ECLI:NL:RBAMS:2017:7269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
13/684517-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling ex-vriendin, dragen honkbalknuppel en beledigen politieagent

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, het dragen van een honkbalknuppel en belediging van een politieagent. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 17 oktober 2016 en 14 maart 2017. De verdachte heeft op 17 oktober 2016 zijn ex-vriendin mishandeld door haar in het gezicht te slaan en aan haar haren te trekken, wat resulteerde in letsel. Dit gebeurde terwijl er nog geen vijf jaar waren verstreken sinds een eerdere veroordeling voor een soortgelijk misdrijf. Op 14 maart 2017 heeft de verdachte opnieuw zijn ex-vriendin mishandeld, ditmaal met een honkbalknuppel, en heeft hij deze knuppel ook op straat gedragen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Daarnaast heeft hij een politieagent beledigd door hem te beschimpen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling en de belediging, maar niet aan de tweede mishandeling met de honkbalknuppel. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van zeventien dagen opgelegd, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van veertig uren. Tevens is er een geldboete van €200 opgelegd voor het dragen van de honkbalknuppel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn alcoholproblematiek en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684517-16
Datum uitspraak: 22 augustus 2017 (onmiddellijk uitspraak)
Verkort vonnis van meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [GBA].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.A. Zevenbergen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) in/tegen het gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) aan diens haren heeft getrokken en/of gerukt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2. hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door met een honkbalknuppel, althans een hard en/of groot voorwerp, te slaan en/of te duwen en/of te stoten in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
4. hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar [verbalisant] (agent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Jij bent een kankerlijer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
De rechtbank is – met de officier van justitie en anders dan de raadsman – van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen. Tevens kan worden bewezen dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling.
Verdachte was op 17 oktober 2016 ongevraagd aanwezig in de woning van [slachtoffer]. Verdachte en [slachtoffer] hebben daar toen ruzie gekregen. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling en verklaard dat verdachte haar in het gezicht heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken. Haar aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] die direct is afgelegd nadat de politie ter plaatse was gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan wat [slachtoffer] en [getuige] over de mishandeling hebben verklaard. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat hij zich eerder heeft schuldig gemaakt aan mishandeling en daarvoor op 22 oktober 2015 (onherroepelijk) is veroordeeld.
4.2.
De rechtbank acht – net als de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Hoewel verdachte [slachtoffer] wel een por heeft gegeven met de honkbalknuppel zoals hij zelf heeft verklaard hetgeen echter geen mishandeling oplevert, is de rechtbank er niet van overtuigd dat hij haar ook met de knuppel heeft geslagen of anderszins pijn heeft gedaan.
4.3.
Verdachte heeft bekend dat hij op 14 maart 2017 op straat heeft gelopen met een honkbalknuppel zoals in het dossier staat geverbaliseerd. Verdachte heeft toegegeven dat hij de knuppel toen niet heeft gebruikt waarvoor deze is bedoeld, maar heeft gepakt omdat [slachtoffer] en [persoon] voor de woning van zijn moeder stonden en [persoon] een mes bij zich had. De onder 3 ten laste gelegde overtreding van de Wet wapens en munitie kan dan ook worden bewezen.
4.4.
Verdachte heeft desgevraagd toegegeven dat hij iets heeft gezegd tegen de politieagent. De rechtbank heeft mede daardoor de overtuiging gekregen dat verdachte [verbalisant], die bezig was met zijn werk als politieagent, heeft uitgescholden voor kankerlijer. De onder 4 ten laste gelegde belediging van een ambtenaar in functie kan daarom worden bewezen.
4.5.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat hij
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 17 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en voornoemde [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden, zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 14 maart 2017 te Amsterdam, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 14 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar [verbalisant], agent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Jij bent een kankerlijer”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 4 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van veertig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van twintig dagen en ten slotte dat verdachte voor het onder 3 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 100,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van twee dagen.
8.2.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.4.
