ECLI:NL:RBAMS:2017:6789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
13/684111-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 13 september 2017 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam de ISD-maatregel van een veroordeelde beëindigd. De maatregel was eerder opgelegd op 26 mei 2016 voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeelde, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er binnen de eerste twaalf maanden van de ISD-maatregel niet adequaat is gehandeld, aangezien er enkel gewacht werd op een beslissing van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) en er geen interventies zijn ingezet voor gedragsverandering. De veroordeelde heeft aangegeven terug te willen keren naar zijn geboorteland, maar had geen identiteitsdocumenten en middelen van bestaan. De deskundigen hebben geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor voortzetting, gezien de wens van de veroordeelde om terug te keren en de verwachting dat hij in vreemdelingenbewaring zou worden genomen na beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft besloten de ISD-maatregel te beëindigen met ingang van 20 september 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684111-16
BESCHIKKING
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft op 26 mei 2016 bij vonnis de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren opgelegd aan:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1979,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam P.I. 1] ”, locatie [locatienaam] te [naam P.I. 1] .
De rechtbank heeft bepaald dat zij binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis bericht dient te worden over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. In het bijzonder, zo heeft de rechtbank overwogen, dient er aandacht te zijn voor de mate waarin, bij een coöperatieve opstelling van verdachte, daadwerkelijk wordt toegewerkt naar terugkeer naar [geboorteland] en resocialisatie in dat land.

1.De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis in de strafzaak tegen [veroordeelde] van de rechtbank te Amsterdam van 26 mei 2016, met parketnummer 13/684111-16;
  • Het verslag ‘stand van uitvoering van het verblijfsplan’ van [veroordeelde] d.d. 31 mei 2017 van de plaatsvervangend vestigingsdirecteur P.I. [naam P.I. 2] ;
  • het ‘toetsingsverslag dhr. [veroordeelde] , geboren d.d. 02-03-1979’ van 4 september 2017, van [plv. vestigingsdirecteur] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting [naam P.I. 1] , locatie [locatienaam] .
De rechtbank heeft op 13 september 2017 de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, de gemachtigde raadsman van veroordeelde, mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 1] [deskundige 2] , beiden casemanager ISD bij de Penitentiaire Inrichting [naam P.I. 1] , locatie [locatienaam] in openbare raadkamer gehoord.

2.De beoordeling

2.1
Het verloop van het ISD-traject
18-07-2016: Aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
05-09-2016: Veroordeelde ingeschreven in P.I. [naam P.I. 2] .
13-06-2017: besluit van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (hierna: IND) van het Ministerie
van Veiligheid en Justitie tot ongewenst verklaren van veroordeelde.
17-07-2017: overplaatsing van veroordeelde naar P.I. [naam P.I. 1] , locatie [locatienaam] .
Uit het toetsingsverslag van P.I. [naam P.I. 1] blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende.
Veroordeelde spreekt geen Nederlands en heeft vanwege de taalbarrière weinig contact. Hij heeft in de P.I. [naam P.I. 2] een intakegesprek gehad bij een psycholoog en een psychiater. Veroordeelde heeft geen woning, geen baan en geen identiteitskaart. Vanwege de taalbarrière en lopende procedure tot ongewenst vreemdeling, is er binnen de P.I. [naam P.I. 2] geen traject ingezet met interventies die zou moeten leiden tot een gedragsverandering.
Op 17 augustus 2017 heeft veroordeelde een intakegesprek gehad met de casemanager van de P.I. [naam P.I. 1] . Hierin gaf hij aan dat hij zijn medewerking gaat verlenen met betrekking tot het opstellen van een vertrekplan en het realiseren van een toekomst met middelen van bestaan in [geboorteland] .
De casemanager heeft op 23 augustus 2017 contact opgenomen met de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) om veroordeelde onder de aandacht te brengen. Er werd vernomen dat DT&V nog geen dossier van de IND heeft ontvangen, maar dat er actie zal worden ondernomen met betrekking tot de gewenste terugkeer van veroordeelde. Bekend is dat hij geen reisdocumenten heeft.
Daarnaast is contact opgenomen met de Stichting Barka. Stichting Barka gaat samen met veroordeelde een nazorgtraject in het land van herkomst opstellen en daar inhoud aan geven.
De casemanager van de P.I. [naam P.I. 1] heeft een plan van aanpak opgesteld voor de komende periode.
Conclusie en advies van P.I. [naam P.I. 1]
Het nazorgtraject is laat van start is gestaan. De ISD-maatregel dient ertoe betrokkene te motiveren mee te werken aan terugkeer naar het land van herkomst. Op dit moment beschikt betrokkene nog niet over een reisdocument, waarop hij naar het land van herkomst uitgezet kan worden. Daarnaast bevindt het trajectplan zich in de opstartfase. Het advies is daarom om de ISD-maatregel te continueren.
2.2
Het advies van de deskundigen
De deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] hebben het advies tot voortzetting van de ISD-maatregel bij de behandeling in openbare raadkamer toegelicht. Daarbij heeft [deskundige 1] verklaard dat zij contact heeft opgenomen met de P.I. [naam P.I. 2] met de vraag waarom er in de periode tussen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2017 en 17 augustus 2017, de datum waarop [deskundige 1] een intakegesprek had met veroordeelde, niets met hem is gebeurd. De redenen daartoe zijn geweest de taalbarrière en het feit dat veroordeelde ongewenst dreigde te worden verklaard. [deskundige 1] heeft ook verklaard dat zij van DT&V heeft vernomen dat veroordeelde sneller in vreemdelingenbewaring zal komen wanneer de ISD-maatregel wordt voortgezet. Met het oog op een snelle terugkeer naar [geboorteland] , hetgeen veroordeelde vanaf begin af aan heeft gewild, acht zij voortzetting van de maatregel daarom wenselijk en in het belang van veroordeelde.
De deskundige [deskundige 2] heeft hieraan toegevoegd dat, in een ideale situatie, veroordeelde binnen twee maanden terug in [geboorteland] kan zijn. Stichting Barka zou binnen een maand met resultaten komen en zijn ervaring is voorts dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie binnen een maand een vertrekplan kan opstellen, lezen en door het Openbaar Ministerie kan laten ondertekenen.

