ECLI:NL:RBAMS:2017:7302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
6097866 EA VERZ 17-580
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag en vergoeding bij onterecht beëindigde arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en Laww Interim B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.R. Nahar, heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van haar ontslag en vordering van een schadevergoeding van € 15.000,00. De arbeidsovereenkomst van de verzoekster met Laww Interim was beëindigd, naar de verweerster stelde, omdat het project waarvoor zij was aangenomen bij het UWV was geëindigd. De verzoekster betwistte dit en stelde dat zij zich ziek had gemeld en dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2017 zijn beide partijen verschenen en is de zaak besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd, omdat het project bij UWV niet was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat Laww Interim niet had aangetoond dat het project was geëindigd en dat de verzoekster niet had ingestemd met de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekster toegewezen, met uitzondering van de verzoeken tot wedertewerkstelling, en heeft Laww Interim veroordeeld tot betaling van het maandloon en een billijke vergoeding van € 15.000,00. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 december 2017, en de proceskosten zijn voor rekening van Laww Interim.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6097866 EA VERZ 17-580
beschikking van: 3 oktober 2017
func.: 869
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoekster]
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
nader te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. S.R. Nahar,
t e g e n
de besloten vennootschap Laww Interim B.V.
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verweerster,
nader te noemen: Laww Interim,
gemachtigde: mr. J.B.M. Swart.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend tot - samengevat - vernietiging van het haar gegeven ontslag. Laww Interim heeft een verweerschrift alsmede een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
Op 12 september 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Laww Interim is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken ingediend.
Beschikking is bepaald op heden.

1.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op 11 januari 2017 in dienst getreden bij Laww Interim in de functie van secretaresse voor 36 uur per week met een salaris van € 3.200,00 bruto exclusief emolumenten.
1.2
In de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
“(…)1.2
De part-time dienstbetrekking (36 uur per week) wordt aangegaan voor bepaalde tijd voor het project Secretaresse bij werkgever UWV via Conclusion Implementation en eindigt van rechtswege als het project bij UWV eindigt, zonder dat hiervoor enige opzegging noodzakelijk is.
(…)
9.
Ziekte en arbeidsongeschiktheid.
9.1
In geval van ziekte wordt met ingang van de derde week de ziekte 70 % van het salaris en vakantietoeslag als bedoeld in artikel 5 door de Werkgever betaald gedurende de periode maximaal van maximaal 104 weken, gerekend vanaf de eerste dag van ziekte. (…) ”
1.3
[verzoekster] heeft zich op of omstreeks 20 april 2017 ziek gemeld bij het UWV.
1.4
In de e-mail van [naam 3] van het UWV (hierna: [naam 3] ) van 20 april 2017 staat onder meer het volgende:
“(…) Hoi [verzoekster] ,
Ik zou het heel erg op prijs stellen als je er volgende week bent om af te ronden en over te dragen. Ik hoop dat je wat rust vind de komende dagen en zie je graag maandag!. (…)”
[verzoekster] heeft bij e-mail van 23 april 2017 het volgende geantwoord:
“(…) Vorige week heb ik met Conclusion en met jou af gesproken dat ik er deze week nog ben om af te ronden en over te dragen. Ik wil wel van te voren aangeven dat ik er niet hele dagen kan zijn. De huisarts heeft mij nadrukkelijk aangeraden om het heel rustig aan te doen omdat ik tegen een burn-out aan zit en erger wil voorkomen. (…)”
1.5
Op 25 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] enerzijds en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 1] (hierna: [naam 1] ), medewerkers van Laww Interim anderzijds. [verzoekster] heeft zich tijdens dit gesprek ziek gemeld bij [naam 2] .
1.6.
