ECLI:NL:RBAMS:2017:6172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
5872107 EA VERZ 17-300
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens onbevoegd inzien en printen van bedrijfsgegevens door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De werknemer, aangeduid als [verzoeker], had een arbeidsovereenkomst op oproepbasis bij Halal Fried Chicken B.V. (HFC). Op 8 februari 2017 werd hij per WhatsApp ontslagen, nadat hij op 2 en 6 februari 2017 onbevoegd had ingelogd in het kassasysteem van HFC met een managementcode en omzetgegevens en gewerkte uren van collega’s had uitgeprint. HFC stelde dat deze handelingen in strijd waren met de geheimhoudingsplicht en dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven. De werknemer had erkend dat hij de gegevens had geraadpleegd en uitgeprint, en de rechter concludeerde dat dit een ernstige schending van het vertrouwen betekende, vooral gezien de context van veelvuldige overvallen in de omgeving van HFC. De persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen van het ontslag, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om het ontslag onterecht te verklaren. Het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van loon werd afgewezen.

De rechter wees ook het tegenverzoek van HFC af, waarin zij een vergoeding vroegen van de werknemer wegens het geven van een dringende reden voor ontslag. De proceskosten werden toegewezen aan HFC, omdat de werknemer in het ongelijk was gesteld. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5872107 EA VERZ 17-300
beschikking van: 30 mei 2017
func.: 7545

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker, verweerder in het zelfstandig tegenverzoek
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. H.C. Meijer
t e g e n

de besloten vennootschap Halal Fried Chicken B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerder, verzoeker in het tegenverzoek
nader te noemen: HFC
gemachtigde: mr. T.D. Hendriks

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van het hem gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. HFC heeft een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig tegenverzoek bevat. Voorafgaand aan de behandeling heeft [verzoeker] nog een aanvullende productie in het geding gebracht.
Op 2 mei 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. HFC is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, [verzoeker] mede aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting heeft [verzoeker] de voorlopige voorziening ingetrokken. HFC heeft ter zitting camerabeelden getoond. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1977, is op 4 november 2016 voor de duur van zes maanden in dienst getreden bij HFC. Het betrof een arbeidsovereenkomst op oproepbasis. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van medewerker fastfood, met een salaris van € 9,34 bruto per uur exclusief reiskostenvergoeding en vakantietoeslag.
1.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen is in artikel 6 een geheimhoudingsbeding opgenomen. Deze bepaling luidt, voor zover van belang, als volgt:
"
Artikel 6 geheimhoudingsbepaling
De werknemer zal tegenover derden, alsmede collega’s, tijdens en na de dienstbetrekking bijzonderheden of informatie betreffende de werkgever of betreffende zakelijke relaties van de werkgever, geheimhouden, tenzij de werkgever toestemt in het doen van dergelijke uitlatingen.
Het is de werknemer verboden om documenten of kopieën daarvan alsmede goederen die aan de werkgever toebehoren in haar bezit te houden, uitgezonderd voor zover en voor zolang dit voor de uitoefening van haar werkzaamheden voor de werkgever is vereist. De werknemer verbindt zich om dergelijke documenten, kopieën en goederen aan het einde van het dienstverband dan wel bij non-activiteit om welke reden dan ook, onmiddellijk aan de werkgever ter hand te stellen."
1.3.
Bij aanvang en einde van een dienst dienen medewerkers van HFC met een eigen code in te loggen in het kassasysteem teneinde hun uren te registeren.
1.4.
Op 2 en 6 februari 2017 heeft [verzoeker] met een managementcode ingelogd in het kassasysteem van HFC. Door in te loggen met een managementcode zijn de bedrijfsgegevens van HFC, zoals omzet en door andere werknemers gewerkte uren, te raadplegen.
1.5.
Op 2 februari 2017 heeft [verzoeker] één bon uitgeprint. Op 6 februari 2017 heeft [verzoeker] twee bonnen uitgeprint, één bon met omzetgegevens en één bon met daarop gegevens van de gewerkte uren van andere werknemers.
1.6.
In een WhatsApp-bericht van 8 februari 2017 om 00.23 uur heeft HFC [verzoeker] op staande voet ontslagen. Dit bericht luidt:
"Beste [verzoeker] , vanaf morgen hoef je niet meer te komen werken. Met teleurstelling zijn wij aan een aantal ongepaste gedragen van jou achter gekomen waar wij dit niet kunnen tolereren. Als je een keer komt kunnen we samen bespreken. Graag ook je kleding + sleutelkluis inleveren."
1.7.
In een WhatsApp-bericht van 8 februari 2017 om 15.33 uur heeft HFC [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek diezelfde dag om 19.00 uur.
1.8.
Bij brief van 11 februari 2017 heeft HFC het ontslag op staande voet bevestigd. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende.
"(…)
De redenen voor dit ontslag is, zoals wij u ook op 7 februari 2017 hebben meegedeeld dat er is geconstateerd dat u zich meerdere malen, in ieder geval op 2 en 7 februari 2017, toegang heeft verschaft tot de managementrapportage, de omzet en uren per medewerker, terwijl u daarvoor niet geautoriseerd/gemachtigd/geautoriseerde bent.
Het is u tevens bekend dat voorgenoemde informatie bedrijfsgeheim is die enkel gemachtigde personen binnen HCK mogen raadplegen/inzien. U wist dat u niet in de managementrapportage mocht komen. U wist dat u in strijd handelde met de richtlijnen van HCK. Ook hebben wij geconstateerd dat u op het moment dat u de managementrapportage inziet uw telefoon pakt en een bericht begint te typen."
1.9.
Bij brief van 16 maart 2017 van de gemachtigde heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet, verzocht het ontslag in te trekken, heeft hij zich beschikbaar gehouden zijn werkzaamheden te verrichten en heeft hij aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon.