3.De standpunten van de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Uit het voortgangsverslag en de verklaring van de deskundigen in raadkamer blijkt dat veroordeelde ongewenst is verklaard, dat hij geen middelen van bestaan en geen identiteitspapieren heeft. Dit alles maakt een terugreis naar [geboorteland] op eigen initiatief moeilijk. Veroordeelde heeft zich niet op het standpunt gesteld dat een terugkeer op eigen initiatief mogelijk is, enkel dat hij graag naar [geboorteland] terug zou willen. Hij heeft hulp nodig bij zijn terugkeer en dit kan het beste worden gerealiseerd wanneer de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de raadsman van veroordeelde
De raadsman van veroordeelde heeft namens veroordeelde verzocht de maatregel met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hij vindt het een zeer kwalijke zaak dat er tot heden een algehele desinteresse in veroordeelde is getoond. Daarnaast stemt veroordeelde in met een terugkeer met [geboorteland] en wil [geboorteland] daar aan meewerken. De raadsman acht het een illusie dat veroordeelde met hulp van stichting Barka in [geboorteland] een uitkering of een baan en huisvesting kan krijgen, zodat het wachten op de resultaten van een dergelijke bemiddeling zinloos is. De raadsman schat in dat zijn cliënt na beëindiging van de ISD binnen een week op de bus naar [geboorteland] kan zitten. Het enige wat de terugkeer van veroordeelde naar [geboorteland] nog belemmert, is de ISD-maatregel, aldus de raadsman.

4.Het oordeel van de rechtbank

Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat bij de uitvoering van de eerste fases van de ISD-maatregel bepaald niet voortvarend is gehandeld en niet overeenkomstig het vonnis waarbij de maatregel is opgelegd. De eerste 12 maanden van de ISD-maatregel is enkel de beslissing van de IND afgewacht en is besloten dat niet ingezet zou worden op gedragsverandering. Pas vanaf het moment dat veroordeelde is overgeplaatst naar [locatienaam] zijn er de eerste stappen gezet om veroordeelde terug te kunnen laten keren naar [geboorteland] . Niet is niet duidelijk op welke termijn veroordeelde terug zou kunnen keren naar [geboorteland] , wel dat dit waarschijnlijk nog enkele maanden zal duren. De rechtbank gaat er vanuit dat bij beëindiging van de ISD-maatregel veroordeelde aansluitend in vreemdelingenbewaring wordt genomen en zal worden uitgezet naar [geboorteland] .
Op grond van het voorgaande en het feit dat veroordeelde van begin af aan heeft aangegeven terug te willen keren naar [geboorteland] en dat nog steeds wil, is de rechtbank van oordeel dat er geen noodzaak is tot voortzetting van de ISD-maatregel.

5.Beslissing

De rechtbank komt, gezien artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Beëindigtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(ISD-maatregel) van [veroordeelde] met ingang van 20 september 2017.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken op 13 september 2017 in openbare raadkamer van deze rechtbank door:
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.M.F. Huigen en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier.
De oudste rechter is buiten staat deze beschikking mede vast te stellen en te ondertekenen.