ECLI:NL:RBAMS:2017:6353

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4065
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gebruik woning voor logies in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning in Almere, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, waarin hem werd opgedragen het gebruik van zijn woning voor logies binnen een maand te staken. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een controle door een toezichthouder, die had vastgesteld dat de woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt.

Verzoeker voerde aan dat het bestemmingsplan geen duidelijke begripsomschrijving voor 'woonhuizen' bevat en dat er geen beleid is voor het aanbieden van logies. Hij stelde dat hem bij de bouw van de woning toezeggingen waren gedaan over het gebruik ervan. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het gebruik van de woning voor logies in strijd is met de bestemming wonen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechter wees erop dat het bestemmingsplan geen ruimte biedt voor logies en dat verzoeker geen vergunning heeft voor dit gebruik.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het dwangsombesluit in bezwaar waarschijnlijk stand zal houden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 september 2017. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4065

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2017 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Almere, verzoeker

(gemachtigde: mr. E.J. Hengeveld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. R. Meyer).

Procesverloop

In het besluit van 9 juni 2017 heeft het college verzoeker opgedragen het gebruik van de woning [adres] voor logies binnen één maand te staken en gestaakt te houden. Dit op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding met een maximum van € 30.000,-.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening verzocht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het besluit
1. Naar aanleiding van een controle door een toezichthouder op 7 maart 2017 is verweerder tot de conclusie gekomen dat verzoeker, die eigenaar is van de woning [adres] (de woning), deze voor logies laat gebruiken. Dit gebruik is volgens verweerder in strijd met de planvoorschriften uit het bestemmingsplan [plaats]
(het bestemmingsplan). Op grond van artikel 3 van het bestemmingsplan in samenhang met artikel 1 onder 92 van het bestemmingsplan is volgens verweerder alleen wonen op die plek toegestaan. Verder verbiedt artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Op straffe van een dwangsom van maximaal € 30.000,- heeft verweerder verzoeker daarom opgedragen om binnen een maand een einde te maken aan die situatie.
Het verzoek
2. Verzoeker wil met zijn verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij zijn woning kan blijven verhuren. Hij acht het gebruik niet strijdig met het bestemmingsplan alleen al omdat in het bestemmingsplan de begripsomschrijving voor het begrip woonhuizen ontbreekt. Verzoeker voert verder aan dat verweerder geen beleid heeft op het punt van het aanbieden van logies en hij bestrijdt dat er sprake zou zijn van overlast. Ook voert verzoeker aan dat hem bij de bouw van de woning toezeggingen zijn gedaan en nu het woonrecht ten onrechte wordt ingeperkt.
Beoordeling van het verzoek
3.1
Niet in geschil is dat de woning via diverse websites wordt aangeboden voor logies en als zodanig ook wordt gebruikt. Verzoeker woont niet zelf in de woning en er staan thans geen personen meer ingeschreven op het bewuste adres. Verzoeker heeft het gebruik van de woning inmiddels zo aangepast dat hij nu alleen nog de gehele woning via websites aanbiedt en niet meer gedeelten daarvan aan verschillende personen. Op de zitting is ook duidelijk geworden dat de woning inmiddels is verkocht per 1 oktober 2017. In de bijlage van deze uitspraak staan de relevante bepalingen uit het bestemmingsplan vermeld.
3.2
Aan verzoeker moet worden toegegeven dat het bestemmingsplan geen begripsomschrijving kent van het begrip woonhuizen. Echter, op grond van dit gebrek kan niet worden gezegd dat daarom de verhuur zoals verzoeker die voorstaat zou zijn toegestaan dan wel niet in strijd kan zijn met de gegeven bestemming. In de aanhef van artikel 3.1 van het bestemmingsplan staat immers “ De op de plankaart voor wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen (…).”
Niet in geschil is dat op de plankaart de aanduiding (W) is aangegeven voor de woning van verzoeker. Dit betekent dat de woning van verzoeker de bestemming wonen heeft. Het door verzoeker gewenste gebruik van de woning is daarmee in strijd. Verweerder heeft in dit verband terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1633). Uit die uitspraak volgt dat een vorm van verblijf niet kan worden aangemerkt als een gebruik als woning, indien daaraan voldoende duurzaamheid ontbreekt. Bij de wijze waarop verzoeker de woning laat gebruiken ontbreekt die voldoende duurzaamheid.
3.3
De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting nog toegelicht dat dit bestemmingsplan geen ruimte laat voor logies en verzoeker daar ook geen vergunning voor heeft. Een beleid op grond waarvan verweerder logies of bed & breakfast onder voorwaarden op woonbestemmingen toestaat, bestaat niet. Over het handhavingsbeleid heeft de gemachtigde van verweerder op de zitting gezegd, dat handhavend wordt opgetreden naar aanleiding van bureau-onderzoek en meldingen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het ontbreken van beleid met name op het punt van logies en bed & breakfast, het risico van willekeur met zich brengen. Er bestaat immers een grijs gebied tussen duurzame bewoning en het incidenteel aanbieden van een woning (of deel daarvan) voor verhuur. Zoals het er nu voorstaat zou verweerder gelet op het ter zitting ingenomen standpunt ook bij de geringste afwijking van het gebruik van de bestemming wonen, handhavend moeten optreden. Indien dit niet het geval is, zou er mogelijk sprake kunnen zijn van willekeur. In het geval van verzoeker kan daarvan echter geen sprake zijn omdat zonder meer duidelijk is dat verzoeker zijn woning volledig gebruikt voor verhuur aan toeristen en dergelijke, wat strijdig is met het bestemmingsplan. Enig beleid op het gebied van logies en bed & breakfast zou in de naaste toekomst zeker op zijn plaats zijn.
3.4
Verzoeker heeft er nog op gewezen dat hij de woning heeft gebouwd met meerdere keukens en badkamers en hem zou zijn toegezegd dat de woning voor meerdere huishoudens kan worden gebruikt. Van een dergelijke toezegging door een bevoegd persoon is de voorzieningenrechter niet gebleken. Verder wil het verlenen van een omgevingsvergunning door verweerder voor de bouw van een woning met meer dan één keuken en meer dan één badkamer, niet zeggen dat verweerder dan ook het gebruik toestaat zoals verzoeker dat voor ogen heeft. Dat het woonrecht door het dwangsombesluit zou zijn geschonden kan de voorzieningenrechter niet volgen. Verzoeker lijkt een parallel te trekken met het ongestoord gebruik van een woning dat een verhuurder moet verschaffen aan zijn huurders. Niet valt in te zien waarom deze vergelijking hier zou moeten opgaan.
Conclusie
4. De voorzieningenrechter verwacht op grond van het voorgaande dat het dwangsombesluit in bezwaar zal kunnen standhouden. In dat geval kan er ondanks de belangen van verzoeker geen voorziening worden getroffen.
Het griffierecht en de proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht door verweerder bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter, wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Naves, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: JvB
Het bestemmingsplan
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis- verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning;
b.woongebouwen; (…)
r.woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis- verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning, waarvoor de bouwvoorschriften van lid 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 van toepassing zijn, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse I, II, III en IV;
Artikel 1 begripsbepalingen
(…)
34. eengezinshuis/eengezinswoning: een woning bestemd voor één huishouden;
(…)
92. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden