ECLI:NL:RBAMS:2017:7158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/684157-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraken en opzetheling met gevangenisstraf en taakstraf

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 27 september 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft woninginbraken die op 29 maart 2017 plaatsvonden in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van twee woninginbraken en opzetheling van gestolen goederen. Tijdens de zitting op 13 september 2017 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H.W. van der Lee, vrijspraak heeft bepleit voor de inbraken, maar erkende dat de heling bewezen kon worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraken. Er waren geen sporen in de woningen en het signalement van de vermoedelijke inbrekers was te algemeen. De verdachte werd op dezelfde dag van de inbraken aangehouden met gestolen goederen, maar de rechtbank kon geen verband leggen tussen hem en de inbraken. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hoofdtenlasteleggingen, maar achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de gestolen goederen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank overwoog dat heling net zo ernstig is als diefstal en dat de verdachte, ondanks zijn vrijspraak voor de inbraken, een straf moest krijgen voor zijn rol in de heling. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de begeleiding die hij nodig had, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684157-17 (Promis)
Datum uitspraak: 27 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres 1] ) heeft weggenomen drie, althans een of meer camera's (merk Canon en/of Sony) en/of dertien, althans een of meer cameralenzen en/of een horloge en/of een (gouden) ring en/of drie, althans een of meer lens adapters, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een (keuken)raam van voornoemde woning en/of door middel van inklimming in voornoemde woning;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie, althans een of meer camera's en/of een of meer cameralenzen en/of een of meer lens adapters heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 2
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (bestaande uit een of meer kettingen en/of ringen en/of oorbellen en/of horloges) en/of een fotocamera (merk Nikon) en/of een cameralens (merk Nikon) en/of een cameraflitser (merk Nikon) en/of zeven, althans een of meer laptops (merk Dell en/of Acer en/of HP), geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een (keuken)raam van voornoemde woning en/of door middel van inklimming in voornoemde woning;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer laptop's heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich aan beide woninginbraken schuldig heeft gemaakt.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de beschuldiging van beide woninginbraken vrijspraak bepleit. De ten laste gelegde helingfeiten kunnen wel worden bewezen, aldus de raadsvrouw.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
Op 29 maart 2017 wordt er in twee woningen aan het [straatnaam] te [plaats] ingebroken. De inbraak in de woning van aangevers [persoon 2] en [persoon 3] , op huisnummer [nummer] , vindt plaats tussen 13.00 en 13.25 uur. Hierbij worden onder meer laptops, sieraden en een fotocamera weggenomen. Huisnummer [nummer] betreft de woning van aangever [persoon 1] . Hier vindt de inbraak plaats tussen 10.15 uur en 14.00 uur en de buit bestaat uit meerdere camera’s, lenzen, een horloge en een ring. Er zijn twee getuigen die op 29 maart 2017 rond 13.00 uur drie negroïde mannen over de galerij van het betreffende wooncomplex hebben zien lopen. Volgens getuige [getuige 1] , medebewoner van het complex, waren de mannen aan het rennen en droegen twee van hen een tas. Hij omschrijft alle drie de mannen als: negroïde met donkere kleding en een petje. Getuige [getuige 2] , ook een medebewoner, heeft het over één persoon met een petje. In beide woningen waar is ingebroken zijn geen sporen van de daders aangetroffen.
Ruim 4 kilometer verderop, in de [straat] , zien verbalisanten diezelfde dag om 13.25 uur een grijze Mercedes met een Spaans kenteken. Even later stappen daar drie negroïde mannen in, met tassen bij zich. Twee van de mannen stappen even later weer uit, met tassen, en lopen weg. Later blijken dit verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Als er een politieauto met zwaailicht en sirene aan voorbij rijdt, gaan beide mannen rennen. De tassen gooien zij op de grond. Verdachte wordt daarna aangehouden. Verbalisant [verbalisant] heeft gezien dat hij in elk geval een paarse tas onder een auto had gelegd. Hierin waren meerdere laptops aanwezig. Deze laptops worden door aangever [persoon 3] herkend als zijn eigendom. In andere achtergelaten tassen worden andere goederen die bij de inbraken zijn weggenomen aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij een heler is, maar dat hij niets met de inbraken te maken heeft. Hij had met een paar jongens afgesproken en wilde hen naar de [opkoper] brengen, iemand die spullen opkoopt. Daarom droeg hij de tas met laptops voor hen. Toen er politie was is hij uit bangheid weggerend.
