Op 22 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1977 en gedetineerd. De zaak betreft diefstal van goederen uit winkels, waaronder Davitamon en donuts, gepleegd op 29 mei en 28 maart 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld. Tijdens de zitting op 8 september 2017 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, aangiftes van de gedupeerden en proces-verbaal van bevindingen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie heeft de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een minder zware straf. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel, gezien zijn criminele verleden en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd, zonder aftrek van voorarrest, en zal de voortzetting van de maatregel na acht maanden toetsen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.