12. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord zal de opzegging worden vernietigd, en heeft [verzoeker] recht op doorbetaling van loon vanaf 8 februari 2017 tot 4 mei 2017.
12. Bij de beantwoording van de vraag of de aan een ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen als dringend hebben te gelden, moeten mede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem zou hebben. Maar ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (vgl. HR 21 januari 2000, LJN AA4436, NJ 2000, 190).
12. Voor zover [verzoeker] heeft willen stellen dat het ontslag niet voldoet aan de formele eisen, omdat de dringende reden niet onverwijld, schriftelijk is medegedeeld, slaagt dat betoog niet. Daartoe geldt het volgende.
12. De mededeling van HFC op 8 februari 2017 van HFC om 00.23 uur (zie 1.6) aan [verzoeker] is redelijkerwijs op te vatten als een ontslag met onmiddellijke ingang, met als reden dat HFC achter ongepaste gedragingen van [verzoeker] is gekomen. [verzoeker] heeft dat ook zo opgevat. Uit de rest van voornoemd bericht en het
WhatsApp-bericht later op die dag (zie 1.7) blijkt dat HFC [verzoeker] heeft uitgenodigd om hem te horen omtrent de redenen van het ontslag. HFC heeft ter zitting een uitdraai getoond waaruit blijkt dat zij daarnaast [verzoeker] meermalen telefonisch heeft geprobeerd om hem te horen.
12. HFC heeft vervolgens, bij brief van 11 februari 2017 (drie dagen later), de redenen van het ontslag gegeven. Gelet op de omstandigheid dat HFC [verzoeker] eerst heeft willen horen, maar [verzoeker] daarvan kennelijk geen gebruik heeft willen maken, is die mededeling als voldoende onverwijld te beschouwen. Het ontslag voldoet aldus aan de formele eisen.
12. [verzoeker] heeft erkend dat hij op 2 en 7 februari 2017 heeft ingelogd in de computer en zich toegang heeft verschaft tot managementrapportage, zijnde de omzet en uren per medewerker, en dat [verzoeker] daarvan een bon heeft uitgeprint. In zoverre staat de juistheid van de redenen voor het ontslag vast.
12. Op basis van de ter zitting getoonde camerabeelden en hetgeen partijen hierover hebben verklaard stelt de kantonrechter verder het volgende vast. Iedere medewerker logt bij aanvang en einde van het werk in respectievelijk uit op de computer. Daartoe beschikt de medewerker over een eigen persoonlijke code. Aan het einde van de dienst kan de medewerker zijn gewerkte aantal uren op een bon uitprinten. Naast deze persoonlijke (voor ieder unieke) code bestaat een (algemene) managementcode, waarover het management beschikt. Door in te loggen via deze code wordt toegang verkregen tot managementinformatie, zoals de geregistreerde omzet per medewerker en het aantal per medewerker gewerkte uren. Deze gegevens kunnen op een bon afzonderlijk (omzet of uren) worden uitgeprint. De als productie 2 overgelegde bonnen zijn dergelijke bonnen. [verzoeker] heeft erkend dat hij deze bonnen heeft uitgeprint. Ook heeft de kantonrechter op de beelden waargenomen dat [verzoeker] na het raadplegen van de managementinformatie een bericht op zijn telefoon typt.
12. Ter zitting heeft HFC de originele bonnen getoond. De kantonrechter heeft waargenomen dat op de bon “Medewerkers” over de periode 5 tot en met 6 februari 2017 de omzet van zes medewerkers (niet zijnde [verzoeker] ) is te lezen. Op de bon “Uren Rapport” staat het aantal gewerkte uren van negen medewerkers (niet zijnde [verzoeker] ) vermeld. De bon van 2 februari 2017 is niet meer beschikbaar. [verzoeker] heeft erkend dat op de beelden is te zien dat hij die dag inlogt via de managementcode en een bon uitprint. Volgens HFC gaat het om dezelfde gegevens. [verzoeker] heeft verklaard dat hij die dag alleen heeft gecheckt of zijn eigen uren juist zijn geregistreerd.
