ECLI:NL:RBAMS:2017:6681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
EA VERZ 17-554
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van opzegging arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en IBM Nederland B.V.

In deze zaak heeft de werkneemster, aangeduid als [verzoekster], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam om te verklaren dat haar arbeidsovereenkomst met IBM Nederland B.V. (hierna: IBM) ook na 30 mei 2017 heeft voortgeduurd. Tevens betwist zij de rechtsgeldigheid van de opzegging door IBM op 31 mei 2017, die volgens haar zonder dringende reden en zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn heeft plaatsgevonden. De werkneemster heeft daarnaast verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. IBM heeft in haar verweer gesteld dat de werkneemster zelf rechtsgeldig heeft opgezegd en dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster op 30 mei 2017 haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, maar dat deze opzegging niet als rechtsgeldig kan worden aangemerkt. De omstandigheden waaronder de opzegging heeft plaatsgevonden, waaronder emotionele druk en dreigementen van IBM, hebben geleid tot de conclusie dat de werkneemster niet de wil had om haar arbeidsovereenkomst te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat IBM geen beroep kan doen op de opzegging door de werkneemster.

Wat betreft het ontslag op staande voet door IBM, heeft de rechtbank geoordeeld dat de redenen die IBM heeft aangevoerd voor het ontslag niet als dringende reden kunnen worden aangemerkt. De werkneemster heeft weliswaar regels overtreden met betrekking tot de opslag van vertrouwelijke informatie, maar er is onvoldoende bewijs dat zij dit met kwade opzet heeft gedaan. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de werkneemster tot toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van IBM tot terugbetaling van de retentiebonus van € 10.000,00 toegewezen, omdat de werkneemster niet aan de voorwaarden voor deze bonus heeft voldaan. De proceskosten zijn voor rekening van IBM, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6082604 EA VERZ 17-554
beschikking van: 31 augustus 2017
func.: 854

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [plaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. T.J. Vlot
t e g e n

de besloten vennootschap IBM Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: IBM
gemachtigde: mr. P.G. Vestering

