ECLI:NL:RBAMS:2017:6604

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
13/751018-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan België en detentieomstandigheden in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 6 juni 2017, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 mei 2017 door het Parket van de Procureur des Konings te Brussel was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, was op dat moment gedetineerd in Nederland en werd beschuldigd van een strafbaar feit dat onder de Belgische wetgeving valt.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 15 en 29 augustus 2017. Tijdens de zitting op 15 augustus 2017 heeft de verdediging verzocht om garanties van de Belgische autoriteiten met betrekking tot de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering. De officier van justitie heeft echter geconcludeerd dat deze garanties niet noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft vervolgens de detentieomstandigheden in België onderzocht, mede naar aanleiding van een verklaring van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.018-17
RK-nummer: 17/3802
Datum uitspraak: 31 augustus 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 mei 2017 door het Parket van de Procureur des Konings te Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag 1] 1980,
alias [alias opgeëiste persoon 1] ,
geboren op [geboortedag 2] 1985,
alias [alias opgeëiste persoon 2] ,
geboren te Marokko op [geboortedag 3] 1988,
verblijvend op het adres [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [naam HvB] ,
hierna te noemen: de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 augustus 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te winnen bij de Belgische autoriteiten, onder meer met betrekking tot de detentieomstandigheden aldaar.
De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet op de openbare zitting van 29 augustus 2017. De niet verschenen opgeëiste persoon heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Y.L. Zandbergen, kantoorgenote van zijn raadsman.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 15 augustus 2017 verklaard dat hij is genaamd [opgeëiste persoon] en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een internationaal aanhoudingsbevel bij verstek van 22 januari 2015, blijkens het in het dossier opgenomen A formulier, uitgevaardigd door
the Court of First Instance Brussels.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan één naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit/de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting van 15 augustus 2017 verzocht om de officier van justitie op te dragen een garantie te vragen aan de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in een van de drie detentiecentra die volgens de Belgische minister van Justitie Geens in zijn brief van 11 augustus 2017 voldoen aan de internationale normen, te weten Beveren, Antwerpen en Mechelen, om aldus te voorkomen dat inwilliging van het overleveringsverzoek zal leiden tot een flagrante schending van de in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder: het EVRM) en het overeenkomstige artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: het Handvest) vastgelegde rechten van de opgeëiste persoon.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
Oordeel rechtbank
Ter zitting van 15 augustus 2017 is het onderzoek door de rechtbank geschorst in verband met de vragen die in andere overleveringsprocedures zijn gesteld over de detentieomstandigheden in België naar aanleiding van – in het bijzonder - de openbare verklaring van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van 13 juli 2017.
Bij uitspraken van 18 augustus 2017 (onder meer ECLI:NL:RBAMS:2017:6114) heeft de rechtbank allereerst overwogen dat de beschikbare informatie ten tijde van de tussenuitspraak van 1 augustus 2017 niet de conclusie rechtvaardigde dat er sprake is van een algemeen (reëel) gevaar in Belgische gevangenissen op een onmenselijke of vernederende behandeling en heeft de rechtbank geoordeeld dat de aanvullende informatie die de rechtbank nadien heeft ontvangen van de Belgische autoriteiten deze conclusie des te minder rechtvaardigt. De rechtbank acht het dan ook niet noodzakelijk om de Belgische autoriteiten te verzoeken een dergelijke garantie te verstrekken.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]alias
[alias opgeëiste persoon 1]alias
[alias opgeëiste persoon 2]aan het Parket van de Procureur des Konings te Brussel (België) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M. van Mourik, rechters,
in tegenwoordigheid van J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
-