In de e-mail van [naam 3] aan [naam manager] , manager OPP bij het UWV, van 1 mei 2017 staat onder meer het volgende:
“(…) Hoi [naam manager] ,
Volgens mij is er geen sprake van een opzegtermijn. [verzoekster] heeft vorige week maandag 24 januari zelf aangegeven niet meer terug te komen (…)”
1.7
In de e-mail van Laww Interim van 2 mei 2017 aan [verzoekster] staat onder meer het volgende:
“(…) Hiermee bevestigen wij dat opdrachtgever Conclusion/UWV de opdracht heeft beëindigd per 25 april 2017 zoals we op deze datum met jou hebben besproken. Dit betekent dat het projectdienstverband met LAWW Interim ook per die datum is beëindigd zoals overeengekomen in het contract. (…)”
1.8
Bij brief van 18 mei 2017 heeft de gemachtigde van [verzoekster] gesteld dat de arbeidsovereenkomst niet beëindigd is en stukken opgevraagd waaruit blijkt dat het project Secretaresse is beëindigd.
1.9
Laww Interim heeft bij e-mail van 1 juni 2017 aan de gemachtigde van [verzoekster] een e-mail van diezelfde datum van [naam medewerker] , medewerker van Conclusion (hierna: [naam medewerker] ) aan [naam 1] , doorgestuurd. In deze e-mail staat onder meer het volgende:
“(…) [naam 1] ,
Voor de afwikkeling na de afloop van de opdracht van [verzoekster] had ik een gesprek gevolgd door een korte samenvattende mail.
[naam 4] is als Programmaondersteuner bij de IV transitie begonnen.
De opdracht van [verzoekster] is in overleg tussen UWV/ [verzoekster] en mij per de 25ste april beëindigd. Haar werkzaamheden zijn intern (middels een mw van OPP) overgenomen. (…)”
1.1
[verzoekster] heeft een Ziektewetuitkering aangevraagd en toegekend gekregen.
1.11
[verzoekster] heeft een “Niet-medische rapportage Ziektewet” van [naam bedrijfsarts] , bedrijfsarts bij het UWV, van 1 augustus 2017 overgelegd, betreffende een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in verband met een beoordeling in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter. In dit rapport staat als eerste ziektedag vermeld: 20 april 2017. Voorts staat daarin onder meer:
“(…)
Weging plausibiliteit en herstelgedrag: de ziektewetclaim is plausibel en het herstelgedrag adequaat.
Prognose: De verwachting is dat de medische situatie op termijn (binnen 3-6 maanden) nog aanzienlijk zal verbeteren.
(…)
Conclusie: Het is aannemelijk dat cliënte met deze beperkingen de maatgevende arbeid nu niet kan uitvoeren en daarmee is zij arbeidsongeschikt in het kader van de ziektewet. (…)”

2.Het verzoek

2.1
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht te verklaren dat niet vaststaat dat het project Secretaresse, dan wel het project Secretaris bij het project IV-Transitie, is beëindigd, althans niet op 25 april 2017, zodat de voorwaarde als overeengekomen in artikel 1.2. van de arbeidsovereenkomst niet is ingetreden en de arbeidsovereenkomst derhalve niet van rechtswege is geëindigd;
b. indien het project niet is geëindigd en vast zou komen te staan dat [verzoekster] heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, het ontslag te vernietigen omdat er sprake is van misbruik van omstandigheden;
Laww Interim te veroordelen om:
[verzoekster] , indien zij niet is hersteld, binnen twee dagen na betekening van de beschikking, op te laten roepen door de bedrijfsarts op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00, althans tot een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
d. [verzoekster] , indien zij wel hersteld is, binnen twee dagen na betekening van de beschikking, te werk te stellen in haar oude functie op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
e. aan [verzoekster] het maandloon van € 3.200,00 conform art. 9.1 van de arbeidsovereenkomst te betalen, vermeerderd met alle emolumenten vanaf 25 april 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
f. aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging van 50 % op grond van art. 7:625 BW;
g. aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift tot de voldoening;
h. aan [verzoekster] schriftelijke en deugdelijke bruto/netto-specificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van deze beschikking die Laww Interim nalatig is om aan deze veroordeling te voldoen;
i. de proceskosten te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking.
2.2
In dat kader heeft [verzoekster] aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd, omdat de voorwaarde van art. 1.2 van de arbeidsovereenkomst niet is ingetreden. Het project is niet geëindigd, enkel de opdracht tussen UWV/Conclusion en LAWW Interim, doch dit raakt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en Laww Interim niet. Bovendien is het opmerkelijk dat de opdracht geëindigd is, kort nadat [verzoekster] zich ziek heeft gemeld. Ook heeft Laww Interim, na de ziekmelding door [verzoekster] , haar ten onrechte niet door de bedrijfsarts laten oproepen. [verzoekster] stelt voorts dat zij nimmer heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en als zij dit wel zou hebben gedaan, er sprake is van misbruik van omstandigheden. Laww Interim beschikt voorts niet over toestemming tot opzegging op grond van art. 7:671a BW.