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om te verklaren voor recht dat haar arbeidsovereenkomst met IBM ook na 30 mei 2017 heeft voortgeduurd en dat de opzegging op 31 mei 2017 heeft plaatsgevonden zonder dringende reden en zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn. Tevens heeft [verzoekster] verzocht ten laste van IBM een billijke vergoeding toe te kennen. Daarnaast heeft [verzoekster] een verzoek gedaan om IBM te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Ten slotte heeft zij verzocht om IBM te veroordelen een tegemoetkoming in de advocaatkosten van € 10.000,00 te betalen.
IBM heeft een verweerschrift ingediend en tevens verzocht om [verzoekster] te veroordelen tot terugbetaling van de bruto retentiebonus van € 10.000,00 met rente, de waarde van ten onrechte bestelde producten die niet (meer) bruikbaar zijn ad € 2.052,13 en een vergoeding ex artikel 7:677 lid 3 sub a BW van € 7.154,44 met rente.
Op 10 augustus 2017 is de zaak mondeling behandeld. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken ingediend. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor IBM zijn verschenen [naam 1] , [functie] , [naam 2] , [functie] , [naam 3] , [functie] , en [naam 4] , [functie] , bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van schriftelijke aantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[verzoekster] , geboren [datum] , is op 1 januari 2014 in dienst getreden bij IBM voor de duur van twee jaar. Het salaris bedroeg € 4.760,00 bruto per maand inclusief vakantiegeld en exclusief emolumenten. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, is die van Senior Technology Strategy Consultant. Sinds januari 2017 heeft [verzoekster] gemiddeld € 7.154,44 bruto per maand inclusief emolumenten ontvangen.
1.2.
In de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar de IBM Personeelsgids, waarmee [verzoekster] zich bekend en akkoord heeft verklaard.
1.3.
[verzoekster] heeft van IBM onder meer de Personeelsgids IBM Nederland B.V., IBM Nederland B.V. Arbeidsvoorwaarden en Algemene voorwaarden, de Zakelijke gedragsregels (gedateerd 2016) en de Security and Use Standards for IBM Employees (gedateerd 2016) ontvangen.
1.4.
IBM heeft aan [verzoekster] een laptop in gebruik gegeven, die eigendom blijft van IBM. Deze mag ook privé worden gebruikt.
1.5.
In de Security and Use Standards for IBM Employees zijn regels voor gebruik van externe harde schijven opgenomen. Daarin staat onder meer dat vertrouwelijke informatie alleen ‘encrypted’ (versleuteld) op een harde schijf mag worden bewaard.
1.6.
[verzoekster] heeft de Cyber Security Training van IBM gevolgd. In deze training wordt aandacht besteed aan het bewaren en verwerken van (vertrouwelijke) IBM informatie. Op één van de screenshots is te lezen: “Cloud services, such as Dropbox, Apple iCloud, or Google Drive” waarna op de volgende screenshot staat: “are not to be used for storing or sharing sensitive information.” Ook zijn er screenshots waarop staat dat opslag van data op ‘portable electronic devices’ slechts is toegestaan met toestemming van IBM. IBM gebruikt een eigen service, genaamd Box, voor de uitwisseling van grotere bestanden tussen collega’s en met derden.
1.7.
In januari 2017 heeft IBM aan [verzoekster] een Special Payment (Retentiebonus) van € 10.000,00 bruto uitbetaald, onder (onder andere) de voorwaarde dat zij deze pas verdiend had als zij op 1 november 2017 nog in dienst van IBM zou zijn: “(..) In case you cease to be employed by IBM for any reason whatsoever prior to any of the Installment Earned Dates (…) you will be required to repay the full amount of the protion of the Special Payment that has already been paid to you but has not been earned.”
1.8.
[verzoekster] heeft bij brief van 9 mei 2017 de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 september 2017, met als reden dat zij een aanbod heeft geaccepteerd om bij een andere werkgever te gaan werken.
1.9.
Op 29 mei 2017 heeft IBM de laptop van [verzoekster] aan een routineonderzoek onderworpen, in verband met de door haar aangekondigde overstap. Bij dit onderzoek is gebleken dat [verzoekster] alle zakelijke documenten waar zij bij IBM en klanten van IBM mee werkte met haar iCloud Drive had opgeslagen. Ook bleek dat zij software had geïnstalleerd die door IBM niet was toegestaan.
1.10.
Op aangeven van [verzoekster] is die zelfde dag ook de externe harde schijf, die [verzoekster] thuis bewaarde, opgehaald en onderzocht. Deze bevatte – zoals [verzoekster] ook aan IBM had laten weten tijdens het gesprek – ook IBM-documenten.
1.11.
Bij (met de hand geschreven) brief van 30 mei 2017 heeft [verzoekster] aan IBM geschreven: “Bij deze wil ik mijn ontslag indienen per 1 juni 2017, in tegenstelling tot mijn voorgaande brief door u ontvangen op 9 mei 2017”.
1.12.
Bij brief van 30 mei 2017 heeft de gemachtigde van [verzoekster] de opzegging door [verzoekster] van de arbeidsovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd.
1.13.
Bij brief van 31 mei 2017 is [verzoekster] door IBM (voor zover vereist) op staande voet ontslagen, met als redenen: 1) Het opslaan van vertrouwelijke klant- en bedrijfsgegevens in haar iCloud, 2) Het opslaan van vertrouwelijke klant- en bedrijfsgegevens op haar externe harde schijf die niet voldoet aan de daarvoor door IBM gestelde eisen, 3) Het niet naleven van de gedragsregels van IBM, te weten de ‘IBM Business Conduct Guidelines’ (BCG) en de ‘IBM Guidelines on iCloud’ en 4) Het niet direct volledig en naar waarheid hierover verklaren in de gesprekken van 29 en 30 mei 2017.

