Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
[verzoekster]
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Feiten
circa 2800 medewerkers aan cockpitpersoneel in dienst en beschikt over 115 vliegtuigen, te weten 48 toestellen Boeing 737, 19 toestellen Boeing 747, 8 toestellen Boeing 787, 13 toestellen Airbus 330 en 27 toestellen Boeing 777.
plausibele en consistente samenhang tussen de diverse bevindingen kan worden gevonden dat er, ondanks de afwezigheid van een diagnose, toch beperkingen kunnen worden aangenomen.
- zoals aangekondigd in de onder 1.33 genoemde brief - haar loon per 1 juli 201 stop zal zetten. KLM legt uit dat zij erop vertrouwt dat dit aanleiding voor [verzoekster] is haar functie weer op te pakken, dat zij zich anders zal beraden over verder te nemen stappen, en dat zij haar per 1 juli 2016 weer overdraagt van Unit 5a naar een reguliere unit.
- ondanks het oordeel van het UWV, de loonstopzetting, het recente oordeel van de bedrijfsarts en haar daarop volgende oproep - blijft traineren en dat voor KLM de maat vol is.
[naam 10] geen aanleiding zag af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts (zie 1.30). Omdat geen sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of gebrek heeft [verzoekster] volgens het UWV per 2 juni 2016 geen recht op een WIA-uitkering.
Verzoek [verzoekster]
primairhet ontslag op staande voet te vernietigen en KLM te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf 27 september 2016 vermeerderd met de wettelijke verhoging.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, verzoekt [verzoekster] haar een transitievergoeding van
€ 7.861,00 bruto toe te kennen. In beide gevallen (
primair en subsidiair) verzoekt [verzoekster] de kantonrechter voorts KLM te veroordelen tot betaling aan haar van het achterstallig loon met emolumenten over de periode van 1 juli 2016 tot 27 september 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid en KLM te veroordelen in de kosten van het geding.
27 september 2016 gegeven ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven en dat geen sprake is van een dringende reden, zodat het ontslag niet rechtsgeldig is en vernietigd dient te worden. Volgens [verzoekster] heeft zij KLM tijdens het gesprek van 16 juni 2016 (zie 1.33) al onderbouwd meegedeeld dat en waarom zij niet bereid was haar oude werkzaamheden weer op te pakken, welk standpunt bij brief van 30 juni 2016 (zie 1.37) aan KLM is bevestigd, en kon KLM niet tot 27 september 2016 wachten met het ontslag op staande voet. Wat het ontbreken van een dringende reden betreft, stelt [verzoekster] dat zij sinds begin 2011 klachten heeft welke gerelateerd zijn aan het zogeheten Aerotoxic Syndrome, waarvan het bestaan vanuit de wetenschap met steeds meer bewijs wordt ondersteund. Vanwege haar type DNA is [verzoekster] moeilijk in staat die gevaarlijke stoffen af te breken. [verzoekster] kan zich niet verenigen met het oordeel van het UWV en de bedrijfsarts en voert aan dat zij te goeder trouw op de adviezen van onder meer haar adviserend arts [naam 1] (zie 1.34) af mocht gaan. [verzoekster] beroept zich terzake op het arrest van 20 september 1991 van de Hoge Raad (NJ 1982, 470). Daaruit kan worden afgeleid dat, indien een werknemer werkelijk arbeidsongeschikt was dan wel te goeder trouw mocht menen arbeidsgeschikt te zijn, het enkele feit van voortgezet werkverzuim geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, ook niet wanneer de werkgever in redelijkheid mocht aannemen dat de werknemer arbeidsgeschikt is.
voorlopige voorzieningvoor de duur van het geding te veroordelen tot betaling va het loon met emolumenten vanaf 27 september 2016, alsmede om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis opdracht te verlenen voor een onderzoek naar de aanwezigheid en de concentratie van gevaarlijke stoffen in de cabinelucht van haar vliegtuigen behalve de B787 en naar de gevaren die aan die stoffen zijn verbonden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag tot een maximum van € 100.000,00.