3.Verweer

3.1
Laww Interim verweert zich tegen het verzoek. Zij stelt voorop dat [verzoekster] ten onrechte niet onderbouwt of en zo ja, vanaf wanneer zij arbeidsongeschikt is, alsmede dat de loonvorderingen moeten worden afgewezen omdat [verzoekster] niet voldoet aan haar verplichtingen op grond van art. 7:629a BW. Voorts stelt zij dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen. [verzoekster] is door het UWV ingezet in de functie van Projectsecretaris OPP (Ondersteunend project personeel), nadat Conclusion en het UWV zijn overeengekomen dat Conclusion [verzoekster] ter beschikking stelt aan het UWV. Laww Interim is de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] aangegaan ten behoeve van deze situatie. [verzoekster] werd derhalve gedetacheerd bij het UWV, het betreft een uitzendovereenkomst en Laww Interim is feitelijk de hulppersoon van Conclusion. Tegen deze achtergrond dient art. 1.2 van de arbeidsovereenkomst uitgelegd te worden. Tussen partijen is een arbeidsovereenkomst overeengekomen voor zolang het UWV [verzoekster] in de functie van Projectsecretaris OPP wenst in te zetten. De arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat het UWV om welke reden dan ook de inzet van [verzoekster] niet langer wenst. Onder “project” dient in de gegeven omstandigheden te worden verstaan: de terbeschikkingstelling van [verzoekster] aan het UWV in de functie Projectsecretaris OPP, althans de concrete opdracht die Conclusion van het UWV ontving en waaraan feitelijke invulling werd gegeven. Zolang de opdracht van [verzoekster] bij het UWV bestaat, bestaat ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Laww Interim stelt dat de opdracht is beëindigd in overleg tussen Conclusion, UWV en [verzoekster] , zoals blijkt uit de e-mail van [naam medewerker] van Conclusion (zie hierboven rov. 1.9). [verzoekster] heeft het project UWV derhalve niet vanwege arbeidsongeschiktheid verlaten en het UWV heeft de opdracht beëindigd. Laww Interim heeft daarop geen invloed gehad. Voorts volgt uit het feit dat [verzoekster] thans een Ziektewetuitkering ontvangt dat de arbeidsovereenkomst geëindigd is. Daarmee heeft [verzoekster] berust in het einde van de arbeidsovereenkomst. Laww Interim betwist ook dat sprake is van misbruik van omstandigheden: de arbeidsovereenkomst is in overleg met [verzoekster] beëindigd, zoals blijkt uit voormelde e-mail van [naam medewerker] . Op basis daarvan is de opdracht door UWV geëindigd. Laww Interim heeft geen opzeggingsactiviteiten jegens [verzoekster] verricht: Laww Interim staat er derhalve buiten.
Voor zover wel loon wordt toegekend, heeft [verzoekster] tijdens ziekte slechts recht op 70 % van het salaris, op grond van art. 9.1 arbeidsovereenkomst en verzoekt Laww Interim om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil omdat Laww Interim buiten haar schuld in deze situatie verzeild is geraakt.

4.Het (voorwaardelijke) tegenverzoek

4.1
Laww Interim verzoekt voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst nog in stand blijkt te zijn, dat de kantonrechter:
a. de tussen partijen bestaande overeenkomst dadelijk, dan wel op een door de kantonrechter te bepalen tijdstip, ontbindt;
b. met veroordeling van [verzoekster] in der kosten van de procedure, inclusief de nakosten.
