ECLI:NL:RBAMS:2017:6275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
KG ZA 17-669
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van geschorste taxichauffeur tot herstel van werkzaamheden na schorsing door Taxi Centrale Schiphol

In deze zaak vordert een geschorste taxichauffeur, eiser, dat hij in staat wordt gesteld om zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze uit te oefenen. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin eiser zich verzet tegen de schorsing van één maand die hem door Taxi Centrale Schiphol (TCS) is opgelegd. Eiser stelt dat de schorsing niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat de procedure onvoldoende duidelijk was en het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht is genomen. TCS heeft de schorsing opgelegd na meerdere overtredingen van de Taxiverordening Amsterdam, waarbij eiser hinder voor het verkeer heeft veroorzaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de normen waaraan eiser zich moet houden voldoende kenbaar waren en dat de schorsing passend is gezien de eerdere overtredingen. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen noodsituatie is die de schorsing onredelijk maakt, en dat de procedure rondom de schorsing voldoende waarborgen heeft geboden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/630901 / KG ZA 17-669 FB/TF
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser bij dagvaarding van 27 juni 2017,
advocaat mr. K. Kasem te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERGISCH BOEKHOFF EN FRISSEN PERSONENVERVOER B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde,
advocaat mr. T. Welschen te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagde TCS (de afkorting van haar handelsnaam Taxi Centrale Schiphol).

1.De procedure

Ter terechtzitting van 18 juli 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. TCS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiser] : [eiser] met mr. Kasem,
aan de zijde van TCS: [naam 1] ( [functie] ) met mr. Welschen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is zelfstandig taxichauffeur. In een overeenkomst van 18 januari 2017 heeft [eiser] zich aangesloten bij TCS, een bij de gemeente Amsterdam erkende Toegelaten Taxi Organisatie (TTO). Taxichauffeurs moeten op grond van de Taxiverordening Amsterdam aangesloten zijn bij een TTO om in aanmerking te komen voor een vergunning. [eiser] biedt zijn diensten aan in Amsterdam op de opstapmarkt. Op grond van artikel 3 van de aansluitovereenkomst is de chauffeur verplicht tot het naleven van alle wettelijke voorschriften, uitvoeringsbesluiten en de voorschriften die TCS in haar reglement heeft opgenomen.
2.2.
In het Normen- en waardenprotocol van 17 november 2014 van TCS zijn nadere regels opgenomen waaraan de bij haar aangesloten chauffeur zich moet houden. In artikel 5 onder a is - kort gezegd - opgenomen dat de chauffeur het verkeer op of in de omgeving van de standplaats niet hinderlijk ophoudt. In het Maatregelenprotocol van 17 november 2014 van TCS is het sanctiesysteem opgenomen. In artikel 5 onder a is vermeld dat bij de 2e overtreding van dit artikel een onvoorwaardelijk schorsing van 1 maand wordt opgelegd.
2.3.
Op 3 februari 2017 heeft een handhaver geconstateerd dat [eiser] bij de taxistandplaats bij het Kleine Gartmanplantsoen hinder voor het overige verkeer heeft veroorzaakt door achteruit de trambaan op te rijden en door - terwijl de buffer van de taxistandplaats “vol” aangaf - zijn taxi in een vak met een wit kruis te parkeren. Wegens handelen in strijd met artikel 1, lid 2, onder a van het Besluit Nadere Regels eisen chauffeurs is door TCS aan [eiser] de maatregel van één week schorsing opgelegd.
2.4.
Een medeweggebruiker heeft op 24 februari 2017 gemeld dat [eiser] in de buurt van VU Medisch Centrum hem heeft afgesneden bij het rechtsaf slaan. Hierna heeft [eiser] zich volgens de medeweggebruiker agressief jegens hem gedragen en dreigende taal tegen hem geuit. TCS heeft voor deze overtreding aan [eiser] de maatregel van waarschuwing opgelegd.
2.5.
In een rapport van bevindingen taxivergunning van 30 april 2017 van een medewerker Handhaving en Toezicht van de gemeente Amsterdam, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, staat voor zover van belang vermeld:
(…) Op (…) 30 april 2017, omstreeks 01.12 uur, bevond ik mij (…) op de openbare weg, Kleine Gartmanplantsoen (…) te Amsterdam,
Ik zag daar een taxi (…)
Ik zag dat op de hiervoor genoemde locatie, datum en tijdstip de hieronder genoemde chauffeur heeft gehandeld in strijd met de bij of krachtens de ‘Taxiverordening Amsterdam 2012’ gestelde regels.
