ECLI:NL:RBAMS:2017:7159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/741070-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraken en opzetheling met gevangenisstraf

Op 27 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken, opzetheling en bedreiging. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 13 september 2017, waarbij de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en de raadsman, mr. D.G. Peters, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van camera's, sieraden en laptops uit verschillende woningen op 29 maart 2017, en van het bedreigen van een politieagent op 20 april 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de inbraken, omdat er geen direct verband kon worden aangetoond tussen de verdachte en de woningen waar de inbraken plaatsvonden. De getuigenverklaringen waren te algemeen en er waren geen sporen van de verdachte in de woningen aangetroffen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten van inbraak.

Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan opzetheling, omdat hij goederen voorhanden had die van misdrijf afkomstig waren. Ook werd bewezen dat de verdachte samen met een ander de inbraak in de woning van [persoon 4] en [persoon 5] had gepleegd. De bedreiging van de politieagent werd eveneens bewezen, waarbij de verdachte dreigende woorden had geuit.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling in een forensische zorginstelling. De benadeelde partij, [persoon 4], kreeg een schadevergoeding van €300,00 toegewezen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741070-17 (Promis)
Datum uitspraak: 27 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.G. Peters, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres 1] ) heeft weggenomen drie, althans een of meer camera's (merk Canon en/of Sony) en/of dertien, althans een of meer cameralenzen en/of een horloge en/of een (gouden) ring en/of drie, althans een of meer lens adapters, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een (keuken)raam van voornoemde woning en/of door middel van inklimming in voornoemde woning;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie, althans een of meer camera's en/of een of meer cameralenzen en/of een of meer lens adapters heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 2
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (bestaande uit een of meer kettingen en/of ringen en/of oorbellen en/of horloges) en/of een fotocamera (merk Nikon) en/of een cameralens (merk Nikon) en/of een cameraflitser (merk Nikon) en/of zeven, althans een of meer laptops (merk Dell en/of Acer en/of HP), geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een (keuken)raam van voornoemde woning en/of door middel van inklimming in voornoemde woning;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer laptop's heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 3
hij op of omstreeks 20 april 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een tas en/of een laptop (merk Apple) en/of een horloge (merk Sinn) en/of een hoeveelheid briefgeld en/of een hoeveelheid sieraden (bestaande uit drie althans een of meer kettingen en/of een ring) en/of een stuk goud en/of een portemonnee, geheel of ten dele
toebehorende aan [persoon 4] en/of [persoon 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van het slot van de (voor)deur van voornoemde woning, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
feit 4
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 6] (werkzaam als hoofdagent bij Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met gebalde vuist(en) in de richting en/of de nabije omgeving van voornoemde [persoon 6] gestaan en/of (vervolgens) (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik snij je open als een watermeloen en vreet je van binnen op’ en/of ‘ik pak je jonge’ en/of ‘Jij bent van mij!! Ik heb nu mijn handboeien af, nu kan ik je laten zien wat ik kan. Wacht maar tot ik weer vrij ben, maandag dinsdag woensdag. Jij bent van mij!!! Ik snij je open als een meloen en eet je op!!! Die andere twee die pakken mij maar ik pak jou eerst’, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
Op 29 maart 2017 wordt er in twee woningen aan het [straatnaam] te [plaats] ingebroken. De inbraak in de woning van aangevers [persoon 2] en [persoon 3] , op huisnummer [huisnummer] , vindt plaats tussen 13.00 en 13.25 uur. Hierbij worden onder meer laptops, sieraden en een fotocamera weggenomen. Huisnummer [huisnummer] betreft de woning van aangever [persoon 1] . Hier vindt de inbraak plaats tussen 10.15 uur en 14.00 uur en de buit bestaat uit meerdere camera’s, lenzen, een horloge en een ring. Er zijn twee getuigen die op 29 maart 2017 rond 13.00 uur drie negroïde mannen over de galerij van het betreffende wooncomplex hebben zien lopen. Volgens getuige [getuige 1] , medebewoner van het complex, waren de mannen aan het rennen en droegen twee van hen een tas. Hij omschrijft alle drie de mannen als: negroïde met donkere kleding en een petje. Getuige [getuige 2] , ook een medebewoner, heeft het over één persoon met een petje. In beide woningen waar is ingebroken zijn geen sporen van de daders aangetroffen.
