ECLI:NL:RBAMS:2017:6278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
C/13/621460 / FA RK 16-8928
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderbijdrage en de toepassing van wettelijke maatstaven in het kader van alimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Bayraktar, verzocht om een verhoging van de maandelijkse bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen tot € 1.450,-, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.M. Zeeman, zich hiertegen verweerde en vroeg om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven bij het vaststellen van de oorspronkelijke kinderbijdrage. De vrouw voerde aan dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder de verhuizing van de man buiten Amsterdam en zijn hogere inkomen. De rechtbank oordeelde echter dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat deze omstandigheden zodanig waren dat de man niet langer aan de overeenkomst kon worden gehouden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de vrouw om de kinderbijdrage te verhogen niet kon worden toegewezen, omdat de oorspronkelijke overeenkomst niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de ex-echtelijke relatie van partijen en de aard van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/621460 / FA RK 16-8928 (JK/SV)
Beschikking van 6 september 2017 betreffende wijziging van de kinderbijdrage
in de zaak van:
[vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. Bayraktar, gevestigd te Heemstede,
tegen
[man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.A.M. Zeeman, kantoorhoudende te Voorburg.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder:
- het op 30 december 2016 ter griffie ingekomen verzoekschrift;
- het daartegen ingediende verweerschrift;
- het F9-formulier met producties van 9 augustus 2017 van de zijde van de man;
- het F9-formulier met producties van 11 augustus 2017 van de zijde van de vrouw.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 augustus 2017.
Gehoord zijn: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat. De advocaat van de man heeft pleitaantekeningen overgelegd. Deze zijn aan het procesdossier toegevoegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op [datum] . Hun huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Zeeland-West Brabant van [datum] in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [kind 1],geboren te [plaats] op [datum] ;
  • [kind 2], geboren te [plaats] op [datum] ;
  • [kind 3] , geboren te [plaats] op [datum] ;
  • [kind 4] , geboren te [plaats] op [datum] .
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit. De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw.
2.3.
Partijen zijn bij ouderschapsplan van 15 december 2015, welke deel uitmaakt van de beschikking van 7 april 2016, onder meer het volgende overeengekomen:
3.14.
De vader zal met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in de openbare registers van de gemeente waar partijen zijn gehuwd totdat de kinderen de 18-jarige leeftijd hebben bereikt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind een bedrag van € 125,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de moeder voldoen.
De ouders hebben deze bijdrage voor de kinderen in onderling overleg vastgesteld.
(…)

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek van de vrouw
3.1.1.
De vrouw verzoekt, met – zo begrijpt de rechtbank – dienovereenkomstige wijziging van eerdergenoemde beschikking en ouderschapsplan, een door de man/vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te bepalen van € 1.450,- per maand, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met ingang van de datum van het verzoekschrift, bij vooruitbetaling te voldoen.
3.2.
Het verweer van de man
3.2.1.
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw. Hij verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel het verzoek af te wijzen.
3.2.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ontvankelijkheid
4.1.1.
De vrouw stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Daarnaast is er volgens haar sprake van grove miskenning van de wettelijke maatstaven en een zodanige ingrijpende wijziging van omstandigheden dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de vrouw niet langer aan de overeenkomst betreffende de kinderalimentatie mag worden gehouden. De gewijzigde omstandigheden bestaan daaruit dat de man - in tegenstelling tot waarvan bij de overeenkomst is uitgegaan - toch buiten Amsterdam is gaan wonen. Daarnaast is de man meer gaan verdienen, opnieuw gehuwd en gaat de vrouw een opleiding volgen.
De man betwist dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Hij voert daartoe onder meer aan dat hij reeds buiten Amsterdam woonachtig was ten tijde van de ondertekening van het ouderschapsplan. Ook was al bekend dat hij een andere baan zou krijgen en hij heeft het salaris met de vrouw besproken voordat partijen het ouderschapsplan ondertekenden.
