Op 27 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken, opzetheling en bedreiging. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 13 september 2017, waarbij de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en de raadsman, mr. D.G. Peters, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van camera's, sieraden en laptops uit verschillende woningen op 29 maart 2017, en van het bedreigen van een politieagent op 20 april 2017.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de inbraken, omdat er geen direct verband kon worden aangetoond tussen de verdachte en de woningen waar de inbraken plaatsvonden. De getuigenverklaringen waren te algemeen en er waren geen sporen van de verdachte in de woningen aangetroffen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten van inbraak.
Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan opzetheling, omdat hij goederen voorhanden had die van misdrijf afkomstig waren. Ook werd bewezen dat de verdachte samen met een ander de inbraak in de woning van [persoon 4] en [persoon 5] had gepleegd. De bedreiging van de politieagent werd eveneens bewezen, waarbij de verdachte dreigende woorden had geuit.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling in een forensische zorginstelling. De benadeelde partij, [persoon 4], kreeg een schadevergoeding van €300,00 toegewezen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.