Verweer KLM
verzoek tot vernietiging. Wat de onverwijldheid betreft, stelt zij zich op het standpunt dat - samengevat - 27 september 2016 als peildatum dient te worden genomen. KLM heeft eerst een loonmaatregel genomen per 1 juli 2016 (zie 1.38), na de nieuwe ziekmelding eind augustus 2016 en het oordeel van de bedrijfsarts (zie 1.39), heeft KLM [verzoekster] per 27 september 2016 (zie 1.40) opgeroepen, aan welke oproep zij geen gehoor heeft gegeven. Hiermee is aan de eis van de onverwijldheid voldaan, aldus KLM. Ten aanzien van de dringende reden betwist KLM dat er sprake is van goede trouw aan de kant van [verzoekster] . Daartoe voert KLM aan dat het door [verzoekster] gestelde Aerotoxic Syndrom geen beroepsziekte is, dat door het UWV en recent door de bedrijfsarts is vastgesteld dat zij niet ziek is en dat er in de curatieve sector geen diagnose is gesteld bij [verzoekster] . Voorts stelt KLM dat het niet van goed werknemerschap getuigt dat [verzoekster] sinds 2014 als voorwaarde aan haar terugkeer stelt dat zij uitsluitend op B787 wordt ingezet. Volgens KLM is het niet aan [verzoekster] om voorwaarden aan haar terugkeer te koppelen, ter onderbouwing waarvan KLM zich beroept op HR 3 maart 1995 (JAR 1995/79). Bovendien stelt KLM dat dit een onredelijke en organisatorisch en commercieel niet uitvoerbare voorwaarde is. KLM heeft sinds 2015 een klein aantal B787’s tot haar beschikking (8 toestellen), er komen regelmatig typewissels voor in die zin dat er met een ander vliegtuig wordt teruggevlogen dan op de heenreis. Bovendien is het vluchtschema van KLM, om te kunnen inspelen op de steeds veranderende wensen en behoeften in de markt, voortdurend aan verandering onderhevig, zodat zij een grote mate van flexibiliteit en inzetbaarheid van haar vliegend personeel verwacht en dit te allen tijde in staat en bereid moet zijn op alledrie vliegtuigtypes te werken. Voor KLM is de maat thans vol. Na een moeizaam re-integratietraject en drie jaar loondoorbetaling, heeft het UWV geoordeeld dat er geen objectiveerbare klachten bestaan en kan van KLM niet langer verwacht worden dat zij uitzonderingen maakt ten aanzien van de tewerkstelling van [verzoekster] . [verzoekster] is - door het stellen van een eisenpakket - zelf verantwoordelijk voor de door haar gecreëerde patstelling, die uiteindelijk tot haar ontslag op staande voet heeft geleid, aldus KLM.
provisionele verzoekvan [verzoekster] voert KLM - kort gezegd - aan dat er geen samenhang bestaat tussen het verzochte onderzoek en het verzoek in de hoofdprocedure, welke samenhang door artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wel wordt vereist. Bovendien biedt artikel 223 Rv een maatregel voor de duur van de procedure die met de einduitspraak vervalt. Voorts is de door [verzoekster] geformuleerde onderzoeksvraag volgens KLM onbeperkt, is er niet alleen door TNO maar ook door het RIVM onderzoek gedaan naar mogelijke gevaren verbonden aan blootstelling aan bestanddelen in de lucht in vliegtuigen, waaruit volgt dat er geen aanleiding bestaat om te vrezen voor de gezondheid. Daar komt bij dat een individuele werknemer volgens KLM op grond van artikel 4.1 en 4.2 Arbeidsomstandighedenbesluit geen aanspraak kan maken op een onderzoek als door [verzoekster] verzocht.
achterstallig loon. Zij stelt daartoe dat [verzoekster] tussen 1 juli 2016 en 27 september 2016 niet arbeidsongeschikt was en dat de reden voor het niet-werken voor rekening en risico van [verzoekster] dient te komen. [verzoekster] maakte de werkhervatting immers afhankelijk van exclusieve inroostering op de B787 dan wel het verrichten van andere passende werkzaamheden, zodat van een onvoorwaardelijke bereidheid tot werkhervatting geen sprake was. Voor zover wel sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid voert KLM nog aan dat [verzoekster] reeds 3 jaar loon doorbetaald heeft gekregen, waarna een werknemer in beginsel is aangewezen op een WIA-uitkering. De aanvraag daartoe is door het UWV afgewezen.
transitievergoeding, nu volgens haar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] .
gefixeerde schadevergoeding, bestaande uit het salaris over de periode 27 september 2016 tot 1 november 2016 vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorwaardelijk ontbindingsverzoek KLM en verweer [verzoekster]
primairte doen op basis van de
e-grondvan artikel 7:669 lid 3 BW, verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] , en
subsidiairop de
h-grond, overige omstandigheden. KLM verzoekt de kantonrechter daarbij voor wat betreft de datum van de beëindiging geen rekening te houden met de opzegtermijn, haar geen transitievergoeding toe te kennen en merkt op dat haar verzoek tot ontbinding geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod.
Beoordeling
Verzoek tot vernietiging
Verzoek tot ontbinding
€ 7.681,00 bruto verschuldigd en zal op grond van artikel 7:671b lid 8 sub a BW bij de bepaling van de ontbindingsdatum rekening worden gehouden met de opzegtermijn, met dien verstande dat de duur van de procedure daarop in mindering wordt gebracht en aldus het minimum van een maand resteert.