ECLI:NL:RBAMS:2017:6817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
13/684048-17 en 13/741161-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel na mishandeling en diefstal met geweld

Op 20 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een 23-jarige man veroordeeld tot een ISD-maatregel vanwege mishandeling en diefstal met geweld. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 17 december 2016 in Amsterdam, waar de verdachte een slachtoffer heeft mishandeld en beroofd van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een surround set en een tablet. Tijdens de zitting op 6 september 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. B. ter Steege, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Veltheer, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer door hem meermalen in het gezicht te slaan en te schoppen. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, met name de zwaardere aanklachten van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is vrijgesproken van enkele van de aanklachten, maar de bewezenverklaring van de mishandeling en de diefstal met geweld leidde tot de oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten. De ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft aanbevolen om de verdachte in een andere instelling dan Almere te laten verblijven, gezien de risico's die hij met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684048-17 en 13/741161-15 (tul)
Datum uitspraak: 20 september 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Justitieel Complex [naam Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. ter Steege en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Veltheer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 december 2016 omstreeks 00.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geluidsapparatuur/een surround set (merk Logitech Z323) en/of een tablet (merk Asus) en/of een riem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend en/of gewelddadig voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of in de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft gegraaid/gevoeld en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen in/tegen zijn gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt en/of op/tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Wij gaan hem rippen" en/of "Alles uit je zakken" en/of "Ik wil je tablet en je surround sound", althans (telkens) woorden van een gelijke bedreigende aard en/of strekking;
en/of
dat hij op of omstreeks 17 december 2016 omstreeks 00.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 40,- Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend en/of gewelddadig voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of in de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft gegraaid/gevoeld en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen in/tegen zijn gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt en/of op/tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: " Wij gaan hem rippen" en/of "Alles uit je zakken" en/of "Ik wil je tablet en je surround sound", althans (telkens) woorden van een gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) gebroken kaak/kaakfractuur, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen in/tegen zijn gezicht/gelaat te slaan en/of stompen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen in/tegen zijn gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt en/of eenmaal of meermalen op/tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam, heeft geschopt en/of getrapt;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meeralen in/tegen zijn gezicht/gelaat te slaan en/of stompen en/of eenmaal of meermalen op/tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam, te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) gebroken kaak/kaakfractuur ten gevolge heeft gehad;
3. ( ter berechting gevoegde zaak 13-746049-16).
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Rijnstraat [nummer] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer glazen deur(en), welk geweld bestond uit het met een hard en/of zwaar voorwerp gooien en/of werpen tegen voornoemde glazen deur(en);
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer glazen deur(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een hard en/of zwaar voorwerp gooien en/of werpen tegen voornoemde glazen deur(en).

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd alsmede, gelijk de officier van justitie en de raadsman, hetgeen onder 3 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid ‘met zwaar lichamelijk letsel als gevolg’.
Met betrekking tot de vraag of bij de aangever [slachtoffer] al dan niet sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel stelt de rechtbank voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Op grond van deze definitie is in de onderhavige zaak geen sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Ook buiten de in artikel 82 Sr genoemde gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang dat het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak tot en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselverklaring van 24 januari 2017 blijkt dat bij aangever sprake was van een breuk van de rechter jukboog van de schedel “waarbij losse botstukjes”. De kans op langdurige (langer dan 6 weken) behandeling/genezing acht de arts niet aannemelijk. Bij de politie heeft aangever op 4 januari 2017 verklaard dat het nog twee maanden duurt voordat de breuk genezen is en dat hij wel kan werken. Hoewel sprake is van aanzienlijk letsel, kan dit in juridische zin niet als zwaar letsel worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt niet dat verdere medische behandeling nodig is geweest, behalve dat de kaak volgens aangever “is rechtgezet”. Wat feitelijk de duur van het herstel is geweest, is onduidelijk. Ook is niet bekend of sprake is van restverschijnselen. Bij die stand van zaken kan niet geconcludeerd worden dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en ook van de strafverzwarende omstandigheid bij de onder 2. meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Van de onder 2. subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt verdachte vrijgesproken, omdat de mishandelende gedragingen die de rechtbank bewezen acht –meerdere stompen in het gezicht en een schop tegen de borst- weliswaar zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren, maar de kans daarop acht de rechtbank niet aanmerkelijk.
4.2.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat verdachte geen spullen heeft gestolen van aangever en hij hem niet heeft afgeperst. Verdachte moet eveneens worden vrijgesproken van de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling, omdat sprake was van noodweer. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat aangever hem eerst heeft geduwd en geslagen en de deur dicht hield, waarna verdachte aangever een enkele stomp in zijn gezicht heeft gegeven.
4.3.
Oordeel rechtbank
4.3.1.
Overwegingen
De verklaring van aangever dat verdachte hem door bedreiging heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en dat verdachte hem heeft mishandeld en daarna zijn spullen heeft gestolen, vindt op belangrijke onderdelen ondersteuning in het dossier. Uit de letselverklaring blijkt dat de jukboog van aangever is gebroken. Verder is een surround set in beslag genomen in de woning van de moeder van verdachte, die door aangever is herkend als de surround set die van hem is weggenomen. De moeder van verdachte heeft op 31 januari 2017 tegen de politie verklaard dat verdachte deze surround set naar eigen zeggen twee maanden geleden van iemand afhandig had gemaakt. Tot slot heeft een werkbegeleider van verdachte verklaard dat ze van hem heeft gehoord dat hij aangever heeft geslagen en spullen heeft meegenomen. Van aangever heeft zij een soortgelijk verhaal gehoord. Gelet op deze ondersteuning acht de rechtbank de aangifte betrouwbaar. Daar staat tegenover dat het dossier en het behandelde ter zitting geen ondersteuning biedt voor de door verdachte geschetste gang van zaken, namelijk dat aangever hem eerst heeft geduwd en geslagen en de deur dicht hield. Het bestaan van een noodweersituatie is niet aannemelijk geworden. Het door verdachte toegepaste geweld is dus wederrechtelijk gepleegd, zodat de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezenverklaard wordt.
4.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 17 december 2016 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geluidsapparatuur/een surround set (merk Logitech Z323) en een tablet (merk Asus) toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, in de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft gegraaid en voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen zijn gezicht heeft gestompt en tegen zijn borst heeft geschopt en voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Wij gaan hem rippen” en “Alles uit je zakken” en “Ik wil je tablet en je surround sound”;
en
op 17 december 2016 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 40,- euro, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, in de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft gegraaid en voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: " Wij gaan hem rippen" en "Alles uit je zakken";
2. meer subsidiair
op 17 december 2016 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen zijn gezicht te stompen en tegen zijn borst te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

De officier van justitie heeft onder meer gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Reclasseringsadvies van Inforsa d.d. 4 april 2017, opgemaakt door reclasseringswerker P.M. van Doleweerd. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Meermaals is geprobeerd de problematiek van betrokkene te doorbreken in het kader van drang, laatstelijk door het Forensisch Jeugdteam in het kader van een reclasseringstoezicht. Diverse outreachende inspanningen leidden niet tot het meewerken van betrokkene aan zijn behandeling. Zo kwam hij afspraken niet na of verscheen hij onder invloed van middelen. De interventies in het kader van drang leidden ook niet tot het terugdringen van recidive. Fundament voor een samenwerkingsrelatie met hulpverlening ontbreekt, omdat betrokkene het oneens is met de diagnosen en voorgestelde interventies.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport betreffende het psychologisch onderzoek Pro Justitia van verdachte d.d. 20 juli 2017, opgemaakt door drs. P. van Vliet, GZ psycholoog en forensisch gedragskundige NRGD. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en mogelijk is er sprake van problematisch gebruik van cocaïne. Voorts is sprake van een gestoorde ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze laatste lijkt er, in samenhang met het genoemde middelengebruik voor gezorgd te hebben dat betrokkene in de afgelopen jaren een op verslaving gericht ambulante behandeling niet heeft kunnen volbrengen. Betrokkenen wordt niet alleen van binnenuit gemakkelijk uit zijn evenwicht gebracht, maar bevindt zich thans ook in een zeer instabiele maatschappelijke situatie. Bij betrokkene is sprake van beperkte coping; interne remmingen zijn hem nauwelijks aangeleerd, zodat hij behoeftes niet of nauwelijks kan uitstellen en een beperkte frustratietolerantie heeft. Betrokkene heeft van kinds af aan in een permanente overlevingsmodus gestaan, inhoudende dat hij een hyperwaakzame focus op een bedreigende buitenwereld heeft, die in de weg heeft gestaan aan het leren kennen van zijn binnenwereld. De kans op gewelddadige recidive is hoog, indien betrokkene niet wordt behandeld voor het gebruik van alcohol en cannabis en zijn complexe persoonlijkheidsproblematiek. Rapporteur adviseert betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken en hem de ISD-maatregel op te leggen bij voorkeur met opname in de Piet Roorda kliniek of een soortgelijke instelling. Rapporteur ziet geen andere, mogelijkheid om betrokkene binnen de beperkingen die voortvloeien uit zijn persoonlijkheidsstoornis te behandelen voor zijn ernstige stoornissen in alcohol- en cannabisgebruik. Dit middelengebruik is duidelijk delictgerelateerd. Betrokkene wordt van met name alcoholgebruik buitenproportioneel agressief en heeft zichzelf dan niet meer in de hand. Het alcoholgebruik zelf heeft betrokkene ook niet in de hand.