Verzoek

2. [verzoekster] heeft verzocht om te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst ook na 30 mei 2017 heeft voortgeduurd en dat de opzegging door IBM van 31 mei 2017 heeft plaatsgevonden zonder dringende reden en zonder inachtneming van de opzegtermijn.
3. [verzoekster] heeft tevens een verzoek gedaan om ten laste van IBM een billijke vergoeding toe te kennen van € 30.000,00 bruto, op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [verzoekster] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW.
4. [verzoekster] heeft daarnaast een verzoek gedaan om IBM te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Volgens [verzoekster] is IBM op grond van artikel 7:672 lid 9 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 7.154,44 bruto. [verzoekster] stelt verder dat IBM op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is van
€ 7.154,44 bruto. Ten slotte maakt zij aanspraak op vergoeding voor advocaatkosten van € 10.000,00 netto.

Verweer

5. IBM voert verweer. Zij voert aan – samengevat – dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst op 30 mei 2017 zelf rechtsgeldig heeft opgezegd, dan wel dat IBM dat heeft gedaan op grond van een dringende reden. De verzoeken van [verzoekster] moeten daarom worden afgewezen.
6. IBM heeft drie tegenverzoeken ingediend, strekkend tot terugbetaling van de bruto retentiebonus van € 10.000,00 met rente, tot betaling van € 2.052,12 voor ten onrechte bestelde en niet ingeleverde of niet meer bruikbare producten en – voor het geval [verzoekster] opzegging op 30 mei 2017 vernietigd wordt – tot betaling van € 7.154,44 ex artikel 7:677 lid 3 sub a BW.

