Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van de bewindvoerder ex artikel 242 van de Faillissementswet (Fw) van 1 december 2016;
- een aanvulling op het verzoekschrift door de bewindvoerder van 20 december 2016;
- het verzoekschrift ex artikel 242 Fw van Citicorp van 4 januari 2017;
- een verweerschrift van PTIF van 10 januari 2017;
- de mondelinge behandeling van de verzoeken, die gelijktijdig zijn behandeld ter zitting van 12 januari 2017.
2.De mondelinge behandeling – gesloten deuren
notesen de aandelen (althans daarvan afgeleide ADR’s) in moedervennootschap Oi S.A. worden op de beurs verhandeld en alle informatie met betrekking tot PTIF is dus koersgevoelige informatie, waarmee direct kan worden gehandeld;
in raadkamer.In het geval waarin niet uitdrukkelijk is bepaald dat de behandeling in raadkamer plaatsvindt, geldt de hoofdregel dat zittingen openbaar zijn. Omdat de rechtbank begrip heeft voor de wens van PTIF dat partijen ter zitting vrijelijk zouden moeten kunnen spreken, en gezien de argumenten die PTIF daarvoor heeft aangevoerd, heeft de rechtbank besloten dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt en dat naast de schuldenaar, de bewindvoerder en de andere verzoeker (tevens schuldeiser), Citicorp, alleen de andere schuldeisers voor zover zij aannemelijk kunnen maken dat zij schuldeiser zijn, bij de zitting aanwezig mogen zijn, en dat het verhandelde ter zitting geheim is. Van ongelijke behandeling van schuldeisers is geen sprake nu de bewindvoerder op zijn website de schuldeisers heeft gewezen op de zitting en op het standpunt dat de rechtbank daarover heeft ingenomen (zie https://cms.law/en/content/download/275975/6671220/version/1/file/PTIF_Notice_to_Creditors_nr3_22_December_2016_English.pdf).
3.De feiten
American Depositary Receipts)op de New York Stock Exchange. De Oi Groep wordt grotendeels gefinancierd met vreemd vermogen uitgegeven op de internationale kapitaalmarkten en omvat twee Nederlandse financieringsvehicles, PTIF en Oi Brasil Holdings Coöperatief U.A. (Oi Coop). Aan Oi Coop is op 9 augustus 2016 voorlopig surseance van betaling verleend, waarbij mr. J.R. Berkenbosch tot bewindvoerder is aangesteld en mr. W.F. Korthals Altes tot rechter-commissaris is benoemd. Het relevante gedeelte van de Oi Groep, inclusief de tussen deze entiteiten bestaande omvangrijke onderlinge schuldverhoudingen kan als volgt worden weergegeven:
noteholderskunnen uitsluitend worden betaald van de inkomsten en opbrengsten gegenereerd door de operationele ondernemingen van de Oi Groep. PTIF had op 20 juni 2016 obligaties uitgegeven voor een bedrag van circa EUR 3,9 miljard. Medio 2015 werd door PTIF een bedrag van circa EUR 3,8 miljard doorgeleend aan Oi Coop. Oi Coop had op 20 juni 2016 obligaties uitgegeven voor een bedrag van circa EUR 1,9 miljard. Oi Coop had op haar beurt een bedrag van circa EUR 4 miljard doorgeleend aan Oi S.A. en een bedrag van circa EUR 1,6 miljard aan groepsvennootschap Oi Móvel S.A.
recuperaçaõ judicial, hierna: de RJ procedure). De Braziliaanse rechtbank heeft dit verzoek op 29 juni 2016 ingewilligd. Het doel van de RJ procedure is om
going concernde Oi Groep te herstructureren door middel van een met de schuldeisers onderhandeld en door de schuldeisers en de rechtbank goedgekeurd akkoord (RJ akkoord) en zodoende liquidatie te voorkomen. Op 5 september 2016 is een geconsolideerd (ontwerp-)RJ akkoord gedeponeerd bij de rechtbank te Rio de Janeiro, Brazilië. De structuur van de Oi Groep blijkt uit navolgend organogram:
trusteein een veelheid van internationale financieringsstructuren, waaronder een
Note Programvan EUR 4,4 miljard van PTIF.