4.2
Laww Interim verzoekt ontbinding op grond van art. 7:671b lid 1 sub a BW in verbinding met art. 7:669 lid 3 sub h BW. Zij stelt dat een mogelijke arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] niet aan ontbinding in de weg staat. Grond voor de ontbinding is dat Laww Interim geen invulling meer kan geven aan de inhoud van de arbeidsovereenkomst, omdat het UWV de opdracht heeft beëindigd en een eigen werknemer op de functie heeft geplaatst. Laww Interim heeft voorts geen andere opdrachtgevers/klanten die verlegen zitten om een Projectsecretaris. Bovendien is [verzoekster] , nu zij arbeidsongeschikt is, helemaal niet bemiddelbaar. Laww Interim heeft derhalve geen herplaatsingsmogelijkheden: zij is een detacheerder en heeft geen interne functies beschikbaar. Daarbij ondervindt [verzoekster] geen nadeel omdat zij een Ziektewetuitkering ontvangt. Zonneklaar is dat Laww Interim [verzoekster] slechts in dienst wilde nemen voor zolang als dat zij werkzaam kon zijn bij het UWV. Als dit niet juist omschreven zou zijn in de arbeidsovereenkomst dan betekent dit nog niet dat de arbeidsovereenkomst thans nog altijd voortgezet dient te worden.
4.3
[verzoekster] heeft het volgende verweer gevoerd. Zij beroept zich op het opzegverbod bij ziekte en stelt voorts dat Laww Interim geen redelijke gronden heeft voor ontbinding. [verzoekster] kan ook binnen afzienbare tijd herstellen en elders re-integreren. Indien de ontbinding wel wordt toegewezen, maakt [verzoekster] aanspraak op een billijke vergoeding van € 15.000,00, vanwege het onfatsoenlijke gedrag van de werkgever.

5.Beoordeling

5.1
Het verzoek en het tegenverzoek lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
5.2
Laww Interim heeft in de eerste plaats gesteld dat [verzoekster] ten onrechte niet onderbouwt of en zo ja, vanaf wanneer zij arbeidsongeschikt is, alsmede dat de loonvorderingen moeten worden afgewezen omdat [verzoekster] niet voldoet aan haar verplichtingen op grond van art. 7:629a BW. Dit verweer verwerpt de kantonrechter. Afgezien van de vraag of Laww Interim een beroep op art. 7:629a BW toekomt nu zij zelf heeft nagelaten om een door haar in te schakelen bedrijfsarts te laten vaststellen of [verzoekster] al dan niet arbeidsongeschikt was en is, moet worden aangenomen dat op basis van de door [verzoekster] overgelegde rapportage van [naam bedrijfsarts] , bedrijfsarts bij het UWV van 1 augustus 2017, afdoende is vastgesteld dat [verzoekster] met ingang van 20 april 2017 arbeidsongeschikt is en dat zij daarmee heeft voldaan aan het in art. 7:629a BW gestelde.
5.3
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, op grond van wederzijdse instemming, dan wel van rechtswege op grond van het in art. 1.2 van de arbeidsovereenkomst bepaalde.
Beëindiging op grond van wederzijdse instemming
5.4
Het standpunt van Laww Interim dat de arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming is geëindigd, nu in de e-mail van het UWV van 1 mei 2017 (geciteerd in rov. 1.6) staat dat [verzoekster] zelf heeft aangegeven niet meer terug te komen en in de e-mail van [naam medewerker] van 1 juni 2017 (rov. 1.9.) staat: “de opdracht van [verzoekster] is in overleg tussen UWV/ [verzoekster] en mij per de 25ste april beëindigd”, verwerpt de kantonrechter. Tussen partijen staat onbetwist vast dat [verzoekster] zich op 20 april 2017 heeft ziek gemeld bij [naam 3] en [naam 2] heeft ter zitting bevestigd dat [verzoekster] zich in het gesprek op 25 juni 2017 (zie hierboven in rov. 1.5.) heeft ziek gemeld. Onder deze omstandigheden mocht Laww Interim in geen geval aannemen dat [verzoekster] had ingestemd met het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst. Art. 7:611 BW brengt mee dat Laww Interim verplicht was om te onderzoeken of er sprake was van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van [verzoekster] dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen, terwijl Laww Interim evenzeer had moeten onderzoeken of, áls er al sprake was van enigerlei instemming met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, [verzoekster] de gevolgen daarvan begreep en tenslotte had zij [verzoekster] moeten informeren over de gevolgen van een eventuele instemming met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Laww Interim heeft dit echter niet gedaan en zij heeft [verzoekster] niet door de bedrijfsarts laten oproepen.
De conclusie luidt dan ook dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming is geëindigd.
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van art. 1.2
5.5
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op grond van het in art. 1.2 van de arbeidsovereenkomst bepaalde. In art. 1.2 is bepaald dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd voor het project Secretaresse bij werkgever UWV, alsmede dat de overeenkomst van rechtswege eindigt als het project bij UWV eindigt.
5.6
Het meest verstrekkende verweer van Laww Interim is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW en dat het bepaalde in artikel 1.2 van de arbeidsovereenkomst, zoals hiervoor geciteerd, is te beschouwen als een uitzendbeding in de zin van artikel 7:691 lid 2 BW.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. Alhoewel de arbeidsovereenkomst kenmerken heeft van een uitzendovereenkomst, heeft Laww Interim onvoldoende feiten aangevoerd om ervan uit te kunnen gaan dat partijen hebben bedoeld een uitzend-overeenkomst te sluiten.
Van belang is dat nergens in de overeenkomst melding wordt gemaakt van ‘uitzenden’ of ‘uitzendovereenkomst’ of vergelijkbare bewoordingen. Anders dan Laww Interim heeft aangevoerd, blijkt niet voldoende duidelijk uit de tekst van de overeenkomst dat deze is bedoeld als een uitzendovereenkomst. Volgens Laww Interim had [verzoekster] dat moeten afleiden uit artikel 1.2 van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter deelt die mening niet, omdat die bepaling eerder duidt op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarin staat immers: “een partime-dienstbetrekking voor bepaalde tijd voor het project Secretaresse bij werkgever UWV”.
Wanneer Laww Interim de bedoeling had gehad om een uitzendovereenkomst met [verzoekster] aan te gaan, had zij daarvan schriftelijk opgave moeten doen aan [verzoekster] . Gelet op het karakter van een uitzendovereenkomst, waarbij een werknemer minder rechtsbescherming heeft dan bij een reguliere arbeidsovereenkomst, dient de opgave als bedoeld in artikel 7:655 lid 1 aanhef en onder m BW voldoende duidelijk te geschieden. Laww Interim heeft niet aangevoerd dat zij [verzoekster] op een andere wijze dan bij overeenkomst schriftelijk of elektronisch, zoals art. 7:655 BW vereist, heeft meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in artikel 7:690 BW.
5.7
Nu de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een uitzendovereenkomst, dient alsnog te worden beoordeeld of de reden voor beëindiging van rechtswege van de arbeidsovereenkomst, te weten: het eindigen van het project bij UWV, zich heeft voorgedaan. [verzoekster] stelt terecht dat dit niet het geval is, althans dat uit hetgeen Laww Interim naar voren heeft gebracht niet blijkt dat dit het geval is, op grond van het volgende. In de eerste plaats heeft Laww Interim geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat het UWV aan Laww Interim heeft aangegeven dat het project Secretaresse geëindigd is. Van het UWV heeft Laww Interim slechts de e-mail van [naam 3] van 1 mei 2017 (rov 1.5) overgelegd, waar niet méér in staat dan dat [verzoekster] zelf zou hebben aangegeven niet meer terug te komen. In deze e-mail staat dus niets over het eindigen van het project Secretaresse. Laww Interim heeft voorts enkel nog voornoemde e-mail van [naam medewerker] van Conclusion van 1 juni 2017 (rov. 1.9) overgelegd, die evenmin spreekt over het eindigen van het project Secretaresse, doch slechts stelt dat “de opdracht aan [verzoekster] ” is geëindigd. De “opdracht aan [verzoekster] ” is echter niet hetzelfde als “het project Secretaresse” van het UWV. Bevestiging voor het feit dat het project als zodanig niet is geëindigd volgt ook nog eens uit voornoemde e-mail van [naam medewerker] , die stelt dat de werkzaamheden van [verzoekster] zijn overgenomen door een andere medewerker. Of het al dan niet om een medewerker van het UWV gaat, doet in dit kader niet ter zake. Nu het einde van de arbeidsovereenkomst is gekoppeld aan het eind van het project, is doorslaggevend of de werkzaamheden van dit project zijn geëindigd en daarvan is niet gebleken.
