ECLI:NL:RBAMS:2017:6969

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
13/741189-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van (ex)vriendin met waakstraf en vordering benadeelde partij toegewezen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn (ex)vriendin. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de mishandeling van de aangeefster in de periode van 3 tot en met 4 september 2016, waarbij de verdachte haar met kracht tegen het gezicht en lichaam heeft geslagen, en de wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij hij haar tegenhield en haar telefoon afnam. Tijdens de zitting op 30 juni 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en de verdediging van de verdachte, mr. S.J. van der Woude, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte werd geslagen en tegengehouden, wat door getuigen werd bevestigd. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat hij de aangeefster met goede bedoelingen tegenhield, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de vrijheid van de aangeefster heeft beperkt en haar heeft mishandeld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 850,- aan immateriële schadevergoeding moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741189-16 (Promis)
Datum uitspraak: 14 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres,
[adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. van der Woude naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: Mishandeling van [persoon] in de periode van 3 tot en met 4 september 2016 in [plaats] , door haar met kracht tegen het gezicht/lichaam te stompen/slaan, een kopstoot te geven en aan de haren en/of het lichaam te trekken/rukken.
Feit 2: Wederrechtelijke vrijheidsberoving van [persoon] in de periode van 3 tot en met 4 september 2016 in [plaats] .
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht, op grond van de aangifte, de letselverklaring, de waarneming van het letsel door de politie en de ondersteunende getuigenverklaringen, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het bij aangeefster geconstateerde letsel past bij de door haar omschreven toedracht.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij heeft geprobeerd om aangeefster te beschermen niet aannemelijk. Zelfs al had hij zich daadwerkelijk zorgen gemaakt dan had hij een andere oplossing kunnen bedenken en had hij haar daarvoor niet hoeven te beletten weg te gaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verklaringen van verdachte en aangeefster gedeeltelijk tegenstrijdig zijn. Met betrekking tot hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld zijn de aanleiding en de verschillende lezingen van verdachte en aangeefster niet verifieerbaar, zodat de ene verklaring tegenover de andere verklaring staat. Ten aanzien van de mishandeling kan enkel het aan de haren trekken bewezen worden verklaard, omdat voor dat deel van het tenlastegelegde een verklaring van een getuige aanwezig is.
De raadsman acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet bewijsbaar. Verdachte heeft aangegeven aangeefster met goede bedoelingen te hebben tegengehouden. Hoewel vast staat dat aangeefster buiten heeft geroepen dat zij naar huis wilde en verdachte haar heeft vastgehouden, valt dat volgens de raadsman niet te kwalificeren als wederrechtelijke vrijheidsberoving, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 4 september 2016 komt er om 4.55 uur bij de politie een melding binnen dat er in de [adres verdachte] te [plaats] een vrouw aan het gillen en huilen was en zou worden geslagen door een man. [1] Ter plaatse zagen verbalisanten dat een vrouw, die bleek te zijn genaamd [persoon] (hierna: aangeefster), ineengedoken op de grond zat en dat een man, die bleek genaamd [verdachte] (hierna: verdachte) naast haar stond en hevig zweette. [2] Ter plaatse verklaarde aangeefster dat zij zojuist door verdachte was geslagen. Ze wilde weg uit zijn woning, maar hij hield haar steeds tegen. Hij had haar met zijn vuist in haar gezicht geslagen. Ze had last van haar lip en het voelde gezwollen. Verbalisant zag dat de lippen van aangeefster opgezwollen waren en dat er opgedroogd bloed rond haar beide lippen zat. [3] Aangeefster heeft verklaard dat ze op 3 september 2016 rond 21.00 uur naar het huis van verdachte is gegaan en dat ze meteen al door hem werd geslagen, omdat hij dacht dat ze contact had gehad met andere jongens terwijl hij vast zat. Hij sloeg haar met zijn vuisten overal waar hij haar maar kon raken. Hij heeft haar meerdere keren over haar hele lijf geslagen en ook een kopstoot gegeven. Ze probeerde terug te slaan en zich te verweren en was ook aan het gillen dat hij haar met rust moest laten. Ook heeft verdachte haar telefoon afgepakt. Ze kon niet weggaan omdat verdachte haar tegenhield door voor de deur te gaan staan. Toen zijn moeder en broertje in de kamer waren ontstond er een worsteling tussen verdachte en zijn broertje waardoor aangeefster de kans kreeg om naar buiten te rennen. Buiten heeft ze om hulp geroepen. Verdachte is achter haar aan gekomen en heeft buiten met kracht aan haar haarextensions getrokken. Hij bleef aan haar lichaam sleuren om haar mee te trekken tot ze weer voor zijn deur waren. [4]
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij op 4 september 2016 rond 5 uur ’s nachts buiten een hoop geschreeuw hoorden. [getuige 1] keek uit het raam en zag een man en een vrouw; hij hoorde dat de vrouw schreeuwde dat zij naar huis wilde. Toen de vrouw op de grond ging zitten, zag de getuige dat de man aan haar haren begon te trekken en haar met flinke kracht omhoog probeerde te trekken. [5] Getuige [getuige 2] heeft aangeefster constant horen schreeuwen “Laat me los, ik wil naar huis” en heeft gezien dat verdachte haar stevig vasthield met zijn arm om haar middel en dat verdachte haar mee trok naar de steeg links van waar de getuige stond. [6] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij zaterdag op zondag nacht een hoop kabaal hoorde in de vorm van rennen door het huis en op de trap. Ook hoorde zij een jongen en een meisje hard schreeuwen in de woning van haar buren. Rond 5 uur hoorde zij het geschreeuw buiten. [7] Door een arts is geconstateerd dat aangeefster een zwelling midden over het voorhoofd had, 2 donkerrode krabeffecten links over de onderkaak, wond in de binnenzijde van de bovenlip en meerdere krabeffecten op de onderrug. [8] Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn kamer voor de deur is gaan staan, zodat zij er niet langs kon. Aangeefster had hem gevraagd of zij weg mocht gaan en hij heeft haar niet willen laten gaan. Aangeefster wilde buiten niet met hem mee en hij hield haar vast en nam haar mee naar zijn huis. [9]
Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de lezingen van aangeefster en verdachte met betrekking tot de aanleiding en hetgeen heeft plaatsgevonden uit elkaar lopen. De verdachte zou aangeefster met goede bedoelingen hebben willen binnenhouden en tegenhouden omdat zij overstuur was en zij midden in de nacht naar huis wilde. Het letsel zou vooral ontstaan zijn doordat zij tegenstribbelde.