Terwijl zijn ex-vriendin niet thuis was, is verdachte naar haar woning gegaan om daar te gaan slapen. Toen zijn ex-vriendin midden in de nacht was thuisgekomen, heeft hij voor de zoveelste keer ruzie met haar gekregen. Verdachte heeft [slachtoffer] pijn gedaan door haar te slaan en aan haar haren te trekken.
8.5.
De rechtbank laat ten nadele van verdachte meewegen dat hij meermalen (onherroepelijk) is veroordeeld voor (huiselijk) geweld zoals blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 juli 2017.
8.6.
Verdachte is naar aanleiding van deze mishandeling in bewaring gesteld. De rechter-commissaris heeft echter onmiddellijk de voorlopige hechtenis geschorst en onder meer als voorwaarde gesteld dat verdachte geen nieuw strafbaar zou plegen. Desondanks is het een half jaar later weer misgegaan. Verdachte heeft ondanks dat hem verboden was contact te hebben met [slachtoffer] toch contact met haar gehad. De volgende dag stond zij samen met [persoon] voor de woning van de moeder van verdachte waar verdachte op dat moment was. Verdachte heeft zich uit zijn tent laten lokken en is met een honkbalknuppel naar buiten gekomen. Nadat verdachte was aangehouden, heeft hij een politieagent uitgescholden voor kankerlijer.
8.7.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 3 maart 2017, dat door I. Franse, reclasseringswerker, over verdachte is opgemaakt. De conclusie in het rapport houdt onder meer in dat het overmatig drinken van verdachte een dominante rol speelt bij zijn delictgedrag en dat hij problemen met emotieregulatie en zelfcontrole ervaart. Verdachte heeft een vaste baan als buschauffeur. Hij staat onder toezicht bij de Reclassering Inforsa en houdt zich in dit kader goed aan de afspraken. Hij is aangemeld voor een behandeling bij De Waag. Deze behandeling zal zich voornamelijk richten op de problemen in de (voormalige) relatie, emotieregulatie en alcoholmisbruik. Om de kans op recidive te verkleinen is het volgen van voornoemde gedragsinterventie in een drangkader geïndiceerd.
8.8.
De reclassering adviseert verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
8.9.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering. Zij zal verdachte voor de mishandeling van zijn ex-vriendin en de belediging van de politieagent een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie dagen opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit wordt verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen opgelegd. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van twee jaar verbinden en daarbij als bijzondere voorwaarden stellen dat verdachte zich moet (blijven) melden bij de reclassering en zich moet laten behandelen voor zijn problemen. Dat laatste kan ook inhouden dat verdachte zich moet laten opnemen in een kliniek.
8.10.
De rechtbank zal verdachte ten slotte voor het dragen van een honkbalknuppel op straat terwijl hij die knuppel als wapen gebruikte veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 subsidiair vier dagen hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 43a, 57, 62, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
- Mishandeling terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
- Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
- Eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 en 4 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf van
17 (zeventien) dagen.
Beveelt dat de tijd (drie dagen) die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 14 (veertien) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich zo snel mogelijk na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering JVZ Inforsa aan de Keizersgracht 572 in Amsterdam en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden en onder toezicht en leiding van Reclassering JVZ Inforsa zal blijven en zich naar de door of namens deze instelling te geven aanwijzingen zal gedragen, dit alles zolang deze reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
5. moet meewerken aan diagnostiek/risicoanalyse met agressieproblematiek als specifiek aandachtspunt en indien geïndiceerd zal meewerken aan behandeling bij de Forensische Ambulante Zorg van Inforsa (FAZ) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling dor of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven ook als dat een klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek inhoudt. Deze kortdurende klinische opname van maximaal 7 (zeven) weken kan plaatsvinden bij een ambulant behandeltraject.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van
€ 200,00(tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 (vier) dagen.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag nadat het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en S. Meijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit verkort vonnis mede te ondertekenen.