5.8
Voor zover Laww Interim zich op het standpunt stelt dat onder “project Secretaresse” verstaan moet worden de opdracht aan [verzoekster] en dat met het eindigen van de opdracht aan [verzoekster] ook het project is geëindigd, stelt [verzoekster] terecht dat in dat geval het tijdstip van eindigen van de arbeidsovereenkomst niet objectief, dat wil zeggen onafhankelijk van de wil van partijen, kan worden vastgesteld. Een dergelijk uitleg van het begrip project brengt immers mee dat Laww Interim, dan wel - met haar instemming - UWV of Conclusion, geheel de vrije hand hebben om door de opdracht aan [verzoekster] te beëindigen ook het project waarvoor zij is aangenomen te beëindigen. Ingevolge vaste jurisprudentie (NJ 1953,243) is dat geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar is in dat geval sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
5.9
De conclusie uit het voorgaande luidt dat de arbeidsovereenkomst niet met wederzijdse instemming geëindigd is. Evenmin is deze van rechtswege tot een einde gekomen, ofwel omdat het project niet geëindigd, ofwel omdat het tijdstip van eindigen van de arbeidsovereenkomst niet objectief kan worden vastgesteld, waardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat. Laww Interim beschikt niet over toestemming tot opzegging op grond van art. 7:671a BW. Dat [verzoekster] thans een Ziektewetuitkering ontvangt maakt het bovenstaande niet anders.
De verzoeken van [verzoekster] zijn derhalve in beginsel toewijsbaar, zij het dat Laww Interim terecht stelt dat [verzoekster] (vanaf de derde week van arbeidsongeschiktheid) slechts recht heeft op 70 % van het salaris op grond van art. 9.1 van de arbeidsovereenkomst. De formulering van het verzoek tot veroordeling tot salarisbetaling (“conform artikel 9.1. van de arbeidsovereenkomst”) omvat dit echter.
Tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
5.1
Nu de voorwaarde voor het tegenverzoek is vervuld, dient beoordeeld te worden of het tegenverzoek van Laww Interim voor toewijzing vatbaar is.
5.11
Laww Interim verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:671b lid 1 sub a BW jo. art. 7:669 lid 3 sub h BW, te weten dat zich andere dan de in art. 7:669 sub a tot en met g BW genoemde omstandigheden voordoen die zodanig van aard zijn dat van Laww Interim in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Laww Interim stelt daarbij dat arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] niet in de weg staat aan toewijzing van het verzoek op de h-grond.
De kantonrechter ziet aanleiding om het ontbindingsverzoek toe te wijzen, op grond van het volgende. Ook al heeft Laww Interim de ontstane situatie aan zich zelf te wijten, vast staat wel dat het UWV de werkzaamheden het kader van het project Secretaresse aan een eigen medewerker heeft gegeven, zodat [verzoekster] daar niet meer terecht kan, terwijl niet gebleken is dat Laww Interim, als detacheringsbedrijf mogelijkheden heeft om [verzoekster] binnen het eigen bedrijf te laten re-integreren. Hoewel terughoudendheid betracht moet worden bij ontbindingsverzoeken tijdens ziekte, is de kantonrechter desalniettemin van oordeel dat onder de hiervoor vermelde omstandigheden van Laww Interim in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bovendien is de grond voor ontbinding niet gelegen in de ziekte van [verzoekster] .
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2017, te weten de eerste van de maand volgend op die waarin deze ontbindingsbeschikking wordt gewezen.
Daarbij wordt, indachtig het hierboven in rov. 5.8 overwogene, uitgaan van de opzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, te weten één maand. Daardoor wordt uitgekomen op de minimale termijn die art. 7:671b lid 8 sub a BW vermeld staat, te weten een maand.
