Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 september 2017 in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
“Het ontwerpen, vervaardigen en repareren van schepen, alsmede productie en levering van door het bureau vervaardigde pompen en hydraulische installaties, alsmede scheepsverhuurbedrijf.”Eiseres maakt voor haar bedrijfsvoering – voor zover bekend – gebruik van een in erfpacht uitgegeven waterperceel ter hoogte van de [adres 4] en van een waterperceel in de [adres 5] ter hoogte van [adres 5] .
Bedrijfsvaartuigen die ten dienste staan aan de exploitatie van dan wel ter plaatse in reparatie of in onderhoud worden genomen door [eiseres] . (…)”(hierna: de oude aanwijzing).
“over te verhuren boten of iets dergelijks”en dat er voor zover zijn kennis en herinnering strekt tijdens dit overleg niet is gesproken over het afmeren van grote schepen – zoals de [naam 1] – die ten dienste stonden aan de exploitatie van eiseres
“anders dan voor scheepsreparaties”. Daarnaast schrijft de heer [naam 5] in deze brief dat hij tijdens het overleg heeft gezegd dat het niet de bedoeling was dat er in de aan te wijzen waterpercelen
“ligplaats zou worden gekozen met een rondvaartboot (anders dan voor reparatie)”. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan deze verklaring van de heer [naam 5] te twijfelen. Het betoog van eiseres dat verweerder had kunnen en moeten weten dat
“ten dienste staan aan de exploitatie van”ook zou zien op het verhuurdeel van het bedrijf van eiseres volgt de rechtbank dan ook niet. De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten in het handelsregister van de KvK maakt dat niet anders. Dat geldt evenzeer voor de stelling van eiseres dat uit het feit dat [naam 3] jarenlang in het betreffende waterperceel lag afgemeerd – wat daar ook van zij – zou volgen dat er schepen zouden mogen liggen anders dan voor scheepsreparaties.
“(…) Het woord ‘reëel’ moet voorkomen dat er discussies kunnen ontstaan of een ligplaatsvergunning zou moeten worden verleend voor een vaartuig waarmee niet kan worden voorzien in het levensonderhoud van de eigenaar. Het is niet de bedoeling dat de mogelijkheid bestaat dat voor een dergelijke vaartuig ligplaatsvergunningen worden verleend. Of voldaan wordt aan het vereiste dat er sprake is van een reëel bedrijf is dus afhankelijk van het antwoord op de vraag of met het resultaat dat met dat bedrijfsvaartuig wordt gegenereerd, voorzien kan worden in het levensonderhoud van de ondernemer. Als dat resultaat gelijk of nagenoeg gelijk is aan de bijstandsnorm die geldt op het moment dat er besloten wordt over de ligplaatsvergunning, wordt aangenomen dat met het bedrijf in het levensonderhoud van de ondernemer kan worden voorzien. In aanvulling hierop wordt opgemerkt dat wanneer er sprake is van tegenvallende resultaten in een bepaalde periode, dit niet zonder meer betekent dat er alsdan geen sprake is van een reëel bedrijf. Evenzo kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat wanneer er sprake is van een opstartend bedrijf (bijvoorbeeld bij een bedrijfsovername of als er sprake is van een nieuwe ondernemer) en het resultaat dat met het bedrijf wordt gegenereerd is lager dan de bijstandsnorm, dat er dan geen sprake is van een reëel bedrijf. Of er sprake is van een reëel bedrijf dient van geval tot geval beoordeeld te worden. Achter de woorden "reëel bedrijf of beroep" is toegevoegd "met dat vaartuig" om duidelijk te maken dat het bedrijfsvaartuig moet worden gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf of beroep. (…)”
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2017.