Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
dachtdat zij en haar zoon
iets verkeerds hadden gegeten.Dat is een mededeling die opvallend slecht geschikt is om de spoedeisendheid van de situatie aan te geven. De rechtbank acht vrijwel onvoorstelbaar dat een ouder, die zojuist ontdekt dat haar kind een mogelijk dodelijk gif heeft ingenomen terwijl dat niet haar bedoeling was, op een zo schijnbaar nonchalante, vage en bedekte manier aandacht voor dat specifieke gegeven zou vragen bij de hulpdiensten. Wél voorstelbaar acht de rechtbank dit gedrag in het geval de verdachte eerst de keuze heeft gemaakt haar zoon te vergiftigen en vervolgens, kennelijk nog tijdens het bellen met 112, slechts schoorvoetend bezig is die keuze in twijfel te trekken. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard, niet op de gedachte te zijn gekomen dat [slachtoffer] hetzelfde middel als zijzelf had binnengekregen en dat dit mogelijk belangrijke informatie zou zijn voor de behandelend artsen. De rechtbank gelooft dit niet.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.