Beoordeling

7. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de opzeggingen door respectievelijk [verzoekster] op 30 mei 2017 en IBM op 31 mei 2017 rechtsgeldig zijn.
8. Over de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster] wordt het volgende overwogen. Zowel op 29 mei als op 30 mei 2017 hebben telkens vier medewerkers van IBM een gesprek gevoerd met [verzoekster] . Haar is medegedeeld dat zij de regels van IBM (de BCG) had overtreden en dat IBM dit zeer hoog opnam. [verzoekster] werd tijdens het gesprek op 30 mei 2017 emotioneel, waarna het gesprek kort is onderbroken. Partijen hebben ieder een andere lezing van hetgeen er vervolgens is gebeurd. Volgens IBM heeft [verzoekster] zelf het plan opgevat om dan maar eerder weg te gaan. Volgens [verzoekster] heeft zij de opzegbrief geschreven nadat IBM onder meer had gedreigd met het doen van aangifte, het geven van een ontslag op staande voet en het doen van mededelingen aan (potentiële) nieuwe werkgevers. In elk geval is het gesprek een tweede maal onderbroken, nu voor langere tijd. [verzoekster] heeft tijdens de tweede onderbreking enige tijd huilend op de wc doorgebracht. Meteen daarna heeft zij een kort briefje geschreven waarin ze ontslag indiende per 1 juni 2017. Dit briefje kan echter – gezien de omstandigheden waarin het is geschreven - niet als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring worden aangemerkt. In verband met de ernstige gevolgen van een dergelijke beëindiging, zal niet snel mogen worden uitgegaan van het vrijwillige karakter daarvan. Aannemelijk is dat de gesprekken en de beschuldigingen die zijn geuit door vier van haar collega’s, bij [verzoekster] een hevige gemoedsbeweging teweeg hebben gebracht, die verhinderde dat zij zich voldoende realiseerde wat de strekking was van het in die gemoedstoestand geschreven briefje. Van haar kant had IBM zich in de gegeven omstandigheden moeten realiseren dat dit briefje geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring inhield als hiervoor bedoeld en dat [verzoekster] weloverwogen haar arbeidsovereenkomst heeft willen beëindigen per 1 juni 2017. Zij had zich ervan moeten vergewissen of de inhoud van het briefje overeenkwam met de wil van [verzoekster] . [verzoekster] heeft tijdens de schorsingen geen juridisch advies ingewonnen, dit heeft zij pas later die dag gedaan, na het schrijven van het ontslagbriefje. IBM wijst erop dat de gevolgen voor [verzoekster] niet zo ernstig zijn, omdat zij slechts drie maanden salaris zou verliezen. Dat mag voor IBM niet zo veel zijn, voor [verzoekster] - die inmiddels had besloten om toch niet bij een andere werkgever in dienst te treden, maar om aan haar proefschrift te gaan werken - is dit wel een behoorlijk bedrag, waarmee zij bij haar planning rekening had gehouden. Op IBM rustte dan ook de plicht om na te gaan of [verzoekster] daadwerkelijk wilde opzeggen en om haar over de gevolgen van de opzegging voor te lichten. Dat dit is gebeurd, is onvoldoende gesteld en ook niet gebleken. Dit betekent dat IBM geen beroep kan doen op de opzegging door [verzoekster] . De verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst na 30 mei 2017 heeft voortgeduurd zal worden toegewezen.
9. De vraag is voorts of voor de opzegging van IBM op 31 mei 2017 een dringende reden bestond. IBM heeft de redenen voor het ontslag op staande voet in de brief van 31 mei 2017 genoemd. Die redenen zijn cumulatief geformuleerd, zodat moet worden aangenomen dat zij allen tezamen de dringende reden vormen.
10. De iCloud Policy bij IBM, die bij [verzoekster] bekend is, staat opslag van IBM data in iCloud niet toe. Gebruik van de iCloud Drive is evenmin toegestaan. In de Cyber Security Training die [verzoekster] bij IBM heeft gevolgd, wordt duidelijk gemaakt dat voor opslag van IBM data op ‘mobile devices’ waaronder een externe harde schijf moet worden begrepen, slechts is toegestaan na toestemming van IBM.
11. Dat [verzoekster] klant- en bedrijfsgegevens van IBM op haar iCloud en (niet versleuteld) haar externe harde schijf heeft opgeslagen, heeft zij niet ontkend. Ze heeft over de iCloud Drive verklaard dat zij die heeft gebruikt omdat er ook veel persoonlijke bestanden, waaronder foto’s, op haar laptop stonden. Gebruik van iCloud was door IBM niet verboden. Door middel van de iCloud Drive die op haar laptop was geïnstalleerd, werden alle bestanden automatisch in de iCloud opgeslagen. Zij was zich er niet van bewust dat zij daarmee regels overtrad. Omdat ze de laptop bij het einde van haar dienstverband moest inleveren, heeft ze voor het gemak ook alle bestanden gekopieerd naar een externe harde schijf. Ze was van plan voor haar vertrek nog uit te zoeken welke bestanden van IBM waren, waarna ze die zou verwijderen. Hoewel aan IBM moet worden toegegeven dat [verzoekster] de regels over de opslag van IBM-gegevens heeft overtreden, is tijdens de mondelinge behandeling voldoende gebleken dat [verzoekster] dit niet heeft gedaan met de bedoeling om de gegevens te gaan gebruiken bij een andere werkgever, zoals IBM aanvankelijk vermoedde, en ook niet om daar