ECLI:NL:RBAMS:2017:6290

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
AMS 17_2594 en AMS 17_2597
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van AOW-uitkering van eisers van alleenstaande naar gehuwdenstatus na scheiding van tafel en bed

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in het geschil tussen [de man] en [de vrouw], beiden woonachtig in Groot-Brittannië, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eisers, die officieel gescheiden zijn van tafel en bed, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de Svb waarin hun AOW-uitkering werd gewijzigd van alleenstaand naar gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen de eisers, ondanks dat zij af en toe contact hebben in verband met hun zieke dochter en kleinkinderen. De rechtbank oordeelt dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank herroept de besluiten van de Svb en kent de eisers een AOW-uitkering toe naar de norm van een alleenstaande, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2016. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/2594 en 17/2597

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2017 in de zaken tussen

[de vrouw] en [de man] , beiden te [woonplaats] in Groot Brittannië, eisers (hierna: [de man] en [de vrouw] ),

(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb)
(gemachtigde: mr. S. Asadi).

Procesverloop

In afzonderlijke besluiten van 29 september 2016 (de primaire besluiten) heeft de Svb het pensioen van [de man] en [de vrouw] op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) gewijzigd naar een pensioen voor een gehuwde.
Met de afzonderlijke besluiten van 13 maart 2017 (de bestreden besluiten) heeft de Svb de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
[de man] en [de vrouw] hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2017. [de man] en [de vrouw] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld.