4.1.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Op grond van artikel 1:401 lid 5 BW kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Indien partijen echter ten tijde van de overeenkomst bewust hebben willen afwijken van de wettelijke maatstaven, dan past de rechter voor de wijziging naar analogie artikel 1:159 lid 3 BW toe.
4.2.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.1.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat partijen er bewust voor hebben gekozen om af te wijken van de wettelijke maatstaven. Weliswaar geven beide partijen een andere reden daarvoor, dat maakt niet dat partijen niet bewust zijn afgeweken. De vrouw stelt immers dat zij een lagere kinderalimentatie aan de man heeft voorgesteld, omdat de huren in Amsterdam hoog zijn, terwijl de man stelt dat de kinderalimentatie in samenhang met de verdeling moet worden gezien. Bij de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen waarin partijen gehuwd waren, heeft hij afgezien van de overwaarde op de voormalige echtelijke woning. Nu partijen bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken, is artikel 1:401 lid 5 BW, noch artikel 1:401 lid 1 BW van toepassing, zodat het verzoek van de vrouw voor zover gegrond op die artikelleden wordt afgewezen. Van (analogische) toepassing is slechts artikel 1:159 lid 3 BW.
Dit houdt in dat de overeengekomen bijdrage slechts kan worden gewijzigd indien de vrouw stelt en de rechtbank aannemelijk oordeelt dat na het tot stand komen van de overeenkomst een zodanige wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden die meebrengt dat de man in het licht van de bestaande omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten. De rechtbank dient daarbij voorts zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij wat partijen bij hun overeenkomst voor ogen stond, waarbij mede gelet moet worden op het verband dat kan zijn beoogd tussen de regeling betreffende de kinderalimentatie en eventuele door partijen getroffen regelingen van andere aard.
4.2.2.
De rechtbank constateert dat de vrouw als wijziging van omstandigheden aanvoert dat de man niet in Amsterdam is blijven wonen, meer is gaan verdienen, hertrouwd is en dat zij zelf binnenkort met een opleiding start. Niet is komen vast te staan dat de man ten tijde van de ondertekening van het ouderschapsplan nog in Amsterdam woonachtig was, zodat de gestelde verhuizing niet kan worden aangemerkt als een gewijzigde omstandigheid. Vast staat wel dat de vrouw, nu zij dit ter zitting heeft erkend, voorafgaand aan de ondertekening, wist dat de man meer zou gaan verdienen met zijn nieuwe baan. De omstandigheid dat de man hertrouwd is, is in de onderhavige zaak niet relevant omdat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en om die reden geen deel uit maken van het gezin van de man. De nieuwe echtgenote is daarom niet onderhoudsplichtig. Weliswaar zal zij mogelijk bijdragen in (bijvoorbeeld) de woonlasten, maar gelet op de huidige forfaitaire berekening van de kinderbijdrage is ook dat niet relevant. Dat de vrouw een opleiding start is verder op geen enkele wijze geconcretiseerd. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Het beroep van de vrouw op artikel 1:401 lid 1 in samenhang met artikel 1:159 lid 3 BW slaagt daarom niet, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Het overige door partijen ten aanzien van de kinderalimentatie gestelde behoeft gelet op het voorgaande geen verdere bespreking.
4.3.
Proceskostenveroordeling
4.3.1.
De man verzoekt de vrouw in de kosten van de procedure te veroordelen. De man onderbouwt zijn verzoek met de stelling dat de vrouw haar standpunten niet heeft onderbouwd. Door deze lichtvaardige wijze van procederen heeft de man nodeloos kosten moeten maken.
4.3.2.
De vrouw verweert zich. Zij stelt zich op het standpunt dat te doen gebruikelijk de kosten moeten worden gecompenseerd.
4.3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu partijen ex-echtelieden zijn en deze zaak de kinderbijdrage betreft is het gebruikelijk de proceskosten te compenseren, tenzij (in dit geval) het verzoek tegen beter weten in is ingediend. Dat laatste is nu niet komen vast te staan. De rechtbank zal daarom als na te melden de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.J. van der Veen, griffier, op 6 september 2017. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).