5.12
[verzoekster] heeft, voor het geval de ontbinding wordt toegewezen, verzocht aan haar een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op art. 7:671b lid 8 sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW, gaat het uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van zodanige ernstig verwijtbaar handelen door Laww Interim dat een billijke vergoeding op zijn plaats is. Zo heeft zij nagelaten om de (mate van) arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] door een bedrijfsarts te laten vaststellen en te handelen op grond van art. 1.9 arbeidsovereenkomst. Voorts valt het Laww Interim te verwijten dat zij niet onderzocht heeft of [verzoekster] ondubbelzinnig instemde met het einde van de arbeidsovereenkomst en had zij geen genoegen mogen nemen met de mededeling van Conclusion dan wel het UWV dat de zij de opdracht beëindigen op het moment dat [verzoekster] zich ziek meldde. Op geen enkele manier is immers gesteld of onderbouwd dat Conclusion dan wel het UWV een andere reden hadden om de opdracht aan [verzoekster] stop te zetten, dan het feit dat zij zich had ziek gemeld.
Voor de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding houdt de kantonrechter, bij gebrek aan andersluidende aanwijzingen, rekening met de verwachting dat, indien Laww Interim anders had gehandeld, het dienstverband na 25 april 2016 nog twaalf maanden had kunnen voortduren, alsmede met het feit dat [verzoekster] niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding. Gelet daarop zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op het door [verzoekster] verzochte bedrag, te weten € 15.000,00 bruto.
5.13
Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden zal Laww Interim gelet op art. 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het tegenverzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
Conclusie met betrekking tot het verzoek en het tegenverzoek
5.14
Gelet op het toe te wijzen verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zijn de verzoeken van [verzoekster] tot wedertewerkstelling c.q. oproeping door de bedrijfsarts (zie hierboven rov. 2.1 sub c en d) slechts toewijsbaar voor het geval dat Laww Interim het tegenverzoek tot ontbinding intrekt. De overige verzoeken van [verzoekster] worden wel toegewezen, zij het dat de verzochte wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25 % en dat zowel de wettelijke verhoging als de wettelijke rente slechts worden toegewezen voor zover Laww Interim in gebreke is met de tijdige betaling van het maandloon.
In het tegenverzoek wordt de verzochte ontbinding per 1 december 2017 toegewezen, onder toekenning aan [verzoekster] van een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto.
5.15
De proceskosten voor het verzoek en het tegenverzoek komen voor rekening van Laww Interim, omdat zij de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is.
BESLISSING
De kantonrechter:
in het verzoek:
verklaart voor recht dat niet vaststaat dat het project Secretaresse, dan wel het project Secretaris bij het project IV-Transitie, is beëindigd, althans niet op 25 april 2017, zodat de voorwaarde als overeengekomen in artikel 1.2. van de arbeidsovereenkomst niet is ingetreden, althans dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet van rechtswege is geëindigd;
veroordeelt Laww Interim, voor het geval dat zij het ontbindingsverzoek conform het hieronder sub III gestelde intrekt, om:
a. [verzoekster] , indien zij niet is hersteld, binnen twee dagen na betekening van de beschikking, op te laten roepen door de bedrijfsarts op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
b. [verzoekster] , indien zij wel hersteld is, binnen twee dagen na betekening van de beschikking, te werk te stellen in haar oude functie op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
III. veroordeelt Laww Interim voorts om:
c. aan [verzoekster] het maandloon van € 3.200,00 conform art. 9.1. van de arbeidsovereenkomst te betalen, vermeerderd met alle emolumenten vanaf 25 april 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
d. aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging van 25 % op grond van art. 7:625 BW over het sub c. genoemde maandloon voor zover niet voldaan is aan het in art. 7:625 BW bepaalde;
e. aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente over het sub c. genoemde maandloon vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid van het maandloon tot de voldoening;
f. aan [verzoekster] schriftelijke en deugdelijke bruto/netto-specificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag na betekening van deze beschikking die Laww Interim nalatig is om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,00 ;
in het tegenverzoek:
IV. bepaalt dat de termijn, waarbinnen Laww Interim het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 31 oktober 2017;
voor het geval Laww Interim het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
V. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2017;
VI. veroordeelt Laww Interim om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van
€ 15.000,- bruto;
in het verzoek en het tegenverzoek:
VII. veroordeelt Laww Interim in de kosten van het verzoek en het tegenverzoek, tot op
heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op:
salaris € 300,00
griffierecht € 78,00
-----------------
totaal € 378,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
VIII. veroordeelt Laww Interim tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te
verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en Laww Interim niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
IX. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
X. wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter en op 3 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter