Op 27 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van België. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 18 januari 2016 door het Parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was betrokken bij een vonnis van 24 november 2015, waarbij hem een vrijheidsstraf van 40 maanden was opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op de openbare zitting van 27 juni 2017, waarbij de officier van justitie mr. A. Oswald aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, R. Delgado. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet van toepassing is, omdat de overlevering van een Nederlander is verboden indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden geweigerd, en dit is bevestigd door de officier van justitie en de raadsman. De beslissing is genomen in overeenstemming met de toepasselijke wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2, 5 en 6 van de Overleveringswet. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.