zelf profijt van te hebben. IBM heeft aangevoerd dat [verzoekster] het weekend vóór 29 mei 2017 een kopie van de gegevens op haar laptop op de externe harde schijf had gezet, reden waarom IBM van kwade opzet uitging. [verzoekster] heeft echter naar voren gebracht dat zij al op 19 mei 2017 tegen haar [functie] [naam 2] en tijdens de gesprekken op 29 en 30 mei 2017 tegen haar [functie] [naam 3] had gezegd dat zij had besloten om voorlopig niet bij een andere werkgever te gaan werken, maar om haar proefschrift af te maken. Ook heeft zij aangevoerd dat zij persoonlijk niets heeft aan de IBM gegevens. Voorts is niet gebleken dat [verzoekster] tijdens de gesprekken op 30 en 31 mei 2017 niet direct volledig en naar waarheid heeft verklaard. Integendeel, zij heeft IBM uit eigen beweging op de hoogte gesteld van de opslag van gegevens op een externe harde schijf en erkend dat zij een fout heeft gemaakt. Overigens heeft [verzoekster] er op gewezen dat IBM zich in het geheel niet meer heeft bekommerd om de data die in de iCloud stonden. Haar is niet gevraagd die te verwijderen. Dat heeft ze uiteindelijk wel (uit zichzelf) gedaan. Alles overziend acht de kantonrechter de door IBM voor het ontslag aangevoerde redenen niet dringend. IBM had - mede gelet op het reeds vaststaande vertrek van [verzoekster] per 1 september 2017 - voor een minder zware sanctie kunnen kiezen, temeer nu [verzoekster] – zo heeft IBM ook ter zitting bevestigd – een zeer hard werkende en gewaardeerde medewerker was. Van kwade opzet is geen sprake geweest en niet is gebleken dat [verzoekster] van de IBM-gegevens misbruik heeft gemaakt. Dat zij niet direct volledig en naar waarheid heeft verklaard in de gesprekken van 29 en 30 mei 2017 is bovendien onvoldoende onderbouwd.
12. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, valt bij gebrek aan een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . IBM zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding tot een bedrag van € 6.792,16 bruto. Dit is het bedrag dat door [verzoekster] ter comparitie is genoemd en toegelicht. IBM heeft dit niet meer betwist. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 juli 2017.
13. Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 9 BW is IBM die vergoeding verschuldigd aan [verzoekster] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, die voor IBM een maand bedraagt. IBM zal worden veroordeeld tot betaling van de vergoeding van € 7.154,44 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 31 mei 2017.
14. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Een opzegging die niet rechtsgeldig wordt geacht is als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
15. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat het er uiteindelijk om dat [verzoekster] wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van IBM. De hoogte zal dan ook worden bepaald op een wijze die aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij - indachtig het New Hairstyle-arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) - tevens rekening wordt gehouden met het loon dat [verzoekster] nog zou hebben genoten bij IBM als de opzegging zou zijn vernietigd. Daarbij weegt in het bijzonder mee, dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst met IBM al had opgezegd per 1 september 2017. Zonder de beëindiging door IBM zou zij nog maximaal drie maanden loon hebben ontvangen, te vermeerderen met vakantietoeslag. [verzoekster] was met IBM overeengekomen - zo heeft IBM onweersproken aangevoerd onder verwijzing naar een e-mail van 9 mei 2017 aan [verzoekster] met daarin de vastgelegde afspraken - dat zij vóór 1 september 2017 haar (22,5) openstaande vakantiedagen zou opnemen. In de thans ontstane situatie worden die vakantiedagen aan haar uitbetaald. Ook weegt mee, dat [verzoekster] niet (meer) van plan is om op 1 september 2017 bij een andere werkgever in dienst te treden. Zij wil zich geheel aan de afronding van haar proefschrift gaan wijden. Daarmee neemt zij op de koop toe, dat zij vanaf 1 september 2017 geen inkomsten uit arbeid meer zal hebben. Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin [verzoekster] zich thans bevindt, wordt bovendien de aan [verzoekster] toekomende vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding betrokken. Voorts wordt bij de bepaling van de billijke vergoeding rekening gehouden met het feit dat [verzoekster] door het ontslag op staande voet van de een op de andere dag bij IBM is vertrokken en geen afscheid heeft kunnen nemen van haar collega’s en relaties. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 1.000,00 bruto. De rente hierover zal worden toegewezen vanaf de dag dat de vergoeding opeisbaar wordt.
16. Het verzoek om IBM te veroordelen de volledige advocaatkosten te betalen, zal worden afgewezen, nu daarvoor onvoldoende aanleiding bestaat. Enkel het feit dat er geen dringende reden was voor de opzegging is daartoe onvoldoende. Bijzondere omstandigheden die toewijzing van de volledige advocaatkosten rechtvaardigen zijn door [verzoekster] niet aangevoerd en daarvan is ook niet gebleken.