De vraag is of bewezen kan worden dat verdachte in de woningen aan het [straatnaam] heeft ingebroken. Op grond van het dossier kan geen direct verband worden vastgesteld tussen verdachte en de woningen waar is ingebroken. Er zijn geen sporen in de woningen aan getroffen en het gegeven signalement van de vermoedelijke inbrekers, als gegeven door de buren, is zo algemeen, dat daaruit niet valt af te leiden dat verdachte één van hen was. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte niet in de directe omgeving van het [straatnaam] is aangehouden. De genoemde tijdstippen laten de mogelijkheid open dat er zo’n half uur tussen het moment van de inbraken en het moment van de aanhouding ligt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte zowel van feit 1 primair als van feit 2 primair dient te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage I aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1 subsidiair
op 29 maart 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, drie camera's en cameralenzen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2 subsidiair
op 29 maart 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, laptops voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden een meldplicht, locatiegebod (met elektronische controle) en andere gedragsvoorwaarden, zoals de reclassering heeft geadviseerd, worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 180 uren zal worden opgelegd, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een straf wordt opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Eventueel kan daarbij een voorwaardelijke straf, bijvoorbeeld in de vorm van een werkstraf, aan verdachte worden opgelegd, aldus de raadsvrouw.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het helen van diverse van inbraak afkomstige goederen. Diefstal is pas lonend wanneer de dief de buitgemaakte goederen kan verkopen. Daardoor houdt de heler in stand dat er inbraken worden gepleegd. Heling is daarom net zo kwalijk als de diefstal zelf. Dit geldt temeer voor een situatie als deze, waar de heling zo kort op de inbraak zit en er wel haast sprake moet zijn van een organisatie om gestolen goederen snel af te zetten. Hoewel de rechtbank verdachte van de inbraken vrijspreekt en hem voor de heling veroordeelt, is dat onder deze omstandigheden geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. In beginsel is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden passend voor het plegen van dit soort feiten, zeker gelet op het strafblad van verdachte. Maar in dit geval zal de rechtbank van dat uitgangspunt afwijken, net als de officier van justitie heeft gedaan.
Uit het reclasseringsrapport van 20 juni 2017 van J.M. van Hagen en de toelichting van verdachtes toezichthouder van de reclassering, mw. I. Koole, blijkt dat verdachte de goede weg is ingeslagen. Verdachte houdt zich goed aan de afspraken met de reclassering en heeft zelf dagbesteding geregeld in de vorm van werk. De werkgevers zijn over hem te spreken en er kan mogelijk toegewerkt worden naar het krijgen van een vaste, betaalde baan. Verdachte heeft aangegeven gebaat te zijn bij de begeleiding die hij zou kunnen krijgen bij De Waag en in het kader van de schuldhulpverlening.
De rechtbank vindt het belangrijk dat deze positieve ontwikkeling niet onderbroken wordt en zal verdachte daarom niet opnieuw naar de gevangenis sturen, maar een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast moet verdachte een werkstraf uitvoeren. De feiten zijn te ernstig om met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf te volstaan.
Tenslotte merkt de rechtbank op dat zij, anders dan de officier van justitie, onvoldoende meerwaarde ziet in het opleggen van elektronische controle en daartoe ook geen aanleiding ziet, gelet op de reeds op te leggen straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
‘medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
ZES (6) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
DRIE (3) MAANDEN, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] , zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de meldplicht door of namens de reclassering worden gegeven, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
2. zich aan alle afspraken houdt in het kader van het traject schuldhulpverlening;
3. zich aan alle afspraken houdt in het kader van zijn (werk)traject bij WPI;
4. zich, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, aanmeldt bij De Waag, voor behandeling of het volgen van een training cognitieve vaardigheden.
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
HONDERDTACHTIG (180) UREN, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
NEGENTIG (90) DAGEN.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. zak NIKE (5361266);
2 armband (5361270);
3 oorbel (5361271);
4 tas (5361291);
5 zak (5361301);
6 jas (5361222);
7 pet (5361223).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
n.