4.Het verzoek van de bewindvoerder
notes). Het gaat om een groep met een grote diversiteit, variërend van grote institutionele beleggers tot kleine particuliere beleggers.
intercompanyvordering van circa EUR 3,8 miljard op Oi Coop, die eveneens in surseance van betaling verkeert en niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. Deze laatste vordering betreft dus het belangrijkste actief van PTIF. Voorts heeft PTIF geen inkomsten uit operationele activiteiten.
placeholder planis, bedoeld om de termijn te sauveren waarbinnen een RJ akkoord gedeponeerd diende te worden (hierna: het (ontwerp-)RJ akkoord). In het geconsolideerd (ontwerp-)RJ akkoord kunnen dus nog ingrijpende wijzigingen worden doorgevoerd; met (groepen van) schuldeisers wordt nog onderhandeld alvorens over het plan kan worden gestemd.
intercompanyvorderingen van Oi Coop op Oi S.A. van circa EUR 4 miljard en op Oi Móvel S.A. van circa EUR 1,6 miljard zijn de belangrijkste activa van Oi Coop. De wijze waarop deze vorderingen in de afwikkeling van het Braziliaanse RJ akkoord en de voorlopig verleende surseance van betaling van Oi Coop worden betrokken, is derhalve van essentieel belang voor de schuldeisers van Oi Coop, waaronder PTIF, en daarmee dus de schuldeisers van PTIF.
intercompanyvorderingen, en dus ook de vordering van PTIF op Oi Coop van circa EUR 3,8 miljard en de
intercompanyvorderingen van Oi Coop op Oi S.A. en Oi Móvel S.A., niet heeft opgenomen op de geconsolideerde lijst van schuldeisers en buiten de afwikkeling van de RJ procedure en daarmee ook buiten de in Nederland voorlopig verleende surseance van betaling van PTIF wil te laten. Ten aanzien van de obligatiehouders is onduidelijk of zowel hun vordering op PTIF als hun vordering op Oi S.A. uit hoofde van de door Oi S.A. in verband met de
notesafgegeven garantie is opgenomen op de lijst van schuldeisers, zoals wel zou moeten.
filingsin het kader van de Braziliaans RJ procedure die worden verricht zonder dat de bewindvoerder daarover wordt geïnformeerd en/of tijdig in staat wordt gesteld zijn positie te bepalen en/of voldoende gelegenheid krijgt om zich onafhankelijk te laten adviseren.
5.Het verzoek van Citicorp
–naar zij stelt
–ontvankelijk in haar verzoek omdat zij is aangesteld als
trusteeom namens de gezamenlijke
noteholders(of groepen van hen) de verplichtingen van PTIF onder de
notesaf te dwingen. Op grond van artikel 9(A) van de toepasselijke
Trust Deedsis Citicorp verplicht om instructies van houders van
notesop te volgen mits die houders ten minste 25% van een bepaalde serie houden. De uitvoering van de instructie is dan bindend voor alle houders van
notes.Citicorp doet het onderhavige verzoek op instructie van de houders van alle ‘
5,242% notes’die oorspronkelijk op 6 november 2017 opeisbaar zouden worden. Daarmee is dus voldaan aan de 25%-drempel (de instructie wordt immers gegeven door de houders van alle 2017
notes). Citicorp heeft daarnaast een eigen vordering op PTIF ten bedrage van circa EUR 100.000,- wegens onbetaalde vergoedingen en kosten. Citicorp is dus bevoegd om zowel in eigen naam – als zelfstandig schuldeiser – als voor
6.Het verweer
noteholderszullen ontvangen afhangt van de ontwikkeling van de onderhandelingen, heeft PTIF momenteel geen reden om aan te nemen dat het uiteindelijke RJ akkoord en daarmee het Nederlandse akkoord niet zullen worden aangenomen.