Ruim 4 kilometer verderop, in de [straat] , zien verbalisanten diezelfde dag om 13.25 uur een grijze Mercedes met een Spaans kenteken. Even later stappen daar drie negroïde mannen in, met tassen bij zich. Twee van de mannen stappen even later weer uit, met tassen, en lopen weg. Later blijken dit verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Als er een politieauto met zwaailicht en sirene aan voorbij rijdt, gaan beide mannen rennen. De tassen gooien zij op de grond. Verdachte wordt enige tijd daarna aangehouden. Gezien wordt dat hij in een portiek verschillende tassen achterlaat. Ook de medeverdachte laat een tas achter. In de tassen worden goederen aangetroffen die bij de inbraken aan het [straatnaam] buit zijn gemaakt.
De vraag is of bewezen kan worden dat verdachte in de woningen aan het [straatnaam] heeft ingebroken. Op grond van het dossier kan geen direct verband worden vastgesteld tussen verdachte en de woningen waar is ingebroken. Er zijn geen sporen in de woningen aan getroffen en het gegeven signalement van de vermoedelijke inbrekers, als gegeven door de buren, is zo algemeen dat daaruit niet valt af te leiden dat verdachte één van hen was. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte niet in de directe omgeving van het [straatnaam] is aangehouden. De genoemde tijdstippen laten de mogelijkheid open dat er zo’n half uur tussen het moment van de inbraken en het moment van de aanhouding ligt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte zowel van feit 1 primair als van feit 2 primair dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Oordeel over het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde
Verdachte ontkent dat hij in de genoemde Mercedes heeft gezeten en dat hij iets met de gestolen goederen te maken heeft. Hij is niet degene geweest die de tassen in de portiek heeft achtergelaten. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de verbalisanten dusdanig verschillen dat deze onbetrouwbaar zijn en daarmee onbruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. De verklaringen van de verbalisanten komen in hoofdlijnen overeen en verschillen hoogstens op ondergeschikte punten van elkaar. De rechtbank vindt de verklaringen van de verbalisanten dan ook betrouwbaar, zodat die voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte de persoon is die de tassen in de portiek heeft achtergelaten en vervolgens, na het zien van de politie, weggerend is richting het [plein] waar hij wordt aangetroffen in een restaurant, zonder jas, op een niet warme dag. In de tassen bevinden zich spullen die van de inbraken op het [straatnaam] afkomstig zijn. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid ter plaatse. Zo heeft hij in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij gesport had en daarna op het [plein] een visje wilde gaan eten en dat hij geen jas aan had gehad. Na de DNA-match op de kraag van de jas (die de politie herkende als de jas die de vluchtende man had achtergelaten) heeft verdachte verklaard dat hij daar wel was, maar om een telefoon te kopen. De rechtbank vindt de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig, zeker nu hij pas na verloop van tijd met de verklaring over de telefoon is gekomen en voor zijn wegrennen geen goede verklaring heeft gegeven, anders dan dat hij ter zitting heeft gezegd dat hij paniekerig was van de politie.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verdachte, samen met een ander (medeverdachte [medeverdachte] ) de aangetroffen goederen voorhanden heeft gehad en dat hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Daarmee zijn feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen.
4.3.3.
Oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte ontkent dat hij de inbraak in de woning van [persoon 4] en [persoon 5] heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij daar toevallig in de buurt was omdat hij net had gesport. De handschoenen had hij bij zich voor het sporten, in verband met het eelt op zijn handen.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte, samen met iemand anders, de inbraak heeft gepleegd. Op de foto’s gemaakt door het alarmsysteem van de bestolenen is te zien dat er twee mannen in de betreffende woning aanwezig zijn. De politie ziet op die foto’s dat de kleding van één van de inbrekers overeenkomt met hoe verdachte eruit zag toen hij werd aangehouden. Daarbij valt het de rechtbank op dat verdachte handschoenen droeg in zijn rechterachterzak tijdens de aanhouding, terwijl in het signalement, dat aangeefster [persoon 4] bij het zien van de foto’s geeft, wordt genoemd dat één van de mannen iets in zijn rechterachterzak draagt dat lijkt op handschoenen. Meer specifiek wijst de rechtbank op dossierpagina B 74, waar het petje dat verdachte droeg te zien is. Dit is geen gewoon baseballpetje, maar een zogenaamd opa-petje. Verdachte wordt, na wegrennen, aangehouden in een nabije vestiging van het Kruidvat met een opa-petje op zijn hoofd. Ook de politie constateert bij het zien van de door het alarmsysteem gemaakte foto’s dat één van de inbrekers een opa-petje op zijn hoofd had. Daar komt bij dat verdachte is binnen zeer korte tijd na de inbraak, namelijk 5 minuten, om de hoek bij de woning waar is ingebroken wordt aangetroffen. Een ter plaatse aanwezige getuige, [getuige 3] , vertelt dat hij twee negroïde mannen zag rennen met de politie achter zich aan en dat zij een tas met een laptop op de hoek van de straat neerlegden. Getuige heeft deze tas opgepakt om aan de politie over de dragen. Deze tas word door aangeefster [persoon 4] als de hare herkend. Als een verbalisant verdachte wil aanhouden, gaat hij ervandoor. De rechtbank overweegt ten slotte nog dat de verklaring die verdachte geeft voor zijn aanwezigheid en de aanwezigheid van handschoenen, niet aannemelijk is.
4.3.4.
Oordeel over het onder 4 ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bij verbalisant [verbalisant] wel degelijk de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. In de eerste plaats blijkt dit uit de verklaring van [verbalisant] zelf, en uit het feit dat hij de [naam ruimte] ruimte heeft verlaten. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de geuite woorden, in combinatie met verdachtes dreigende houding, in het algemeen redelijke vrees kunnen doen ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [verbalisant] met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage I aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1 subsidiair
op 29 maart 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, drie camera's en cameralenzen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2 subsidiair
op 29 maart 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, laptops voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 3
op 20 april 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een tas en een laptop en een horloge (merk Sinn) en briefgeld en sieraden (bestaande uit kettingen en een ring) en een stuk goud en een portemonnee, toebehorende aan [persoon 4] en/of [persoon 5] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot voornoemde woning hebben verschaft door middel van braak op het slot van de voordeur van voornoemde woning;
feit 4
op 20 april 2017 te Amsterdam, [persoon 6] (werkzaam als hoofdagent bij Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met gebalde vuisten in de richting van voornoemde [persoon 6] gestaan en (vervolgens) (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik snij je open als een watermeloen en vreet je van binnen op’ en ‘ik pak je jonge’ en ‘Jij bent van mij!! Ik heb nu mijn handboeien af, nu kan ik je laten zien wat ik kan. Wacht maar tot ik weer vrij ben, maandag dinsdag woensdag. Jij bent van mij!!! Ik snij je open als een meloen en eet je op!!! Die andere twee die pakken mij maar ik pak jou eerst’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 bepleit dat er geen sprake is van bedreiging, nu de geuite woorden niet als bedreiging, maar als uitnodiging tot een eerlijk gevecht waren bedoeld. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus het subsidiaire standpunt van de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Naar het oordeel van de rechtbank valt, zoals ook in het voorgaande reeds is overwogen, niet in te zien hoe de woorden die verdachte tegen verbalisant [verbalisant] heeft gezegd, in combinatie met zijn dreigende houding, anders kunnen worden opgevat dan als een bedreiging met de dood.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de bewezen geachte feiten volgens de wet strafbaar zijn. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en de verplichting te verblijven in een instelling voor begeleid wonen en mee te werken aan het tot stand komen van dagbesteding, zoals geadviseerd door de reclassering, te worden verbonden, aldus de officier van justitie.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, als de rechtbank tot een veroordeling komt, aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd of een straf waarvan een groot deel in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er hard gewerkt moet worden aan de re-integratie van verdachte in de maatschappij.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse misdrijven. Hij heeft goederen die afkomstig waren van twee woninginbraken geheeld. Diefstal is pas lonend wanneer de dief de buitgemaakte goederen kan verkopen. Daardoor houdt de heler in stand dat er inbraken worden gepleegd. Heling is daarom net zo kwalijk als de diefstal zelf. Dit geldt temeer voor een situatie als deze, waar de heling zo kort op de inbraak zit en er wel haast sprake moet zijn van een organisatie om gestolen goederen snel af te zetten. Hoewel de rechtbank verdachte van de inbraken vrijspreekt en hem voor de heling veroordeelt, is dat onder deze omstandigheden geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarnaast heeft verdachte in een woning ingebroken. Hij heeft spullen meegenomen die niet van hem waren en zo de slachtoffers benadeeld. Daarnaast hebben de slachtoffers te maken met schade aan de voordeur en met gevoelens van onveiligheid. Dit valt verdachte aan te rekenen. Tenslotte heeft verdachte een verbalisant met de dood bedreigd. Deze verbalisant deed gewoon zijn werk en verdachte had dat moeten respecteren in plaats van zo tegen hem tekeer te gaan. Gelet op de woorden die verdachte heeft gebruikt en de houding die hij aannam is het begrijpelijk dat de verbalisant zich bedreigd voelde en zich uit de situatie heeft teruggetrokken.
Het voorgaande bij elkaar genomen leidt ertoe dat de rechtbank aan verdachte een lange gevangenisstraf zal opleggen. De rechtbank komt tot dat oordeel vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte een flink strafblad heeft. Blijkbaar heeft hij niet, of onvoldoende, van eerdere veroordelingen geleerd. Verdachte neemt bovendien, zoals blijkt uit zijn proceshouding, geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden. Wel is het zo dat verdachte hulp en begeleiding nodig heeft. Daarom zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, waaraan bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij, [persoon 4] vordert € 366,70 aan materiële schadevergoeding en € 450,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is door de raadsman betwist. Hij heeft gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de gepleegde inbraak. De vordering tot immateriële schadevergoeding kan tot een bedrag van € 300,00 worden toegewezen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank concludeert dat de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat de geleden schade (kosten van behandeling door een psycholoog) een direct gevolg is van de inbraak. Uit de stukken die bij de vordering zijn gevoegd blijkt dat er ook andere gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die de geleden schade bij de benadeelde partij mogelijk (mede) hebben veroorzaakt. Een procedure als de onderhavige leent zich niet voor verdere bewijsvoering op dit punt.
Wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat te billijken is dat aan benadeelde op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op vergoeding van een stukje immateriële schade, in verband met ten gevolge van het strafbare feit opgelopen geestelijk letsel.. De rechtbank zal de immateriële schadevergoeding naar billijkheid begroten op € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 4] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 63, 285, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
‘medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 3:
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’;
ten aanzien van feit 4:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
ZESTIEN (16) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
ZES (6) MAANDEN, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen een week na zijn invrijheidstelling meldt bij Inforsa Reclassering op het adres [adres 4] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zolang en zo frequent de reclassering zulks noodzakelijk acht;
2. zich laat behandelen binnen de forensische zorg polikliniek Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. verblijft bij een instelling van begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich moet houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. zijn medewerking verleent aan het tot stand komen en behouden van dagbesteding.
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van [persoon 4] , wonende te [plaats] , toe tot € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 4] , € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van zes (6) dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.