12. Het betoog van [verzoeker] dat voor het ontslag geen dringende reden aanwezig is valt uiteen in twee onderdelen.
12. Het in het verzoekschrift aangevoerde argument dat [verzoeker] wilde aantonen dat hij meer uren heeft gewerkt dan de uren die zijn uitbetaald kan niet dienen als rechtvaardiging voor het raadplegen van de managementinformatie. Immers, zoals hiervoor bleek kon [verzoeker] eenvoudig via zijn persoonlijke code zijn gewerkte uren raadplegen en uitprinten. Daarvoor was niet vereist dat hij via de managementcode zich toegang verschafte tot de managementrapportage. Bovendien heeft [verzoeker] niet zijn eigen uren uitgeprint, maar de gewerkte uren en de omzetgegevens van andere medewerkers. Desgevraagd heeft [verzoeker] verklaard dat hij dit uit automatisme heeft gedaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe “automatisme” het uitprinten van andermans werktijden en omzet kan verklaren. Dat [verzoeker] eerder heeft geklaagd over het niet-betalen van overuren blijkt uit niets. Evenmin heeft [verzoeker] onderbouwd dat hij redenen had om aan te nemen dat hij te weinig werd betaald door - bijvoorbeeld - overlegging van uitdraaien van gewerkte uren en loonstroken.
12. Het door [verzoeker] ter zitting aangevoerde tweede argument houdt naar de kern genomen in dat geen sprake was van onbevoegd raadplegen van management-rapportage, omdat hij de managementcode heeft gekregen van HFC. [verzoeker] , zo heeft hij ter zitting betoogd, raadpleegt al sinds eind november 2016 met medeweten van HFC het bedrijfssysteem. Dit hield verband met zijn werkzaamheden, en de beoordeling of hij als manager zou kunnen gaan werken, zoals [verzoeker] bij zijn vorige werkgever had gedaan. Zo is [verzoeker] gevraagd om te bekijken en te beoordelen of bepaalde werksystemen zouden kunnen worden verbeterd, aldus [verzoeker] .
12. Tegenover de uitdrukkelijke betwisting heeft [verzoeker] onvoldoende aanknopingspunten gesteld die voornoemd betoog onderbouwen. Zo heeft [verzoeker] desgevraagd geen naam kunnen noemen van de manager die aan hem de managementcode heeft gegeven. De arbeidsovereenkomst biedt evenmin steun voor de gestelde aangepaste taken. Uit het door [verzoeker] overgelegde WhatsApp-bericht van 5 januari 2017 blijkt wel dat hij mogelijk extra werkzaamheden deed, maar die omstandigheid is onvoldoende om aan te nemen dat hij daarom de beschikking heeft gekregen over de managementcode. De opmerking in voornoemd bericht van [verzoeker] “Zodra ik de kans krijg om te worden ingewerkt hoe de bestelsysteem werkt (..)” lijkt op het tegendeel te wijzen.
12. Bovendien geldt ook hier dat [verzoeker] heeft nagelaten toe te lichten op welke wijze het kennis nemen van omzetgegevens en gewerkte uren van medewerkers (de informatie waar het in deze zaak om gaat) van belang zijn voor de betreffende werkzaamheden. Met HFC is de kantonrechter van oordeel dat dergelijke gegevens bedrijfsgevoelige informatie betreffen, die onder de geheimhoudingsverplichting vallen. Aan [verzoeker] moet worden toegegeven dat niet is vast komen te staan dat hij de betreffende gegevens aan derden heeft geopenbaard. Het feit dat op de camerabeelden is te zien dat [verzoeker] een bericht op zijn telefoon intypt is wel verdacht, maar onvoldoende om een dergelijke conclusie te trekken. Evenmin kan worden vastgesteld dat [verzoeker] de gegevens in bezit heeft gehouden, zoals is verboden in het geheimhoudingsbeding. Hij heeft de bonnen, nadat hij ze heeft uitgedraaid, immers weggegooid.
12. Het voorgaande neemt niet weg dat [verzoeker] door zijn handelwijze het in hem gestelde vertrouwen op ernstige wijze heeft geschonden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat HFC onbestreden heeft gesteld dat in de nabijheid van HFC veelvuldig overvallen plaatsvinden. Omzetgegevens en werktijden kunnen daarbij, zoals HFC tevens heeft aangevoerd (en algemeen bekend mag worden verondersteld), als trigger werken. HFC tilt dan ook begrijpelijkerwijs zwaar aan het onbevoegd raadplegen van deze informatie. Dit klemt te mee nu [verzoeker] voor zijn handelwijze geen deugdelijke verklaring heeft gegeven. Het feit dat geen overval heeft plaats gevonden doet hieraan niet af.
12. Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat de door HFC gegeven redenen voor het ontslag kwalificeren als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] leiden niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is, en dat het verzoek tot vernietiging van die opzegging en de daaraan gekoppelde loonbetaling zullen worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. Er is daarom evenmin grond voor de subsidiair verzochte betaling van een billijke vergoeding, noch een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.