Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2017 in de zaak tussen
[naam 2]te Amsterdam,
h.o.d.n. café-restaurant [naam cafe-restaurant] ,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een exploitatievergunning voor een terras aan een café-restaurant in Amsterdam. De gemeente Amsterdam had op 3 juli 2017 een vergunning verleend aan de vergunninghouder, maar verzoeker R. [naam 1] maakte bezwaar tegen deze beslissing. Hij vorderde een voorlopige voorziening om de vergunning te schorsen totdat op zijn bezwaar was beslist. Tijdens de zitting op 16 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de vergunninghouder en de bezwaren van [naam 1] tegen de overlast van het terras afgewogen.
De voorzieningenrechter constateerde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergunning was verleend, vooral gezien de zorgen van [naam 1] over de overlast die het café-restaurant zou veroorzaken. De burgemeester had geen beleid ontwikkeld voor het verlenen van dergelijke vergunningen en had niet adequaat rekening gehouden met de belangen van de omwonenden. Ondanks deze tekortkomingen besloot de voorzieningenrechter om geen voorlopige voorziening te treffen, omdat de overlast niet alleen door het nieuwe café-restaurant werd veroorzaakt, maar ook door een nabijgelegen café. Bovendien gaf [naam 1] aan dat een schorsing van de vergunning voor hem geen oplossing zou bieden.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, maar bepaalde wel dat de burgemeester het griffierecht van € 168,- aan [naam 1] moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van vergunningen in de horeca, vooral in woongebieden.