Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en ING Bank N.V. [eiseres] vorderde de verwijdering van negatieve BKR-registraties die door ING waren geplaatst. De achtergrond van de zaak betreft een studentenkrediet dat [eiseres] in 2003 had afgesloten, maar door persoonlijke omstandigheden, waaronder arbeidsongeschiktheid, heeft zij betalingsachterstanden opgelopen. ING heeft de vordering in 2013 opgeëist en de registratie bij het BKR doorgegeven. [eiseres] stelde dat de registratie onterecht was en dat deze haar kansen op het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning ernstig benadeelde.
De voorzieningenrechter overwoog dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij haar vordering, gezien de naderende deadline voor het financieringsvoorbehoud van de woning die zij wilde kopen. De rechter bevestigde dat de registratie van de 'A' codering terecht was, maar dat de registratie van codering 2, die door ING was gemeld, ook terecht was, ondanks de late melding. De rechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat de inbreuk op de belangen van [eiseres] niet onevenredig was in verhouding tot het doel van de registratie. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van ING.