intercompanyvorderingen van PTIF op Oi Coop en van Oi Coop op Oi S.A. en Oi Móvel S.A. zelfstandig in het RJ akkoord moeten worden opgenomen, zoals door de bewindvoerder verzocht bij brief van 31 oktober 2016.
filingsvan PTIF en/of de Oi Groep betreffen geen rechtsvorderingen met de rechten en verplichtingen van de boedel als onderwerp. Omzetting van de surseance in een faillissement vormt een bedreiging voor de geconsolideerde herstructurering, leidt tot verdere vertraging, heeft mogelijk ingrijpende fiscale gevolgen en kan ertoe leiden dat toezichthouder ANATEL ingrijpt.
7.Andere belanghebbenden
8.De beoordeling
- i) PTIF is een financieringsmaatschappij van de Oi Groep, een internationaal concern, en zij dankt haar bestaansrecht uitsluitend aan die positie. De schuldeisers van PTIF hebben ervoor gekozen te investeren in de Oi Groep en niet zozeer in PTIF als zodanig. De
- ii) Als Nederlandse vennootschap is PTIF onderworpen aan het Nederlandse recht. Aan haar is (voorlopige) surseance van betaling verleend en zij heeft zich dus te onderwerpen aan de Nederlandse Faillissementswet, in het bijzonder artikel 228 lid 1 en 231 lid 3 Fw.
- iii) Ingevolge artikel 252 Fw is het de schuldenaar – dus PTIF zelf – die met de schuldeisers onderhandelt over het aan te bieden akkoord. Uitsluitend de schuldenaar kan een akkoord aanbieden, medewerking van de bewindvoerder is niet vereist en het onderhandelen over het akkoord behoort niet tot taak van de bewindvoerder (net zo min als tot die van de curator in faillissement, artikel 138 Fw).
- iv) Sinds de verlening van de voorlopige surseance aan PTIF en de aanvang van RJ procedure is de (financiële) situatie van de Oi Groep verbeterd en is de waarde van de door PTIF en Oi Coop uitgegeven
going concernde Oi Groep te herstructureren door middel van een met de schuldeisers onderhandeld en door de schuldeisers goedgekeurd akkoord (het RJ akkoord) en zodoende liquidatie te voorkomen. Met het oog hierop is bij de verlening van de (voorlopige) surseance van betaling aan PTIF tot mei 2017 de tijd gegeven om een van het RJ akkoord afgeleid akkoord (het Nederlandse akkoord) aan te bieden aan haar schuldeisers.
mutatis mutandisook ten aanzien van informatie betreffende de wijze waarop in het (uiteindelijke) RJ akkoord zal worden omgegaan met de
intercompanyvordering van PTIF op Oi Coop, evenals informatie op grond waarvan kan worden beoordeeld of aan de schuldeisers van PTIF wel voldoende wordt aangeboden omdat zij niet alleen een vordering hebben op PTIF zelf, maar ook een (garantie)vordering op Oi S.A. Dat – zoals de bewindvoerder stelt – PTIF afstand heeft gedaan van haar
intercompanyvordering op Oi Coop en dat Oi S.A. haar garantieverplichtingen negeert, is nog niet in voldoende mate vast te stellen. Nu de onderhandelingen over het RJ akkoord nog lopen is evenmin vast te stellen dat, zoals de bewindvoerder stelt, van de concurrente schuldeisers (waaronder die van PTIF) wordt verlangd dat zij 70% van hun vorderingen prijsgeven. Op dit moment is het nog te vroeg om te (kunnen) beoordelen of de van de schuldeisers gevraagde offers redelijk en noodzakelijk zijn en of dit aanbod al dan niet beter zal zijn dan wat schuldeisers uitgekeerd zouden krijgen in geval van vereffening binnen een faillissement. In zoverre is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat PTIF op dit moment handelt in strijd met het bepaalde in artikel 242 lid 1 onder 2 Fw.