Zij acht ten slotte een op LVB-leest gestoelde behandeling nadrukkelijknietaangewezen, omdat betrokkenes intellectuele vaardigheden op gemiddeld niveau liggen, terwijl alleen zijn verwerkingscapaciteit benedengemiddeld is.
Reclasseringswerker O. Battal heeft ter terechtzitting verklaard dat Reclassering Inforsa geen mogelijkheden ziet voor ambulante behandeling, een intramuraal traject wenselijk acht om het middelengebruik en de onderliggende problematiek aan te pakken en het eens is met de conclusies uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 augustus 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 17 december 2016 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank stelt – conform hetgeen ter terechtzitting door de officier van justitie is betoogd – voorts vast dat ook is voldaan aan de vereisten gesteld bij de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden alvorens een ISD-maatregel te mogen vorderen.
Voornoemde Richtlijn houdt onder meer in dat een persoon in aanmerking komt voor een ISD-maatregel indien tegen hem over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten proces-verbaal is opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Misdrijffeiten waarvan betrokkende is vrijgesproken tellen daarbij niet mee.
Van feit drie wordt verdachte vrijgesproken, zodat het proces-verbaal dat daaraan ten grondslag ligt, niet meetelt bij de vaststelling of in de laatste twaalf maanden proces-verbaal tegen verdachte is opgemaakt voor een misdrijffeit.
Verdachte wordt bij dit vonnis voor twee misdrijffeiten veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldaan aan het vereiste dat proces-verbaal is opgemaakt voor ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Hoewel de Richtlijn in deze situatie niet expliciet voorziet, maakt het feit dat beide feiten op dezelfde datum zijn gepleegd, dit niet anders. Immers is sprake van meerdaadse samenloop, aangezien de strafbepaling die is geschonden door het onder 2 bewezenverklaarde strekt tot bescherming van de lichamelijke integriteit en die betreffende het onder 1 bewezenverklaarde strekt tot bescherming van de eigendom.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage betreffende het psychologisch onderzoek Pro Justitia van verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank geeft het Openbaar Ministerie in overweging verdachte de ISD-maatregel ergens anders dan in Almere te laten ondergaan, nu daar volgens verdachte iemand verblijft die verdachte heeft neergestoken en er bloed zal vloeien als hij die persoon tegenkomt.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Nu de rechtbank de ISD-maatregel zal opleggen, acht de rechtbank het niet opportuun om ook de tenuitvoerlegging te gelasten van het bij vonnis van 25 november 2015 in de zaak met parketnummer 13/741161-15 voorwaardelijk opgelegde strafdeel.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair alsmede het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de voortgezette handeling van:
1.
Afpersing
en
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
2. meer subsidiair.
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 jaren.
Gelast de
teruggave aan [slachtoffer]van:
1. STK Luidspreker
LOGITECH
5329723
2 1.00 STK Versterker
LOGITECH
5329725
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van 25 november 2015 in de zaak met parketnummer 13/741161-15 voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2017.