ECLI:NL:RBAMS:2017:7153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/751082-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Nederlander op grond van artikel 6, tweede lid, Overleveringswet

Op 27 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van België. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 18 januari 2016 door het Parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was betrokken bij een vonnis van 24 november 2015, waarbij hem een vrijheidsstraf van 40 maanden was opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op de openbare zitting van 27 juni 2017, waarbij de officier van justitie mr. A. Oswald aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, R. Delgado. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet van toepassing is, omdat de overlevering van een Nederlander is verboden indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden geweigerd, en dit is bevestigd door de officier van justitie en de raadsman. De beslissing is genomen in overeenstemming met de toepasselijke wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2, 5 en 6 van de Overleveringswet. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751082-16
RK nummer: 17/2032
Datum uitspraak: 27 juni 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2016 door het Parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, R. Delgado, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen en voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag van het EAB en de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis – bij verstek uitgesproken – van 24 november 2015 van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, met kenmerk: K037.L1.12970-13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 40 manden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
In een aanvullende e-mail van 26 juni 2017 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit onder andere het volgende meegedeeld:
Het vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden. Betrokkene tekende verzet aan op 07.04.2017. Bij vonnis van 23.05.2017 werd het verzet onontvankelijk verklaard. Hiertegen tekende betrokkene binnen de gestelde termijn (30 dagen) geen beroep aan en is bijgevolg het vonnis van 24.11.2015 onherroepelijk geworden. Er staat geen rechtsmiddel meer open.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De officier van justitie heeft ter zitting verklaard geen problemen te verwachten ten aanzien van een eventuele tenuitvoerlegging in Nederland.
Nu de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW geldt, is de rechtbank – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd.

4.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 6 Overleveringswet.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.