Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1963, die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen na het onderzoek op de terechtzitting. De officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Overmeire. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van verklaringen van M.N. Bink van Reclassering Nederland.
De tenlastelegging omvatte onder andere de mishandeling van [slachtoffer 2] op 16 januari 2017, waarbij de verdachte [slachtoffer 2] bij de kraag heeft gepakt en tegen de muur heeft geduwd. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van zijn ex-partner, [slachtoffer 1], door middel van dreigende sms-berichten. De rechtbank oordeelde dat de sms-berichten niet als bedreigend konden worden beschouwd en sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging.
De rechtbank achtte echter bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn handelen, min of meer hevige onaangename lichamelijke gevoelens bij [slachtoffer 2] had teweeggebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie dagen op, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij een forensische zorginstelling. De rechtbank benadrukte dat de verdachte hulp en begeleiding nodig heeft om recidive te voorkomen.