In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 27 september 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft woninginbraken die op 29 maart 2017 plaatsvonden in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van twee woninginbraken en opzetheling van gestolen goederen. Tijdens de zitting op 13 september 2017 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H.W. van der Lee, vrijspraak heeft bepleit voor de inbraken, maar erkende dat de heling bewezen kon worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraken. Er waren geen sporen in de woningen en het signalement van de vermoedelijke inbrekers was te algemeen. De verdachte werd op dezelfde dag van de inbraken aangehouden met gestolen goederen, maar de rechtbank kon geen verband leggen tussen hem en de inbraken. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hoofdtenlasteleggingen, maar achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de gestolen goederen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank overwoog dat heling net zo ernstig is als diefstal en dat de verdachte, ondanks zijn vrijspraak voor de inbraken, een straf moest krijgen voor zijn rol in de heling. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de begeleiding die hij nodig had, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf.