ECLI:NL:RBAMS:2017:7267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
13/741113-17 + 13/684189-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens inbraak in winkel op station Duivendrecht met gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2017 betrokken was bij een inbraak in een winkel op station Duivendrecht. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot het pand had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en de verdediging van de verdachte door zijn raadsman, mr. R. van Viersen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen sigaretten had weggenomen uit de winkel, waarbij aanzienlijke schade was aangericht aan het rolluik van het pand.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en een locatieverbod voor station Duivendrecht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de herstelkosten van het pand, toegewezen tot een bedrag van € 4.926,46, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gestolen sigaretten niet zijn teruggevonden. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741113-17 + 13/684189-16 (TUL)
Datum uitspraak: 22 augustus 2017 (onmiddellijk uitspraak)
Verkort vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [GBA] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen H.W.J. van der Geest, werkzaam bij Reclassering Nederland, heeft verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft ten slotte kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 17 mei 2017 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (bedrijfs)pand (perceel [adres] ) heeft weggenomen een of meerdere pak(ken) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan de [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemd (bedrijfs)pand heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen een of meerdere pak(ken) sigaretten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een rolluik behorende bij voornoemd (bedrijfs)pand.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – (mede op grond van zijn bekennende verklaring) bewezen dat verdachte op 17 mei 2017 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (perceel [adres] ) heeft weggenomen sigaretten, toebehorend aan de [bedrijf] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben verschaft door middel van braak op een rolluik behorende bij voornoemd bedrijfspand.
4.2.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdtwintig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan vijfenzestig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van honderdtwintig uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van zestig dagen.
8.2.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een ontwikkeling doormaakt richting volwassenheid en dat zijn bekentenis daar het bewijs van is. Hij heeft verzocht alleen een geheel voorwaardelijke straf op te leggen om de goede weg waarop verdachte zich nu bevindt niet te doorkruisen en dus ook af te zien van het opleggen van een taakstraf omdat verdachte nog meer dan honderd uren taakstraf moet verrichten en hij niet overvraagd zou moeten worden omdat het dan mogelijk weer mis gaat.
8.3.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.4.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en een taakstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.5.
Verdachte heeft in het holst van de nacht samen met anderen in de [bedrijf] op station Duivendrecht ingebroken. Verdachte en zijn mededaders hebben het rolluik van de winkel geforceerd en veel schade aangericht. De schade was dermate groot dat de winkel de volgende dag niet direct open kon. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf een passende en geboden reactie is.
8.6.
De rechtbank laat ten nadele van verdachte meewegen dat dit niet de eerste keer is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 20 juli 2017 betreffende verdachte blijkt dat verdachte op 24 november 2016 hier ook voor is veroordeeld.
8.7.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 1 augustus 2017 dat H.W.J. van der Geest, reclasseringswerker, over verdachte heeft opgemaakt. De conclusie in het rapport houdt onder meer het volgende in. Verdacht behoort tot de Top600-doelgroep en voldoet aan de harde ISD-criteria. Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten. Het ontbreekt verdachte op dit moment aan structuur en regelmaat in zijn leven. Hij beschikt niet over een structurele en zinvolle dagbesteding; hij heeft alleen op donderdag en vrijdag zijn taakstraf. Er bestaan tevens grote zorgen over zijn sociaal netwerk. Er is sprake van een beneden gemiddeld intelligentieniveau, wat mogelijk van invloed is op zijn delictgedrag en eventuele beïnvloedbaarheid en hij heeft een tekort aan probleemhanteringsvaardigheden. De hulpverleningsorganisaties willen verdachte nog één kans bieden zich te bewijzen. Verdachte is zich hiervan bewust en zal zich actief moeten inzetten voor deze laatste kans. Daarbij is het voor de hulpverlening van belang dat nadere diagnostiek, uitgevoerd door De Waag, plaatsvindt, zodat meer zicht wordt verkregen op in hoeverre sprake is van onwil of onkunde bij het niet nakomen van afspraken. Gelet op de beperkte draagkracht en beperkte verstandelijke vermogens is het wenselijk om de begeleiding te richten op het vergroten van de zelfredzaamheid en het probleembesef van betrokkene en het aanleren van adequate copingvaardigheden. Het is belangrijk dat structuur en regelmaat wordt geboden aan verdachte zodat hij weet waar hij aan toe is. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het inzetten van teveel hulpverlening kan zorgen voor overvraging van verdachte, wat mogelijk een negatief effect heeft op de voortgang en eventuele gedragsverandering. Positief is te noemen dat hij zich gemotiveerd heeft getoond om zich in te zetten voor zijn schorsingstoezicht inclusief bijzondere voorwaarden, en dat zijn moeder zich betrokken toont.
