Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het handelen in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 1 oktober 2016 en 17 februari 2017 in Amsterdam opzettelijk cocaïne, MDMA, hennep en andere verdovende middelen heeft verhandeld. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 augustus 2017, waar de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door mr. V.H. Hammerstein. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 2, 3 en 4, maar achtte feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 143 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na zijn vrijlating en zijn rol als pedagogisch medewerker. Daarnaast werd de teruggave van een in beslag genomen auto aan de verdachte bevolen, omdat verbeurdverklaring onevenredig zou zijn.