ECLI:NL:RBAMS:2017:7271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
13/751666-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Roemeense verdachte aan België na verweer van onschuld

Op 26 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale rechtshulpkamer, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense verdachte aan de Belgische autoriteiten. De verdachte was in Nederland aangehouden en de Belgische autoriteiten hadden een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd op 29 mei 2017. De verdachte beweerde nooit in België te zijn geweest op de data van de vermeende feiten, maar dit verweer werd door de rechtbank niet geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van de verdachte was vastgesteld en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar waren. De rechtbank verklaarde de overlevering toelaatbaar en wees de vordering van de officier van justitie toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751666-17
RK-nummer: 17/4956
Datum uitspraak: 26 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 mei 2017 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, België, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Roemenië, op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam HvB] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 september 2017.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. U. Santi, advocaat te Waalwijk en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek, afgeleverd door eerdergenoemde Onderzoeksrechter en gedateerd 29 mei 2017.
Referentienummer OR [naam] [nummer]
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen. De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Feit van 16 januari 2017:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit van 20 januari 2017:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit van 13 december 2016:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit van 19 februari 2017:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit van 6 februari 2017:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit van 31 maart 2017:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
De raadsman heeft schriftelijke bescheiden aan de rechtbank overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de opgeëiste persoon in de periode dat de strafbare feiten zijn gepleegd in Roemenië verbleef. Met behulp van deze bescheiden beoogt de opgeëiste persoon aan te tonen dat hij op 2 maart 2017 in Roemenië een verkeersovertreding beging en de boete daarvoor op 3 maart 2017 heeft betaald, dat hij op 25 januari 2017 in Roemenië een arts heeft bezocht en op diezelfde dag een bezoek aan een ziekenhuis heeft gebracht en dat hij op
15 februari 2017 een auto heeft verkocht.
De opgeëiste persoon heeft hier aan toegevoegd dat hij op één van de in het EAB genoemde pleegdata in Roemenië een varken heeft geslacht.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer niet kan slagen.
De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Uit hetgeen is aangevoerd is niet onomstotelijk komen vast komen staan dat de opgeëiste persoon onmogelijk betrokken kan zijn geweest bij de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.