filingsdie in het kader van de RJ procedure zijn verricht. De bewindvoerder heeft in het bijzonder gewezen op:
(i) een
filingvan 7 november 2016 waarbij door PTIF verweer werd gevoerd op een verzoek van de China Development Bank Corporation,
(ii) een
filingvan 16 november 2016, waarbij verweer wordt gevoerd tegen een vordering van Aurelius,
filingvan 28 november 2016 waarin een procedure aanhangig wordt gemaakt waarin voorzieningen worden verzocht tegen de bewindvoerder en
(iv) een
filingvan 2 december 2016 met betrekking tot de verkrijging van de toestemming van de Braziliaanse faillissementsrechter voor een beoogde verkoop van een (indirecte) deelneming van de Oi Groep in Timor Telecom, van welke transactie ook onderdeel uitmaakt dat een door PTIF verstrekte lening van USD 22 miljoen wordt terugbetaald. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de aflossing van de lening aan Timor dient plaats te vinden op de door PTIF in Nederland bij ING Bank N.V. gehouden bankrekening.
filingsbetreffen een reactie op verzoeken van de China Development Bank Corporation en Aurelius tot het uitsplitsen van schuldeiserslijsten per entiteit. De bewindvoerder heeft geëist van PTIF dat zij instemt met de verzoeken die door deze (vermeende) schuldeisers zijn gedaan. PTIF heeft om meerdere redenen aan deze eis geen gehoor gegeven en bij
filingsvan 7 november 2016 en 16 november 2016 verweer gevoerd. Ten eerste geldt dat de RJ schuldenaren, waaronder PTIF, naar het toepasselijke Braziliaanse recht en conform Braziliaanse rechtspraak, gerechtigd zijn tot indiening van een geconsolideerde lijst. Die lijst is dus rechtmatig. Hiervoor is weloverwogen gekozen om de kans van slagen van de RJ procedure te vergroten. Instemmen met het verzoek van de bewindvoerder staat haaks op de door de Oi Groep gemaakte bewuste keuze om aan te sturen op een geconsolideerd RJ akkoord, hetgeen in het belang is van de belanghebbenden van de Oi Groep, waaronder de schuldeisers van PTIF. Bovendien betreft het verrichten van deze
filings geen rechtsvordering die tot de boedel van PTIF behorende rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben in de zin van artikel 231 lid 2 Fw. Het betrof slechts informatieverzoeken van schuldeisers van de Oi Groep die niet de activa of passiva van PTIF raken en dus niet de boedel van PTIF. PTIF was derhalve gerechtigd om zonder de medewerking van de bewindvoerder deze
filingste doen.
filingvan 28 november 2016 – die is gedaan nadat de bewindvoerder te kennen had gegevens voornemens te zijn een verzoek tot intrekking van de aan PTIF verleende surseance in te dienen – betreft een verzoek van de Oi Groep aan de Braziliaanse rechter om bepaalde beschermingsmaatregelen te treffen tegen eventuele benadelende handelingen van de bewindvoerder. De achtergrond van dit verzoek is gelegen in het feit dat de bewindvoerder op verschillende punten onredelijke, ongegronde en onbevoegd gegeven eisen heeft opgelegd aan PTIF en soms ook de andere RJ schuldenaren met betrekking tot (i) het RJ akkoord, (ii)
filingsin de RJ procedure en (iii) informatievoorziening aan de schuldeisers, die niet alleen naar Nederlands recht niet gesteld mogen worden, maar ook strijdig zijn met Braziliaans recht en het doel van de RJ procedure. Gelet op de aard van deze
filingkan niet worden gevergd dat PTIF deze slechts indient met de toestemming van de bewindvoerder.