Overwegingen

1. [de vrouw] ontving vanaf 26 september 2013 een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. [de man] vanaf 13 mei 2013. [de man] en [de vrouw] zijn sinds 1968 gehuwd, maar leven sinds 2005 niet meer samen. Zij zijn officieel gescheiden van tafel en bed op 24 oktober 2012. Op 17 mei 2013 heeft [de man] aan de Svb doorgegeven dat hij naar Groot Brittannië ging verhuizen.
2. Op 1 september 2016 hebben twee medewerkers van de Svb een bezoek gebracht aan het adres van [de vrouw] om te onderzoeken of nog steeds sprake is van duurzaam gescheiden leven. Van dit onderzoek is een handhavingsrapportage opgesteld van 9 september 2016.
Naar aanleiding van dit rapport heeft de Svb het AOW-pensioen van [de man] en [de vrouw] per 1 oktober 2016 gewijzigd naar een AOW-pensioen voor een gehuwde.
3. Met de bestreden besluiten heeft de Svb het bezwaar van [de man] en [de vrouw] ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat [de man] en [de vrouw] regelmatig contact hebben en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Daarnaast doen zij in geval van nood boodschappen en/of klusjes voor elkaar en verzorgt [de vrouw] de woning en post van [de man] wanneer hij er niet is. [de vrouw] krijgt de helft van de bedrijfspensioenen van [de man] . Zij maakt daarom de post van [de man] open. Dit maakt volgens de Svb dat er sprake is van een vorm van financiële verstrengeling. Tijdens het gesprek met de handhavingsspecialisten op 1 september 2016 heeft [de vrouw] aangegeven dat zij en [de man] vriendschappelijk met elkaar omgaan en dat zij samen met hun kinderen op vakantie zijn gegaan. Bovendien was [de man] aanwezig in de woning van [de vrouw] toen de handhavingsspecialisten een bezoek aflegden. De Svb is om die redenen van mening dat [de vrouw] en [de man] hun leven niet leiden als ware zij niet gehuwd. Er is geen sprake van duurzaam gescheiden leven, aldus de Svb.
4. [de vrouw] en [de man] voeren in beroep aan dat zij van tafel en bed gescheiden zijn, waardoor geen sprake is van een (voortdurend) huwelijk. Er is dus minder wederzijdse betrokkenheid dan in de situatie waarin echtgenoten gescheiden wonen, maar niet echt gescheiden zijn. [de vrouw] en [de man] hebben slechts incidenteel contact, als dat noodzakelijk is of wanneer dat onvermijdelijk is met betrekking tot hun kinderen. [de vrouw] en [de man] zijn één keer op aandringen van de kinderen met het gezin op vakantie geweest, maar dat was niet voor herhaling vatbaar. [de vrouw] en [de man] zorgen bovendien voor hun zieke dochter en kleinkinderen waardoor contact onvermijdelijk is. [de vrouw] heeft geen toegang tot de woning van [de man] , maar slechts tot het portiek van het flatgebouw waar hij woont. In Groot Brittannië wordt scheiding van tafel en bed niet erkend, waardoor haar deel van het pensioen niet automatisch aan haar wordt betaald. [de man] geeft daarom inzicht in zijn post, zodat [de vrouw] weet welk gedeelte van het pensioen haar toekomt. Op 1 september 2016 was [de man] bij hoge uitzondering in de woning van [de vrouw] , omdat zij naar de dokter moest en niemand anders haar kon brengen.
5. Vaststaat dat [de man] en [de vrouw] ten tijde hier van belang gehuwd waren. Bij gehuwden is de status van gehuwd zijn leidend, tenzij het tegendeel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Dit betekent dat de Svb bij het bestreden besluit, met inachtneming van het feit dat [de man] en [de vrouw] van tafel en bed gescheiden zijn, door toetsing aan het criterium of [de man] en [de vrouw] in de te beoordelen periode duurzaam gescheiden van elkaar leefden een juiste maatstaf heeft aangelegd. [1]
6. In de AOW wordt blijkens artikel 1, derde lid, van die wet:
“a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.”
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is van duurzaam gescheiden leven van gehuwden sprake indien de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander gehuwd was en deze toestand door beiden of één van hen als bestendig is bedoeld. [2] Verder is in die rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk betrokkenen de intentie hebben om een – al dan niet van een gezamenlijke huishouding te onderscheiden – vorm van echtelijke samenleving aan te gaan. Evenwel is niet uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt.
8. De rechtbank oordeelt als volgt.
Met betrekking tot het pensioen van [de man]
9. [de man] en [de vrouw] hebben bij hun beroepschrift een brief van 20 mei 2014 van de (ex-)werkgever van [de man] gevoegd. In deze brief staat dat het pensioen alleen direct aan [de man] kan worden betaald en niet kan worden gedeeld, omdat het een Brits pensioenfonds betreft. Er is dus wel sprake van een financiële verstrengeling, maar uit de brief van 20 mei 2014 blijkt dat dit onvermijdelijk is en daarmee niet aan eisers kan worden tegengeworpen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Svb deze financiële verstrengeling ten onrechte heeft laten meewegen bij de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
Met betrekking tot de overige omstandigheden
10. Ter zitting hebben [de man] en [de vrouw] toegelicht dat de informatie uit het formulier van 1 september 2016 in essentie wel klopt, maar dat dit niet betekent dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De genoemde omstandigheden behoeven nuancering. [de vrouw] en [de man] hebben wel contact, maar alleen als het over de (klein)kinderen gaat. Zij hebben een ernstig zieke dochter waar zij voor zorgen. Zij is ook de reden dat [de man] naar Groot-Brittannië is verhuisd en dicht bij haar is gaan wonen. [de man] en [de vrouw] ondernemen nooit activiteiten samen en doen geen boodschappen of klusjes voor elkaar. Dit blijkt ook niet uit het ingevulde formulier. Zij zien elkaar op verjaardagen van de (klein)kinderen en feestdagen met de familie, maar zij gaan daar afzonderlijk naartoe en spreken elkaar op die dagen niet. [de vrouw] heeft ter zitting toegelicht dat zij elkaar zelfs uit de weg gaan op die dagen. [de vrouw] heeft een sleutel van het portiek van het gebouw waar [de man] woont en waar de postbussen aanwezig zijn. Zij kan met deze sleutel niet de woning van [de man] betreden. Op aandringen van de kinderen zijn [de man] en [de vrouw] eenmaal met de familie op wintersportvakantie gegaan. Dit was ‘afschuwelijk’ en niet voor herhaling vatbaar. [de man] was toevallig op 1 september 2016 bij [de vrouw] om haar naar de dokter te brengen. Hij was niet in de woning aanwezig, maar kwam aanrijden toen de handhavingsspecialisten daar al waren. [de vrouw] had veel moeite moeten doen voor deze afspraak en haar partner was ziek en kon haar niet brengen. Bij hoge uitzondering heeft zij daarom een beroep op [de man] gedaan. Als [de vrouw] hulp nodig heeft bij wat voor klus dan ook in haar woning, belt zij [de man] nooit.
11. Alles overziend, waaronder hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank het aannemelijk dat er tussen [de vrouw] en [de man] sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het is de rechtbank duidelijk dat [de man] en [de vrouw] beiden niet de intentie hebben om met elkaar in contact te zijn, tenzij de zorg voor hun zieke dochter en hun kleinkinderen dat noodzakelijk maakt. Dit contact maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eisers niet een eigen leven leiden alsof er geen huwelijk is. Zij zijn weliswaar aanwezig bij dezelfde verjaardagen en feestdagen, maar gaan elkaar daar uit de weg. Zij hebben geen vriendschappelijke relatie met elkaar. De eenmalige gezamenlijke vakantie en de financiële verstrengeling brengen de rechtbank, gelet op hetgeen daarover in deze uitspraak is overwogen, niet tot een ander oordeel. Ook overigens zijn er geen andere omstandigheden die maken dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
12. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen. De rechtbank ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de primaire besluiten herroepen, en [de man] en [de vrouw] vanaf 1 oktober 2016 een AOW-pensioen toekennen voor een alleenstaande.
13. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat de Svb het door [de man] en [de vrouw] betaalde griffierecht van elk € 46,- vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt de Svb in de door [de man] en [de vrouw] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, dat in beide zaken hetzelfde is, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • herroept de primaire besluiten;
  • herziet de besluiten van 29 september 2016 en kent [de man] en [de vrouw] vanaf 1 oktober 2016 een AOW-pensioen toe voor een alleenstaande;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
  • draagt de Svb op het door [de vrouw] betaalde griffierecht van € 46,- aan haar te vergoeden;
  • draagt de Svb op het door [de man] betaalde griffierecht van € 46,- aan hem te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Bakker, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4177.
2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO6231