ECLI:NL:RBAMS:2017:6953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
13/654069-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en munitie

Op 26 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 55-jarige man, die als bijrijder in een auto werd aangetroffen met een geladen pistoolmitrailleur en munitie. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie II en munitie van categorie III, welke feiten zich op 12 juni 2017 in Amsterdam hebben voorgedaan. Tijdens de zitting op 12 september 2017 heeft de officier van justitie, mr. M.C. van Kampen, gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.R. Koenders, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van het wapen en dat de auto niet van hem was. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen, ondanks het ontbreken van DNA-sporen op het wapen. De rechtbank achtte het medeplegen niet bewezen, maar concludeerde dat de verdachte wel degelijk het wapen en de munitie voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de risico's die het ongecontroleerd bezit van een vuurwapen met zich meebrengt. Het in beslag genomen wapen werd onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654069-17 (Promis)
Datum uitspraak: 26 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1962,
thans gedetineerd in het Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. van Kampen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.R. Koenders naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur van het merk CZ en model 61 (Skorpion) voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, tezamen in vereniging met een ander, althans alleen, munitie van categorie III, te weten 19, in elk geval een of meer, patronen, kaliber 7,65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 Wet wapens en munitie)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. Dat leidt zij af uit de plaats waar en toestand waarin het vuurwapen is gevonden. Dat er geen DNA van de verdachte op het wapen is aangetroffen, is niet van doorslaggevende betekenis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn pleitnotitie – betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat hij niet beschikte over, noch wist van het vuurwapen. De auto was niet van hem, er zijn van hem geen sporen aangetroffen op het vuurwapen en hij heeft het vuurwapen niet gezien. Als de verbalisant een zaklamp nodig had en zich voorover moest buigen om in de tas die zich op de bodemplaat voor de stoel bevond waarop verdachte zat en waarin het wapen werd aangetroffen te kunnen kijken, kan niet worden gezegd dat de verdachte het vuurwapen had moeten zien toen hij in de auto stapte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de pistoolmitrailleur met daarin de 19 patronen voorhanden heeft gehad. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat er tussen zijn benen, op de bodemplaat van de auto, een tas lag met daarin een wapen, maar dat hij op die plaats wel een trui zag. In het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2017 staat vermeld dat de verbalisant op de bodemplaat voor de bijrijdersstoel een zwarte tas, waarvan de rits openstond zag toen hij met een zaklamp in de auto scheen. Terwijl hij voorovergebogen over de zitting van de bijrijdersstoel stond zag hij dat op de tas twee ‘collen’ lagen die het zicht op een deel van de inhoud van de tas belemmerden. De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte naar deze collen verwees toen hij verklaarde een trui te hebben gezien. De verbalisant heeft echter daarnaast vermeld dat wél het houten handvat en de trekker van een vuurwapen zichtbaar waren. De rechtbank leidt hieruit af dat het vuurwapen ‘voor het grijpen’ lag.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op deze omstandigheden, niet geloofwaardig is dat de verdachte op de passagiersstoel zat, de ‘trui’ wel heeft zien liggen maar niet heeft opgemerkt dat deze op een tas lag met daarin een vuurwapen waarvan het houten handvat en de trekker van bovenaf te zien waren. Dat het vuurwapen ‘voor het grijpen’ lag, draagt bij aan de overtuiging dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en de patronen.
Niet bewezen kan worden dat de bestuurder van de auto, net als verdachte, zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank acht het medeplegen daarom niet bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 12 juni 2017 te Amsterdam, een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur van het merk CZ en model 61 (Skorpion), voorhanden heeft gehad;
2.
op 12 juni 2017 te Amsterdam, munitie van categorie III, te weten 19 patronen, kaliber 7,65 mm Browning, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat, indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard, rekening moet worden gehouden met de leeftijd van de verdachte en dat hij niet eerder voor dit soort zaken is veroordeeld. De verdachte moet zo snel mogelijk vrijkomen om een inkomen te genereren en een woning te vinden. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te zetten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur met daarin 19 patronen. De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting noemen als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. In dit geval zijn er echter omstandigheden die noodzaken tot een hogere straf.
Ongecontroleerd vuurwapenbezit op de openbare weg brengt onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Dat die risico’s en gevoelens van onveiligheid reëel zijn, blijkt uit het feit dat verdachte met een vuurwapen voor het grijpen, spookrijdend op de vluchtstrook van de snelweg is aangetroffen omdat, naar zeggen van de bestuurder van de auto, zij zijn omgekeerd nadat zij onder bedreigende omstandigheden door onbekenden werden klemgereden op de snelweg. Een derde betrokkene heeft daarover zelfs verklaard dat daarbij is gedreigd met een vuurwapen. Alhoewel de aanloop naar, en het verloop van dit incident op de snelweg niet geheel vast is komen te staan vanwege de wisselende verklaringen van de betrokkenen, ziet de rechtbank in het voorgaande wel aanwijzingen dat de situatie zeer ernstige gevolgen had kunnen hebben.
De verdachte heeft geen openheid van zaken heeft willen geven over het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank ziet gelet op die proceshouding van verdachte, in de omstandigheden die de raadsman onder verwijzing naar het reclasseringsrapport heeft gesteld, geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf van 14 maanden passend is.
Beslag: onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1
STK Pistoolmitrailleur, CZ Skorpion, 5401132
Dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer omdat het (ongecontroleerde) bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie en 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (zegge: veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1
STK Pistoolmitrailleur, CZ Skorpion, 5401132
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2017.