De rechtbank gaat, gelet op de volgende omstandigheden, uit van de lezing van aangeefster. Verdachte betwist niet dat hij aangeefster heeft getracht binnen te houden en dat hij haar heeft belet naar buiten te gaan door voor de deur te gaan staan. Evenmin betwist verdachte dat hij aangeefster heeft vastgepakt en vastgehouden. Aangeefster heeft steeds consistent verklaard over hetgeen is voorgevallen en over de wijze waarop zij het letsel heeft opgelopen. Het door de politie en een arts geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht, zo blijkt uit de letselverklaring. Daarnaast bieden de getuigenverklaringen en de manier waarop aangeefster door de verbalisanten wordt aangetroffen ondersteuning voor de lezing van aangeefster. Op het moment dat de politie kwam liep zij buiten in een BH, had zij geen schoenen aan en had zij zichtbaar letsel. Dit maakt het zeer aannemelijk dat aangeefster ineens is weggerend uit de situatie waarin zij zich bevond. De rechtbank gaat er van uit dat de mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving in de woning van verdachte zijn gestart en vervolgens buiten zijn voortgezet, mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 3] die al langere tijd in de woning van verdachte kabaal en geschreeuw had gehoord voordat het geschreeuw zich buiten voortzette en de hardnekkigheid waarmee aangeefster heeft getracht weg te komen. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op of omstreeks 3 september 2016 te [plaats] , opzettelijk mishandelend [persoon] meermalen met kracht in haar gezicht en tegen haar lichaam heeft gestompt en geslagen en een kopstoot aan voornoemde [persoon] heeft gegeven en aan de haren van voornoemde [persoon] heeft getrokken en voornoemde [persoon] met kracht heeft vastgepakt en vastgehouden en meegesleurd en voornoemde [persoon] heeft gekrabd op haar rug, waardoor voornoemde [persoon] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 2
in de periode van 3 september 2016 tot en met 4 september 2016 te [plaats] opzettelijk [persoon] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers
heeft hij, verdachte, gedurende enkele uren, in en rond verdachtes woning, voornoemde [persoon] meermalen vastgehouden en tegengehouden en weggeduwd en meegetrokken en heeft hij,
verdachte, voor de deur gestaan, teneinde voornoemde [persoon] te beletten de woning te verlaten en heeft hij, verdachte de telefoon van voornoemde [persoon] afgepakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zeer beperkte intellectuele mogelijkheden heeft en dat dit mede zijn handelen heeft bepaald. De verdediging verzoekt voor de eenvoudige mishandeling een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Indien de rechtbank een extra straf noodzakelijk acht zou een werkstraf het meest passend zijn. De vordering van de benadeelde partij dient, gelet op de tegengestelde verklaringen, te worden gematigd. Indien de rechtbank het verhaal van het slachtoffer volgt, dan is de vordering niet bovenmatig.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn toenmalige vriendin in de woning waar hij verbleef mishandeld en van haar vrijheid beroofd en gedurende een aantal uren beroofd gehouden. Toen zij uiteindelijk uit de woning wist te ontsnappen heeft hij haar op straat tegenhouden en heeft hij geprobeerd haar met geweld weer mee naar binnen te krijgen. Voor aangeefster is dit, zoals blijkt uit haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, een traumatische gebeurtenis geweest, waar zij nog steeds last van heeft. Voor de rechtbank is de omstandigheid dat verdachte eerder geweld heeft gebruikt strafverzwarend.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon] vordert € 850,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is, mocht de rechtbank uitgaan van de verklaring van aangeefster, door de verdediging niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, 36f, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Mishandeling
Feit 2:
Opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 13 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Wijst de vordering van [persoon] , wonende te [woonplaats] toe tot € 850,- (achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te weten 3 september 2016.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 850,- (achthonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te weten 3 september 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2017.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2016 (p. B001)
2.Een proces-verbaal van aanhouding van 4 september 2016 (p. A01-A02)
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2016 (p. B001)
4.Proces-verbaal van aangifte van [persoon] van 5 september 2016 (p. B 005)
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 5 september 2016 (p. B014-B015)
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 5 september 2016 (p. B018-B019)
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 5 september 2016 (p. B022-B023)
8.Een letselverklaring van 5 september 2016 (p. B012-B013)
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 september 2016 (p.A08-A013) en proces-verbaal inbewaringstelling van 7 september 2016 .