De tegenverzoeken

17. De vordering tot betaling van de vergoeding ex artikel 7:677 lid 3 sub a BW wordt afgewezen, nu uit het voorgaande blijkt dat van een dringende reden voor opzegging geen sprake is.
17. De terugbetaling van de door IBM reeds uitbetaalde retentiebonus zal worden toegewezen. Uit de daarover tussen partijen gemaakte afspraken blijkt klip en klaar dat [verzoekster] deze bonus pas heeft verdiend, als zij op 1 november 2017 nog in dienst is bij IBM. Als zij niet meer in dienst is, moet ze het reeds aan haar uitgekeerde bedrag terugbetalen. De kantonrechter deelt niet het standpunt van [verzoekster] , dat het terugvorderen van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij had immers zelf al ontslag genomen per 1 september 2017, zodat zij, ook indien IBM haar niet had ontslagen, de retentiebonus terug had moeten betalen. Ter comparitie heeft zij aangevoerd dat IBM eerder gedane toezeggingen - zoals dat zij een sabbatical kon opnemen voor haar promotieonderzoek - niet is nagekomen, reden waarom zij genoodzaakt was om per 1 september 2017 uit dienst te treden en zij zodoende niet aan de voorwaarde voor de bonus kon voldoen. Dit is volgens haar in strijd met goed werkgeverschap. Dit standpunt van [verzoekster] valt echter niet te rijmen met de grond voor opzegging die zij in haar opzegbrief aan IBM heeft genoemd, namelijk dat zij in dienst zou treden bij een andere werkgever.
17. [verzoekster] heeft de vordering tot betaling van € 2.052,12 voor ten onrechte bestelde en niet ingeleverde of niet meer bruikbare producten gemotiveerd betwist en aangevoerd dat zij alles heeft ingeleverd waar IBM om heeft verzocht. Daarbij is door IBM met geen woord gerept over de artikelen waarvan zij nu vergoeding vraagt. Pas bij de eindafrekening bleek dat IBM daarvoor een bedrag in mindering wilde brengen, waarbij IBM vrij willekeurige bedragen bij elkaar heeft opgeteld en een nieuwprijs rekent voor artikelen die meer dan een jaar geleden zijn besteld.
De kantonrechter wijst de vordering van IBM af. Ter zitting is door IBM uitgelegd dat zij een beleid heeft waarbij het werknemers is toegestaan om tot € 250,00 aan producten te bestellen, zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming nodig is. Uit de door IBM overgelegde lijst van bestelde spullen blijkt dat de prijs daarvan steeds onder genoemd bedrag lag. Het gaat voornamelijk om accessoires voor electronica. Dat de door [verzoekster] bestelde producten ten onrechte zijn besteld kan zonder enige toelichting niet worden vastgesteld. Die toelichting heeft IBM niet gegeven. Ter zitting heeft IBM voorts verklaard dat er geen beleid is voor het inleveren van bestelde producten c.q. vergoeding voor niet ingeleverde producten. Op de overgelegde lijst ontbreken aankoopdata van de aangeschafte artikelen, dus er is ook niet vast te stellen hoe lang ze al in bezit waren van [verzoekster] . De vordering is dan ook niet voldoende onderbouwd.
20. De proceskosten komen voor rekening van de IBM, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht:
a. a) dat de arbeidsovereenkomst tussen IBM en [verzoekster] na 30 mei 2017 heeft voortgeduurd en
b) dat de opzegging van 31 mei 2017 heeft plaatsgevonden zonder dringende reden en zonder dat daarbij de geldende opzegtermijn in acht is genomen;
veroordeelt IBM om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 1.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt IBM om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 6.792,16 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt IBM om aan [verzoekster] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 7.154,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;

Tegenverzoek

veroordeelt [verzoekster] om aan IBM de bruto retentiebonus van € 10.000,00 terug te betalen;

In beide verzoeken

veroordeelt IBM in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 600,00;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VIII.wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter en op 31 augustus 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter