Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlandse onderdaan aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 4 juli 2017 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van illegale handel in verdovende middelen. Het EAB was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg in Liège, België, op 27 juni 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Tijdens de openbare zitting op 29 augustus 2017 is de vordering behandeld. De opgeëiste persoon was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgden dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen reëel gevaar was voor een onmenselijke behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan.