Op 31 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van fietsen uit een souterrain. De zaak kwam ter terechtzitting op 17 augustus 2017, waar de officier van justitie, mr. H. Oppe, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1988 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met braak op 7 mei 2017 te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
Tijdens de zitting werd het bewijs besproken. Een getuige had gezien hoe de verdachte en drie anderen uit het souterrain kwamen en fietsen meenamen. De getuige volgde hen en belde de politie, die drie van de vier mannen aanhield, waaronder de verdachte. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, onder andere omdat de getuige tegenstrijdige verklaringen had afgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige betrouwbaar was en dat deze werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen, omdat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor zijn aanwezigheid op de plaats delict. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.