ECLI:NL:RBAMS:2017:6313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
13/665577-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en wapenbezit met gevangenisstraf

Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het dealen in harddrugs en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs, alsook een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 augustus 2017, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en de verdediging door raadsman mr. D.C. Vlielander. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het voorhanden hebben van wapens.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk verkopen en afleveren van verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA, en hennep, en dat hij in het bezit was van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft enkele feiten niet bewezen verklaard, maar de meeste tenlasteleggingen zijn wel bewezen. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel en wapenbezit in overweging genomen. De verdachte werd als strafbaar beschouwd en de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij drugshandel en het bezit van wapens, en de rechtbank heeft een lange gevangenisstraf opgelegd om een duidelijke boodschap af te geven over de gevolgen van dergelijke criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665577-16 (A) en 13/706417-17 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [= GBA] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2017.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A ten laste gelegd dat
feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 17 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of een of meer -nog- onbekende personen) en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of 2C-B en/of MDMA en/of ketamine, in elk geval (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne en/of amfetamine en/of 2C-B en/of MDMA, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 27 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan een of meer –nog onbekende personen) en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hashish, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
- ( in pand [adres 1] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 8053,3 gram cocaïne en/of
B) 324,2 gram ketamine en/of
C) 425,5 gram pillen (MDMA en/of 2C-B)
en/of
- ( in pand [adres 2] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 146, 3 gram cocaïne en/of
B) 13.754,3 gram amfetamine en/of
C) 53.089,2 gram pillen (MDMA en/of 2C-B) en/of
D) 42 liter amfetamine (olie) en/of
E) 8,5 liter GHB en/of
F) 738,6 gram ketamine,
in elk geval in beide panden (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materiaal/materialen bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B en/of GHB, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- ( in pand [adres 1] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer) 25.887 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep
en/of
- ( in pand [adres 2] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 202 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of
B) 7.701 gram hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish),
in elk geval (in beide woningen) (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 5
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock (model 23, kaliber .40 Smith & Wesson) en/of 2 patroonmagazijnen, merk Glock, model 26, kaliber 9mm x 19 en/of munitie van categorie III, te weten 11, in elk geval een aantal patronen, merk Geco, kaliber .40 Smith 7 Wesson en/of 12, in elk geval een aantal patronen, kaliber 9mm x19, voorhanden heeft gehad;
feit 6
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 3e, te weten een geluiddemper voorhanden heeft gehad.
Aan verdachte is in zaak B ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 28 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-ongeveer 16,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
-ongeveer 20 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
-ongeveer 15 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, en/of
-ongeveer 5,44 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
-ongeveer 3,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2C-B en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Kennelijke misslagen
De rechtbank leest in het onder 4 (zaak A) ten laste gelegde ‘202 gram hennep’ als ‘7.701 gram hennep’ en ‘7.701 gram hashish’ als ‘202 gram hashish’ omdat van een kennelijke misslag sprake is. Het onder 3 (zaak A) ten laste gelegde ‘13.754,3 gram’ leest de rechtbank als ‘13.745,3 gram’ omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslagen schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, met uitzondering van feit 2 (zaak A) alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Er kan geen bewezenverklaring volgen voor de ketamine die is opgenomen onder feit 1 en 3, want dat middel staat niet op Lijst I van de Opiumwet.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van feit 1 en feit 2 dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de feiten 3, 4, 5 en 6 heeft de raadsman zich ten aanzien van hetgeen in de woning aan de [adres 1] is aangetroffen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de goederen die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft zich niet over zaak B uitgelaten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken. Er is immers op geen enkele wijze gebleken dat hij in softdrugs heeft gehandeld.
4.3.2.
Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde
In de woning aan de [adres 2] is naast verdovende middelen en munitie ook een geluidsdemper aangetroffen. Nu deze geluidsdemper niet past op het vuurwapen dat in de woning aan de [adres 1] is aangetroffen en er meerdere personen toegang hadden tot de woning aan de [adres 2] , is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de geluidsdemper. Daarom zal hij van feit 6 worden vrijgesproken.
4.3.3.
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit en heeft aangevoerd dat het aantreffen van de zogenaamde ‘dealertelefoon’ in de woning aan de [adres 1] niet betekent dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode de houder van deze telefoon was. Daar komt bij dat in de observaties telkens medeverdachten worden gezien. Verdachte wordt door de gehoorde kopers van drugs niet herkend, op één koper na en die herkenning betreft geen meervoudige maar een enkelvoudige fotoconfrontatie en kan daarom niet gebruikt worden voor het bewijs. Het voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen van dealen, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt dit standpunt van de raadsman niet. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] veelvuldig werden gebruikt om drugs te bestellen. Uit het onderzoek is gebleken dat [verdachte] , zo wordt verdachte genoemd, de beheerder was van deze telefoonlijnen. Daar komt bij dat verdachte door één van de kopers is herkend als degene van wie zij het telefoonnummer kreeg. Dit betrof inderdaad een enkelvoudige fotoconfrontatie en heeft daarom minder bewijswaarde dan een meervoudige fotoconfrontatie, maar draagt wel bij aan het bewijs tegen verdachte. Ook is gebleken dat verdachte de telefoon met nummer [nummer 1] gebruikte op 31 januari 2016. De telefoons met simkaarten behorend bij beide telefoonnummers werden aangetroffen in de woning waar verdachte verbleef. Tenslotte heeft verdachte spontaan aan verbalisanten verklaard dat hij handelde in drugs. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.4.
