ECLI:NL:RBAMS:2017:7268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
13/684025-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling en vrijspraak van bedreiging in Amsterdam

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1963, die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen na het onderzoek op de terechtzitting. De officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Overmeire. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van verklaringen van M.N. Bink van Reclassering Nederland.

De tenlastelegging omvatte onder andere de mishandeling van [slachtoffer 2] op 16 januari 2017, waarbij de verdachte [slachtoffer 2] bij de kraag heeft gepakt en tegen de muur heeft geduwd. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van zijn ex-partner, [slachtoffer 1], door middel van dreigende sms-berichten. De rechtbank oordeelde dat de sms-berichten niet als bedreigend konden worden beschouwd en sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging.

De rechtbank achtte echter bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn handelen, min of meer hevige onaangename lichamelijke gevoelens bij [slachtoffer 2] had teweeggebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie dagen op, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij een forensische zorginstelling. De rechtbank benadrukte dat de verdachte hulp en begeleiding nodig heeft om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684025-17
Datum uitspraak: 22 augustus 2017 (onmiddellijk uitspraak)
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [GBA].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Overmeire, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen M.N. Bink, werkzaam bij Reclassering Nederland, heeft verklaard.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2016 tot en met 11 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn ex-partner) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend schriftelijk (via sms berichten) de woorden toegevoegd:
Muerte tu en/of
Tu madre en/of
Con uno coro blanco en/of
Camino atras vale en/of
Tu ma panpa mi kong en/of
Tu verda tene que matarte
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. hij op of omstreeks 16 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2]
3. in/op/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
4. bij de kraag te pakken en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] tegen de muur te duwen.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde: bedreiging van [slachtoffer 1]
3.1.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – niet bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe het volgende.
3.1.2.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 19 november 2016 tot en met 11 december 2016 de in de tenlastelegging genoemde sms’jes naar zijn vrouw [slachtoffer 1] heeft verstuurd. In het dossier (pagina 20/40) staat dat de twee sms’jes die als laatste in de tenlastelegging staan vermeld, zijn verstuurd op respectievelijk 10 en 15 januari 2016 of 2017. Aangezien deze sms’jes buiten de ten laste gelegde periode vallen, moet verdachte reeds daarom hiervan worden vrijgesproken.
In het dossier (pagina 23) zijn de eerste vier sms’jes als volgt vertaald:
(19 november 2016) Muerte tu:
de dood van u;
(1 december 2016) Tu madre:
dood aan je moeder;
(11 december 2016) Con uno coro blanco:
door een wit koord;
(11 december 2016) Camino atras vale:
Ik ben altijd achter je er is geen weg terug.
De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat deze sms’jes, afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd, in redelijkheid bij [slachtoffer 1] de vrees konden opwekken dat zij (door toedoen van verdachte) het leven zou verliezen of het slachtoffer zou worden van zware mishandeling.
3.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde: mishandeling van [slachtoffer 2]
3.2.1.
heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij door verdachte en diens zoon [naam zoon] is aangevallen. Hij heeft vervolgens aangifte gedaan van mishandeling en verklaard dat hij door verdachte en [naam zoon] is geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] bij zijn kraag heeft vastgepakt en hem tegen de muur heeft geduwd. Ter zitting heeft verdachte gedemonstreerd hoe hij dat heeft gedaan. Verdachte, wiens postuur een stuk forser is dan dat van [slachtoffer 2], is bepaald niet zachtzinnig te werk is gegaan. Gelet op de hardhandige wijze waarop verdachte [slachtoffer 2] heeft aangepakt, kan het niet anders dan dat hij hierdoor min of meer hevige onaangename lichamelijke gevoelens bij [slachtoffer 2] heeft teweeggebracht (vgl. Hoge Raad 13 juni 2017, ECLI.NL:HR:2017:1077). Daarmee kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2]. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat [slachtoffer 2] ook is geslagen, is zij er niet van overtuigd dat verdachte dit heeft gedaan. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.2.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 16 januari 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] bij de kraag te pakken en vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] tegen de muur te duwen.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van (drie dagen) voorarrest en een taakstraf van zestig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van dertig dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport geadviseerd.
7.2.
De raadsvrouw heeft bepleit dat mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, verdachte alleen een voorwaardelijke straf wordt opgelegd.
7.3.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
7.4.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.5.
Verdachte heeft, in het bijzijn van zijn 17-jarige zoon, de man die ook een relatie heeft met de vrouw van verdachte hardhandig willen duidelijk maken dat het zo niet verder kan en zich zo schuldig gemaakt aan mishandeling. Hoewel het voorstelbaar is dat verdachte niet gelukkig was met de situatie, is hij te ver gegaan door [slachtoffer 2] bij zijn kraag te grijpen en hem tegen de muur te duwen. Hoe vervelend de situatie ook is, je mag niet aan elkaar komen. Verdachte krijgt daarom straf.
7.6.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 20 juli 2017. Zij laat ten nadele van verdachte meewegen dat hij eerder is veroordeeld voor (huiselijk) geweld.
7.7.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 mei 2017, dat door J.M. van Hagen, reclasseringswerker, over verdachte is opgemaakt. De conclusie in het rapport houdt onder meer het volgende in. Verdachte handelde gedeeltelijk uit onmacht. Hij beschikt nauwelijks over zelfinzicht en reflecteert amper op zijn gedrag. Hij handelt geregeld impulsief. Hij heeft een verstandelijke beperking en een destructieve relatie met zijn partner. Er zijn meermalen meldingen van huiselijk geweld geweest. Hij en zijn partner zijn niet in staat om zelfstandig hun kinderen goed op te voeden en hebben hierbij ondersteuning nodig. Een risicofactor voor recidive zijn daarnaast de schulden van verdachte. In het rapport staat ook dat verdachte zich heeft gehouden aan de afspraken die zijn gemaakt met de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en het toezicht serieuzer neemt dan in 2016.
De reclassering heeft geadviseerd verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland, een behandeling bij De Waag en een verplichting zich te houden aan alle afspraken die in het kader van zijn schuldhulpverleningstraject worden gemaakt.
7.8.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat, gelet op de situatie en de persoon van verdachte, de drie dagen die verdachte op het politiebureau heeft vastgezeten een passende straf zijn. Verdachte krijgt daarom een gevangenisstraf van drie dagen met aftrek van voorarrest opgelegd. Verdachte heeft bovenal hulp en begeleiding nodig om te voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat, maar ook om zijn leven verder op orde te krijgen. De rechtbank zal daarom ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die in het reclasseringsrapport staan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd (drie dagen) die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
11 (elf) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich zo snel mogelijk na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden en onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland zal blijven en zich naar de door of namens deze instelling te geven aanwijzingen zal gedragen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. gezien de directe samenhang van de mogelijk psychische problemen, zijn gedrag en de vaardigheden van veroordeelde en diens delictgedrag, zich moet laten behandelen bij Forensisch psychiatrische polikliniek De Waag dan wel een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, dit ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar(s) zullen worden gegeven;
6. zich moet houden aan alle afspraken die in het kader van het schuldhulpverleningstraject (met hem) worden gemaakt.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en S. Meijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit verkort vonnis mede te ondertekenen.