ECLI:NL:RBAMS:2017:6279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
13/665691-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel met gevangenisstraf en werkstraf

Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het handelen in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 1 oktober 2016 en 17 februari 2017 in Amsterdam opzettelijk cocaïne, MDMA, hennep en andere verdovende middelen heeft verhandeld. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 augustus 2017, waar de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door mr. V.H. Hammerstein. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 2, 3 en 4, maar achtte feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 143 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na zijn vrijlating en zijn rol als pedagogisch medewerker. Daarnaast werd de teruggave van een in beslag genomen auto aan de verdachte bevolen, omdat verbeurdverklaring onevenredig zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665691-16 (Promis)
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 17 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of een of meer -nog- onbekende personen) en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of 2C-B en/of MDMA, in elk geval (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne
en/of amfetamine en/of 2C-B en/of MDMA, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 15 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan een of meer -nog- onbekende personen) en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hashish, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
- ( in pand [adres 2] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 8053,3 gram cocaïne en/of
B) 324,2 gram ketamine en/of
C) 425,5 gram pillen (MDMA en/of 2C-B)
en/of
- ( in pand [adres 3] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 146, 3 gram cocaïne en/of
B) 13.754,3 gram amfetamine en/of
C) 53.089,2 gram pillen (MDMA en/of 2C-B) en/of
D) 42 liter amfetamine (olie) en/of
E) 8,5 liter GHB en/of
F) 738,6 gram ketamine,
in elk geval in beide panden (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materiaal/materialen bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B en/of GHB, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- ( in pand [adres 2] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
25.887 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep
en/of
- ( in pand [adres 3] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer)
A) 202 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of
B) 7.701 gram hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval (in beide woningen) (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4. Feit 1 kan wel worden bewezen, voor de periode van half november 2016 tot en met 17 februari 2017.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft zij opgemerkt dat er geen bewijs is dat verdachte na 23 januari 2017 nog heeft gehandeld in drugs (na de vakantie van verdachte in het buitenland).
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen wat onder 2, 3 en 4 ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2.
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Gelet op de bekentenis van verdachte en de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen. Ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 januari 2017 op vakantie is gegaan en dat hij daarna niet meer heeft gedeald. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook op 9 en 15 februari 2017 heeft gedeald. De rechtbank is het ten aanzien van de pleegperiode dan ook eens met de officier van justitie en zal ten aanzien van feit 1 bewezen verklaren: ‘in de periode van 15 november 2016 tot en met 17 februari 2017’. Bij het vaststellen van de hoogte van het ontnemingsbedrag zal rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte vanaf 24 januari 2017 tot 5 februari 2017 in het buitenland op vakantie is geweest en in die periode dus geen geld heeft verdiend met drugshandel.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld in heroïne, amfetamine of 2C-B. Geen van de kopers heeft verklaard dit van verdachte te hebben verkregen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage I aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen gelegen in de periode van 15 november 2016 tot en met 17 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht (aan [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en meer personen) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 143 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, namelijk 43 dagen. Daarnaast zou een deels voorwaardelijke taakstraf kunnen worden opgelegd, aldus de raadsvrouw. Zij heeft aangevoerd dat dit van belang is voor het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag. Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte heeft aangetoond dat hij zijn leven een goede wending heeft gegeven sinds zijn vrijlating. Hij heeft een baan gevonden als pedagogisch medewerker en heeft zich aan alle voorwaarden van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gehouden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich over een periode van circa 12 weken schuldig gemaakt aan het medeplegen van dealen van verschillende soorten harddrugs. Dit is een ernstig strafbaar feit. De harddrugs die verdachte verhandelde zijn zeer verslavende stoffen, die schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruiker ervan. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gezondheid van de gebruikers, de negatieve gevolgen van cocaïnegebruik voor de bij de productie ervan betrokkenen of voor de samenleving als geheel. Voor hem stond het snel verdienen van geld voorop.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze geven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden aan voor een feit als dit. De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft de laatste vijf jaren geen veroordelingen gehad en woont samen met een vriendin en hun kind van 2 jaar. Na zijn vrijlating is verdachte aan de slag gegaan en hij heeft een baan gevonden als pedagogisch medewerker. De rechtbank vindt dit een positieve ontwikkeling en vindt niet dat deze ontwikkeling doorkruist moet worden door detentie. De rechtbank zal daarom, net als de officier van justitie, ten gunste van verdachte afwijken van voornoemde oriëntatiepunten. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist vanwege de ernst van het feit.
Gelet op het voorgaande legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 143 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal een werkstraf van 200 uren worden opgelegd, subsidiair 100 dagen hechtenis.

9.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is een personenauto (Mercedes Benz b 180, beslagnummer: [nummer] ) in beslag genomen. De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd, omdat de auto is gebruikt bij het dealen van drugs. De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave aan verdachte, omdat verdachte de auto 1,5 jaar lang full time heeft gebruikt voor zijn werk als taxichauffeur en slechts 10 weken voor het rondbrengen van drugs. Bij verbeurdverklaring zou verdachte financieel onevenredig hard worden getroffen, aangezien hij de auto zelf heeft aangeschaft voor zo’n 10 000 euro.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft de taxi, lang voordat hij zich inliet met drugshandel, gekocht ten behoeve van zijn werk als taxichauffeur. Naast dit werk heeft verdachte de auto gebruikt om drugs te dealen. De auto is echter niet speciaal voor het plegen van dit strafbare feit gekocht of aangepast. Gelet op de omstandigheid dat verdachte met schulden te maken heeft is de rechtbank van oordeel dat hij door verbeurdverklaring van de auto onevenredig hard gestraft zou worden. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de auto teruggegeven zal worden aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.’
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
HONDERDDRIEËNVEERTIG (143) DAGEN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot honderd (100) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
TWEEHONDERD (200) UREN, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderd (100) dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van een personenauto, Mercedes Benz b 180 ( [nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.