Oordeel over het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Ten aanzien van de woning aan de [adres 2]
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte de goederen die in de woning aan de [adres 2] zijn aangetroffen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat verdachte meermalen is geobserveerd terwijl hij de betreffende woning binnen ging. Twee dagen voor de doorzoeking is hij ook nog in de woning geweest, zo blijkt uit de verklaring van [persoon 6] . Uit deze verklaring volgt dat verdachte de rekeningen voor de huur van de woning door [persoon 6] heeft laten betalen. Tenslotte zijn in de woning waar verdachte verbleef sleutels aangetroffen waarmee de woning aan de [adres 2] geopend kon worden. Gelet op het voorgaande kan gezegd worden dat verdachte beschikkingsmacht had over de woning en houdt de rechtbank verdachte mede verantwoordelijk voor de verdovende middelen, magazijnen en munitie die op 28 februari 2017 in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam zijn aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage I aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
feit 1
op tijdstippen gelegen in de periode van 15 november 2016 tot en met 17 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt aan [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en meer -nog- onbekende personen, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA;
feit 3
op 28 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk
- in pand [adres 1] aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 8053,3 gram cocaïne en
C) 425,5 gram pillen (MDMA en/of 2C-B)
en
- in pand [adres 2] aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 146, 3 gram cocaïne en
B) 13.745,3 gram amfetamine en
C) 53.089,2 gram pillen (MDMA en/of 2C-B) en
D) 31 liter amfetamine (olie) en
E) 8,5 liter GHB;
feit 4
op 28 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk
- in pand [adres 1] aanwezig heeft gehad 25.887 gram hennep en
- in pand [adres 2] aanwezig heeft gehad
A) 7.701 gram hennep en
B) 202 gram hashish;
feit 5
op 28 februari 2017 te Amsterdam wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock (model 23, kaliber .40 Smith & Wesson) en 2 patroonmagazijnen, merk Glock, model 26, kaliber 9mm x 19 en munitie van categorie III, te weten 11 patronen, merk Geco, kaliber .40 Smith & Wesson en een aantal patronen, kaliber 9mm x19, voorhanden heeft gehad;
Zaak B
op 28 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd:
- 16,38 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 20 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
- 15 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B en
- 5,44 gram van een materiaal bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de hoofdstraf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een veel lagere straf moet worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring heeft de raadsman voorgesteld om een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan 18 maanden voorwaardelijk.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich aan meerdere ernstige strafbare feiten schuldig gemaakt. Hij heeft samen met anderen gehandeld in harddrugs, hij heeft enorme hoeveelheden hard- en softdrugs aanwezig gehad en daarnaast heeft hij een vuurwapen, 2 patroonmagazijnen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Deze combinatie van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugs en wapens duidt op betrokkenheid bij zware criminaliteit dat zonder een georganiseerd verband niet kan plaatsvinden en dat maatschappelijk zeer onwenselijk is. Door in drugs te handelen en drugs aanwezig te hebben heeft verdachte direct en indirect bijgedragen aan het gebruik van drugs door anderen. Drugs werkt verslavend en heeft schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de gebruiker. Daarnaast werkt drugsgebruik vaak andere criminaliteit in de hand, omdat gebruikers hun verslaving bekostigen door strafbare feiten te plegen. Het is dan ook niet voor niets dat er doorgaans onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd voor het plegen van dergelijke feiten. Dat gaat ook op voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, magazijnen en munitie. Het ongecontroleerde bezit hiervan kan een gevaar opleveren voor de samenleving. Ook hierop volgt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande, en met name de zeer grote hoeveelheid verdovende middelen die verdachte aanwezig heeft gehad, dient te leiden tot oplegging van een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het handelen in drugs, en zeker in die mate, mag niet lonend zijn en de straf moet dan ook zo hoog zijn dat verwacht mag worden dat daar een algemene preventieve werking vanuit gaat. Gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het LOVS komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.

9.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de in bijlage II genoemde voorwerpen in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
Met behulp van de voorwerpen (genummerd 1, 6 – 8, 13, 15, 18 – 20, 24, 34, 40 en 41) is het onder bewezen geachte begaan. Daarom worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De voorwerpen (genummerd 3 – 5 en 28) worden onttrokken aan het verkeer, nu
zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Overige beslissingen
De voorwerpen (genummerd 10, 11, 16, 17, 21, 25, 27, 29, 31, 35 – 39) zullen aan verdachte worden teruggegeven.
De voorwerpen (genummerd 9, 12, 14, 22, 23, 26, 30, 32 en 33) zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 6 (zaak A) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 (zaak A) en zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 (zaak A):
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 3 (zaak A):
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 4 (zaak A):
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 5 (zaak A):
‘handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van zaak B:
‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
VIJF (5) JAREN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: de voorwerpen genummerd 1, 6 – 8, 13, 15, 18 – 20, 24, 34, 40 en 41.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen genummerd 3 – 5 en 28.
Gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen genummerd 10, 11, 16, 17, 21, 25, 27, 29, 31, 35 – 39.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: de voorwerpen genummerd 9, 12, 14, 22, 23, 26, 30, 32 en 33.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.