Hij overtrad:
(…) artikel 1, lid 2 onder a van het Besluit Nadere regels eisen chauffeurs juncto artikel 2.14 van de Taxiverordening Amsterdam 2012;
(…)
Ik zag dat betrokkene langzaam reed (…) richting de standplaats. Ik zag dat betrokkene hierbij het verkeer ophield. Ik zag dat de betrokkene op de weg stil ging staan bij de verkeersregelaar. Ik zag dat de betrokkene in gesprek ging met de verkeersregelaar. Ik zag dat er achter de betrokkene voertuigen werden gehinderd in hun doorgang. Ik liep naar betrokkene toe en zei hem dit rapport aan. Ik hoorde de verkeersregelaar tegen mij zeggen dat zij de betrokkene heeft doorgestuurd.
2.6.
In een e-mail van 16 mei 2017 heeft Taxiteam DST (namens het college van Burgemeester & Wethouders (B&W) te Amsterdam) aan TCS verzocht [eiser] een maatregel op te leggen. In de e-mail staat voor zover van belang het volgende:
(…) De toezichthouder heeft geconstateerd, dat chauffeur (…) voor de 2e keer gehandeld heeft in strijd met artikel 1, lid 2 onder a van het Besluit Nadere regels eisen chauffeurs.
In het kort samengevat heeft de chauffeur hinder voor het overige verkeer veroorzaakt door stapvoets te rijden in de omgeving van de standplaats. (…)
Verzoek opleggen maatregel
Dit is de 2de overtreding van dezelfde feitcode binnen één jaar. Eerder heeft chauffeur op 03 februari 2017 een RvB gehad. In het verlengde daarvan vraag ik u deze chauffeur een maatregel volgens uw maatregelenprotocol op te leggen (…). Mocht u geen maatregel conform uw maatregelenprotocol willen opleggen, dan verzoek ik u dit schriftelijk te motiveren. (…)
2.7.
In een brief van 17 mei 2017 heeft TCS aan [eiser] meegedeeld dat zij
[eiser] voor de duur van één maand zal te schorsen, omdat hij voor de 2e keer binnen één jaar artikel 1, lid 2, onder a van het Besluit Nadere Regels eisen chauffeurs heeft overtreden. In de brief staat voor zover van belang het volgende:
Dit is de 2de overtreding voor dezelfde feitcode binnen één jaar. Eerder heeft chauffeur op 03 februari 2017 een RvB gehad.
Dergelijk gedrag is in tegenspraak met de kwaliteitsdoeleinden van TCS en schaadt het imago van TCS. Derhalve hebben wij besloten u de volgende maatregel op te leggen:
(…)
Maatregel opgelegd: één maand OVW schorsing (..)
Wellicht ten overvloede wijzen wij u erop, dat een volgende overtreding binnen een periode (…) van één jaar kan leiden tot intrekking van de vergunning. (…)
Deze maatregel wordt tevens toegevoegd aan uw profiel en heeft een geldigheid tot 1 jaar na constatering. In het door u verkregen reglement kunt u zien wat de consequentie is bij een opeenvolgende overtreding. (…)
2.8.
In een e-mail van 17 mei 2017 heeft TCS aan [eiser] meegedeeld dat om af te kunnen zien van het opleggen van de aangekondigde maatregel van schorsing, sprake moet zijn van verifieerbare ontlastende informatie. TCS heeft [eiser] verzocht deze informatie uiterlijk 19 mei 2017 vóór 12.00 uur toe te sturen.
2.9.
In een e-mail van 18 mei 2017 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen het hiervoor vermelde maatregel. In de e-mail staat voor zover van belang het volgende:
(…) - Binnen de bebouwde kom geldt geen minimale snelheid (wegenverkeerswet 1994) - Ik stond niet stil uit eigen wil, ik werd staande gehouden door de handhaver die mij wilde spreken - Ik stond op een rijbaan en niet op de trambaan - Ik reed langzaam voor de veiligheid, omdat het heel druk was op straat met allemaal toeristen en uitgaans publiek die af en toe zomaar plotseling op de rijbaan gingen lopen en oversteken - Ik heb een getuige die bereidt is om een aantal van bovengenoemde argumenten te bevestigen. Op basis van deze argumenten verzoek ik u te beslissen de mij opgelegde RVB nietig te verklaren. Mijn bezwaren licht ik graag toe in een hoorzitting. (…)
2.10.
In een e-mail van dezelfde dag heeft TCS hierop gereageerd. In de e-mail staat voor zover van belang het volgende:
(…) Bij en verzoek opleggen maatregel van de gemeente moeten we uitgaan van de juistheid van de constatering van de handhaver en een maatregel opleggen conform het TTO reglement, tenzij u bezwaar maakt en er sprake is van verifieerbare ontlastende informatie. Wij nemen aan dat uw bezwaar bij ons is ingediend. In uw bericht is er geen of onvoldoende sprake van verifieerbare ontlastende informatie. We zijn dan ook genoodzaakt om de maatregel op te leggen (…)
2.11.
In een e-mail van 19 mei 2017 heeft [eiser] zijn bezwaar nader toegelicht.
2.12.
In een e-mail van 9 juni 2017 heeft de advocaat van [eiser] aan TCS meegedeeld dat [eiser] het geschil zal voorleggen aan de voorzieningenrechter omdat partijen er onderling niet zijn uitgekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - TCS op straffe van een dwangsom te veroordelen om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze uit te oefenen met alle bevoegdheden en faciliteiten die hij krachtens de aansluitovereenkomst geniet. Hij vordert daarnaast TCS te veroordelen in de kosten van dit geding (inclusief nakosten) en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe dat hij op 30 april 2017 niet uit vrije wil is gaan stilstaan. Hij heeft zijn snelheid aangepast ten behoeve van de verkeersveiligheid. Bij de standplaats aangekomen gaf de verkeersregelaar aan dat hij deze niet mocht oprijden vanwege eerdere verkeershinder door hem. Hij heeft de situatie aan de verkeersregelaar uitgelegd.
Voorts is het schorsingsbesluit niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Allereerst is de procedure volgens welke het besluit is genomen, onvoldoende duidelijk. Verder is onvoldoende hoor en wederhoor toegepast voordat het besluit is genomen. Bovendien is onduidelijk wie het besluit heeft genomen. Wie heeft de e-mails verzonden en waren deze personen bevoegd de maatregel op te leggen?
Daarnaast is de schorsingsmaatregel buitenproportioneel. [eiser] is nimmer negatief onder de aandacht gekomen en heeft altijd behoorlijk gefunctioneerd. Door hem te verbieden zijn werkzaamheden uit te oefenen, handelt TCS in strijd met de aansluitovereenkomst, althans onrechtmatig. Als [eiser] gedurende een maand zijn taxibedrijf niet kan uitoefenen, zal hij in die periode geen inkomsten hebben. In dat geval zal hij zijn auto moeten verkopen en kan hij zijn werk daarna niet meer oppakken.
3.3.
TCS voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. TCS wil immers op korte termijn de maatregel tenuitvoerleggen.
4.2.
Bij de beoordeling of de procedure die tot de schorsingsmaatregel heeft geleid, kenbaar was en met voldoende waarborgen was omkleed, meer in het bijzonder wat betreft de waarborging van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, wordt vooropgesteld dat TCS en [eiser] een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten (de aansluitovereenkomst van 18 januari 2017). De genomen maatregel is gebaseerd op deze overeenkomst in samenhang met het in 2.2 genoemde protocol. De daarin besloten normen waren voldoende kenbaar voor [eiser] .
De maatregel is genomen op verzoek van Taxiteam DST (namens het college van B&W), maar het is TCS die de maatregel heeft opgelegd. Zij heeft zich daartoe gebaseerd op haar contractuele bevoegdheden. De overeenkomst wordt echter mede beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en het daarin besloten beginsel van procedurele zorgvuldigheid, dat meebrengt dat bij het opleggen van de schorsingsmaatregel, het beginsel van hoor en wederhoor in acht moet worden genomen. Ter zitting is namens TCS nog toegelicht dat de in dit verband gehanteerde procedure mede is ingegeven door het feit dat bij haar 1300 taxichauffeurs zijn aangesloten.
4.3.
TCS heeft in haar brief van 17 mei 2017 aan [eiser] de schorsingsmaatregel meegedeeld en in een e-mail van dezelfde dag heeft zij hem gemeld dat hij verifieerbare ontlastende informatie kan inbrengen. Hierop heeft [eiser] in een e-mail van 18 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de maatregel. In een e-mail van dezelfde dag heeft TCS afwijzend op het bezwaar gereageerd, waarna [eiser] in een e-mail van 19 mei 2017 zijn bezwaar nader heeft toegelicht. Aldus is het beginsel van hoor en wederhoor voldoende in acht genomen.
4.4.
Wat betreft het bezwaar dat onduidelijk is wie het besluit heeft genomen en of deze bevoegd was de desbetreffende maatregel op te leggen, heeft [naam 1] ter zitting verklaard dat de door TCS gestuurde brief en e-mail, door een daartoe bevoegde medewerker van de klachtendienst zijn verstuurd. De medewerker wordt bewust niet bij naam genoemd vanwege de in het verleden in andere gevallen opgedane ervaring dat dit tot represailles of het uitoefenen van druk tegen die medewerker kan leiden. Klachten als hier bedoeld worden echter uitsluitend door daartoe gemandateerde medewerkers afgehandeld, aldus nog steeds [naam 1] .
Deze werkwijze en de daarvoor aangevoerde redenen komen begrijpelijk voor. [eiser] heeft geen specifieke gronden aangevoerd waaruit volgt dat hij (niettemin) een te respecteren belang heeft bij kennisneming van de naam van de desbetreffende medewerker.
4.5.
Uit het vorenstaande volgt dat het verweer dat het besluit niet rechtsgeldig is tot stand gekomen, wordt verworpen.
4.6.
Met betrekking tot de geconstateerde overtreding geldt het volgende.
Uit het rapport van bevindingen 30 april 2017 kan worden afgeleid dat op die dag zowel door de handhaver als door de verkeersregelaar is geconstateerd dat [eiser] langzaam in de richting van de taxistandplaats reed en daardoor andere weggebruikers voertuigen hinderde.
[eiser] heeft hiertegenover als productie 9 een ontlastende schriftelijke verklaring ingebracht van een collega-taxichauffeur die volgens hem het incident heeft gezien. Ten opzichte van de bevindingen van de handhaver kan aan die verklaring echter onvoldoende gewicht worden toegekend, reeds omdat deze niet op alle punten strookt met de verklaring van [eiser] zelf, en daarin bovendien een gesprek wordt vermeld dat de collega bezwaarlijk zelf kan hebben gehoord.
4.7.
Daarbij komt dat de onderhavige gedraging niet op zichzelf staat. De hiervoor in 2.3 vermelde overtreding is soortgelijk van karakter en vond enkele maanden voor het onderhavige incident plaats op dezelfde taxistandplaats. Die eerdere overtreding wordt door [eiser] erkend. Hij heeft echter aangevoerd dat hij toen nog maar kort in dienst was en niet wist dat hij niet achteruit mocht rijden. Wat daarvan zij, de soortgelijkheid van de overtredingen verleent indirect steun aan de constateringen van de handhaver en de verkeersregelaars op 30 april 2017.
Ook het incident met een medeweggebruiker op 24 februari 2017 (zie 2.4) verleent indirect een zekere steun aan de verklaringen van de handhaver en de verkeersregelaars, in die zin dat op grond daarvan aannemelijk is dat [eiser] niet steeds de belangen van andere weggebruikers - althans naar hun mening - voldoende tot hun recht laat komen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het incident door [eiser] ter zitting op zichzelf is erkend, maar dat hij daarvan een andere lezing geeft.
4.8.
[eiser] voert nog aan dat hij zijn rijgedrag op 30 april 2017 had aangepast aan het verkeersbeeld in verband met de veiligheid van anderen. Dit verweer wordt weerlegd door de bevindingen van de handhaver en de verkeersregelaar.
[eiser] heeft voorts betoogd dat hij niet uit zichzelf, maar op verzoek van de verkeersregelaar stil is gaan staan. Uit de verklaring van de verkeersregelaar volgt echter dat dit verzoek is gedaan naar aanleiding van het eerdere foutieve rijgedrag van [eiser] .
4.9.
De slotsom van hetgeen in 4.6-4.8 is overwogen is, dat bij de beoordeling wordt uitgegaan van de in het rapport van bevindingen 30 april 2017 vermelde toedracht. Het handelen van [eiser] op 30 april 2017 kon door TCS redelijkerwijs worden aangemerkt als een overtreding van de toepasselijke norm in het Besluit Nader regels eisen chauffeurs en de Taxiverordening Amsterdam 2012 in verbinding met artikel 5 onder a van het Normen- en waardenprotocol.
4.10.
Wat betreft de aan de overtreding te verbinden sanctie is TCS uitgegaan van de in het Maatregelenprotocol opgenomen escalatieladder. De redelijkheid van deze escalatieladder is niet betwist en ook op zichzelf komt zij aanvaardbaar voor.
In dit verband verdient overigens opmerking dat de in 2.4 en 4.7 bedoelde melding van de medeweggebruiker - die relatief mild is beoordeeld, met slechts een waarschuwing, omdat de melding minder goed verifieerbaar was - niet heeft meegewogen bij opleggen van de onderhavige maatregel.
4.11.
In het Maatregelenprotocol past het dat aan [eiser] thans een schorsing van één maand is opgelegd. Binnen een half jaar hebben zich immers twee soortgelijke overtredingen voorgedaan.
4.12.
Een belangenafweging leidt niet tot een andere uitkomst. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de maand dat de schorsing duurt, niet in staat is om zich op andere wijze inkomen te verwerven. Dat een noodsituatie dreigt, is dus niet aannemelijk.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TCS worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van TCS tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: