Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
primair
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
De goederen zijn echter niet betaald en niet is gebleken dat de goederen geld hebben opgebracht dat in het vermogen van [bedrijf] is terecht gekomen.
Dit betekent dat als verdachte inderdaad de goederen aan [compagnon] zou hebben meegegeven, hij ze – als bestuurder/enig aandeelhouder – niet terug kon halen. Het gevolg daarvan is dat het enige vermogen waarop schuldeisers bij [bedrijf] verhaal konden halen – de bestelde goederen – niet meer voorhanden was.
5.Bewezenverklaring
6.Het bewijs
7.De strafbaarheid van de feiten
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straffen en maatregelen
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed aan de boedel onttrokken hebben;
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
2 (twee) maanden.
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.