8.8.
De reclassering adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een groot aantal bijzondere voorwaarden. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en zal verdachte de gelegenheid bieden de laatste kans die de reclassering hem geeft aan te grijpen om wat zijn leven te maken en zich niet meer schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van 120 dagen opleggen met aftrek van (54 dagen) voorarrest en bepalen dat 66 dagen niet ten uitvoer gelegd zullen worden. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. De proeftijd bedraagt 3 jaar, zodat verdachte die hele periode baat kan hebben bij de geboden ondersteuning. Gelet op de ernst van de zaak, het strafblad van verdachte en de straffen die doorgaans voor bedrijfsinbraken worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat hiermee niet kan worden volstaan. Verdachte krijgt daarom ook een taakstraf van 80 uur opgelegd subsidiair 40 dagen hechtenis.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert in totaal € 6.571,72 aan materiële-schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het betreft de vergoeding van de volgende gestelde schadeposten:
  • Herstelkosten pand o.a. rolluik: € 4.926,46
  • [firmanaam] : € 1.394,66
  • Gestolen goederen: € 250,60
9.2.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De vordering is wat betreft de vergoeding van de herstelkosten van het rolluik niet betwist. Deze gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en daarom zal de vordering in zoverre worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
9.3.
De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de stukken blijkt dat de gestolen sigaretten niet zijn meegenomen. De behandeling van de vordering levert ten aanzien van die posten een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk of de sigaretten niet alsnog konden worden verkocht. Voorts is niet duidelijk hoe het zit met de offerte. Het toelaten van nadere bewijslevering of een nadere toelichting zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bedrijfsinbraak samen met anderen heeft gepleegd. Aangezien verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens [benadeelde partij] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
9.5.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
9.6.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.De vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1.
Verdachte is in de zaak met parketnummer [parketnummer] bij onherroepelijk geworden – op tegenspraak – gewezen vonnis van 24 november 2016 van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 67 dagen, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.2.
De officier van justitie heeft een schriftelijke vordering ingediend die op 23 mei 2017 ter griffie van deze rechtbank is ontvangen waarin wordt gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van deze straf ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat niet de tenuitvoerlegging wordt gelast maar dat de proeftijd met een jaar wordt verlengd. De raadsman heeft bepleit niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
10.3.
Weliswaar heeft verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis en zou dat aanleiding kunnen zijn de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten, maar dat zal de rechtbank niet doen. Zij zal evenmin de proeftijd verlengen of de gevangenisstraf omzetten naar een taakstraf. De vordering wordt afgewezen omdat verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden een pakket van bijzondere voorwaarden en daarnaast een taakstraf zodat verlengen van de proeftijd of het omzetten naar een taakstraf geen toegevoegde waarde heeft.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
66 (zesenzestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
4. zich zo snel mogelijk na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en zich blijft melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
5. zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder veroordeelde opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn dagelijks leven met als doel hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt;
6. zich laat behandelen bij de Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door de behandelaar zullen worden gegeven en waarbij hij meewerkt aan de geboden Topzorg;
7. zich tot en met 11 januari 2018 niet bevindt op station Duivendrecht (en ook niet via dit station zal reizen) en zich de controle van dit locatieverbod met een elektronisch controlemiddel moet laten welgevallen;
8. uiterlijk tot en met 22 februari 2018 verblijft op het adres [GBA] . De veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op dit verblijfadres. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft betrokkene 4 uur per dag vrij te besteden. Wanneer betrokkene op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met betrokkene en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
9. verblijft bij [instelling] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich moet houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
10. zich houdt aan zijn afspraken met Cura XL of een soortgelijke instelling en aan de afspraken die zijn gemaakt vanuit de Top600-aanpak;
11. zijn medewerking verleent aan het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding ook als dat inhoudt meewerken aan een WPI leer/werktraject.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] , gevestigd te Utrecht, toe tot een bedrag van
€ 4.926,46(vierduizend negenhonderdzesentwintig euro en zesenveertig cent).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Verklaart [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij] , te betalen de som van € 4.926,46 (vierduizend negenhonderdzesentwintig euro en zesenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 mei 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 59 (negenenvijftig), met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander of anderen heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf in de zaak met parketnummer 13/684189-16 af.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en S. Meijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit verkort vonnis mede te ondertekenen.