filingvan 2 december 2016 van de Oi Groep betreft de voorgenomen verkoop van de participatie van Oi S.A. in Timor Telecom S.A (Timor) aan Investel Communications Limited (Investel). PTIF stelt voorop dat dit slechts een voorgenomen transactie betreft en dat bepaalde andere voorwaarden nog moeten worden vervuld voordat de transactie doorgang kan vinden. De voorgenomen transactie is, anders dan de bewindvoerder stelt, nog niet geëffectueerd. De achtergrond van de voorgenomen verkoop is gelegen in het feit dat het niet langer rendabel of interessant is voor de Oi Groep om de investering in Timor te handhaven. Het bod van Investel houdt onder meer in dat Oi S.A. indirect een bedrag van circa USD 36 miljoen ontvangt en dat PTIF volledige terugbetaling ontvangt van de verschillende leningen van USD 22 miljoen die door haar aan Timor zijn versterkt, hetgeen naar verwachting veel meer is dan PTIF als schuldeiser van Timor ooit zelfstandig, in elk geval op de korte termijn, tegemoet zou kunnen zien, mede gelet op de beperkte financiële middelen waarover Timor beschikt. Door aan het bod van Investel mee te werken handelen de RJ schuldenaren, en daarmee PTIF, in het belang van hun schuldeisers. Met zijn eis dat de aflossing van de lening aan Timor dient plaats te vinden op de door PTIF in Nederland bij ING Bank N.V. gehouden bankrekening miskent de bewindvoerder de dynamiek van een grensoverschrijdende insolventie met een geconsolideerde procedure in Brazilië.
filingszodat de bewindvoerder waar nodig tijdig in staat is zijn goedkeuring te geven aan in de RJ procedure in te dienen stukken, komt de rechtbank vooralsnog, en bij gebrek aan een concrete toelichting waarom dit onwerkbaar zou zijn, niet onredelijk voor.
filingsgeldt bovendien dat PTIF gemotiveerd heeft toegelicht dat deze geen handelingen betreffen die zijn aan te merken als enige daad van beheer of beschikking betreffende de boedel (als bedoeld in artikel 228 lid 1 Fw). Hier heeft de bewindvoerder vervolgens niets tegenover gesteld dat de rechtbank noopt daarover anders te oordelen. Ten aanzien van de (voorgenomen) transactie betreffende de desinvestering van Timor, waarvan terugbetaling van een door PTIF verstrekte lening kennelijk een onderdeel vormt, geldt vanzelfsprekend dat, voordat dit onderdeel van de transactie daadwerkelijk zijn beslag kan krijgen, de bewindvoerder hieraan zijn goedkeuring zal moeten (kunnen) geven. (Het bestuur van) PTIF zal de bewindvoerder tijdig van voldoende informatie zal moeten voorzien om hem in staat te stellen zich een oordeel te vormen over dit onderdeel van deze transactie (of deze in het belang is van de schuldeisers van PTIF en of de opbrengst van de transactie in voldoende mate aan de schuldeisers van PTIF ten goede komt). Zonder toestemming van de bewindvoerder is de boedel immers niet aan de transactie gebonden en kan Timor niet bevrijdend betalen aan een ander dan PTIF.
filingvan 28 november 2016 waarin een procedure aanhangig wordt gemaakt waarin voorzieningen worden verzocht tegen de bewindvoerder moet worden aangenomen dat dit – zoals PTIF stelt – een reactie was op de mededeling van de bewindvoerder dat hij een verzoek tot intrekking van de surseance zou indienen en dat PTIF aan deze
filinggeen vervolg zal geven als de surseance gehandhaafd blijft. Hoewel deze gang van zaken wel vragen oproept, laat de rechtbank deze kwestie, waarvan de rechtbank aanneemt dat daaraan dus geen vervolg zal worden gegeven, verder buiten beschouwing.