in het gelijk gesteld, maar gelet op de referte van [eiseres] in het incident en het verdere verloop van de procedure, zal de rechtbank de kosten van het incident tussen partijen compenseren.
4.9.
De rechtbank zal de gevorderde nakosten toewijzen. De wettelijke rente over de proceskosten is FloraHolland verschuldigd vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis en voor de nakosten vanaf veertien dagen na betekening ervan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt FloraHolland om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 73,95 (drieënzeventig euro en vijfennegentig eurocent),
5.2.
veroordeelt FloraHolland in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.600,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.3.
compenseert de kosten in het incident tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
veroordeelt FloraHolland in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat FloraHolland niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017.