Verzoek

2. [verzoeker] verzoekt, na wijziging van zijn verzoek, de kantonrechter om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, het ontslag op staande voet te vernietigen en HFC te veroordelen tot doorbetaling van het loon van € 1.1551,84 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 7 februari 2017 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd
(4 mei 2017). Subsidiair verzoekt [verzoeker] HFC te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 3.351,98 bruto en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.965,21 bruto. Meer subsidiair verzoekt [verzoeker] HFC te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid over voornoemde bedragen en HFC te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. [verzoeker] stel daartoe - kort weergegeven - het volgende. [verzoeker] heeft op 7 februari 2017 geen gesprek gehad met HFC, noch is hij op die dag op staande voet ontslagen. [verzoeker] heeft slechts op 8 februari 2017 een WhatsApp-bericht gekregen en daarna de ontslagbrief van 11 februari 2017 (ontvangen op 15 februari 2017). Er is geen sprake van een dringende reden voor dit ontslag. [verzoeker] heeft HFC mondeling meerdere keren erop heeft geattendeerd dat hij zijn overuren niet uitbetaald kreeg. Omdat HFC op zijn klachten hierover niet reageerde heeft [verzoeker] een uitdraai van zijn geregistreerde uren willen halen. Daartoe was hij gerechtigd net als iedere andere werknemer. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij bij indiensttreding, met het oog op een mogelijke doorgroei naar manager, het verzoek heeft gekregen om zich bezig te houden met werkzaamheden die normaliter door een manager worden verricht. Daartoe heeft hij kort na aanvang van zijn dienstverband een managementcode gekregen om in te loggen op het bedrijfssysteem van HFC. HFC wist dan ook dat [verzoeker] in verband met zijn werkzaamheden toegang tot het systeem had. Het inzien in het bedrijfssysteem op 2 en 6 februari 2017 was enerzijds om zijn eigen gewerkte uren op juistheid te controleren en anderzijds gerelateerd aan zijn werkzaamheden.
4. [verzoeker] stelt voorts dat uit de salarisspecificaties van november 2016 tot en met januari 2017 blijkt dat hij in totaal ten minste 498,50 uur oftewel gemiddeld 166,15 uur per maand heeft gewerkt. [verzoeker] stelt daarom dat de omgang van zijn arbeid ten minste 166,15 uur per maand bedraagt.

Verweer en tegenverzoek

5. HFC verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe samengevat het volgende aan. HFC heeft [verzoeker] op 8 februari 2017 om 00.32 per WhatsApp-bericht ontslagen. Per abuis staat in de ontslagbevestiging van 11 februari 2017 dat dit op 7 februari was. Uit de overgelegde camerabeelden blijkt dat [verzoeker] zich op 2 en 6 februari 2017 toegang heeft verschaft tot een systeem waartoe hij niet gemachtigd was, informatie heeft geraadpleegd die niet voor hem bedoeld is, deze informatie heeft geprint en daarvan foto’s heeft gemaakt. Hierdoor heeft [verzoeker] zijn geheimhoudingsplicht geschonden en niet als goed werknemer gehandeld.
6. Voorts heeft [verzoeker] nagelaten om op 7 februari 2017 de kassa te tellen of af te tekenen. Vervolgens heeft HFC [verzoeker] op 8 februari 2017 op staande voet ontslagen. Omdat [verzoeker] zijn telefoon niet opnam en geen gebruik maakte van de mogelijkheid tot hoor- en wederhoor, is dit per WhatsApp-bericht gedaan. [verzoeker] heeft ook niet gereageerd op de uitnodiging van HFC voor een gesprek diezelfde dag.
7. HFC betwist dat is afgesproken dat [verzoeker] managementtaken ging verrichten. Ook is geen managementcode aan hem verstrekt om te kunnen inloggen op het bedrijfssysteem van HFC
8. Voorts betwist HFC dat sprake is van een vermoeden van arbeidsomvang. Mocht het ontslag worden vernietigd, dan is HFC geen salaris verschuldigd omdat geen oproep heeft plaatsgevonden.
9. HFC heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het geven van een dringende reden voor onverwijlde opzegging van € 2.965,21 netto, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te vast te stellen bedrag. Voorts heeft HFC verzocht [verzoeker] te veroordelen in de kosten van deze procedure. Het verzoek om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, is ter zitting ingetrokken.
10. [verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek van HFC.
11. Op de standpunten van partijen zal bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

Beoordeling

Ten aanzien van het verzoek

12. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord zal de opzegging worden vernietigd, en heeft [verzoeker] recht op doorbetaling van loon vanaf 8 februari 2017 tot 4 mei 2017.
12. Bij de beantwoording van de vraag of de aan een ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen als dringend hebben te gelden, moeten mede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem zou hebben. Maar ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (vgl. HR 21 januari 2000, LJN AA4436, NJ 2000, 190).
12. Voor zover [verzoeker] heeft willen stellen dat het ontslag niet voldoet aan de formele eisen, omdat de dringende reden niet onverwijld, schriftelijk is medegedeeld, slaagt dat betoog niet. Daartoe geldt het volgende.
12. De mededeling van HFC op 8 februari 2017 van HFC om 00.23 uur (zie 1.6) aan [verzoeker] is redelijkerwijs op te vatten als een ontslag met onmiddellijke ingang, met als reden dat HFC achter ongepaste gedragingen van [verzoeker] is gekomen. [verzoeker] heeft dat ook zo opgevat. Uit de rest van voornoemd bericht en het
WhatsApp-bericht later op die dag (zie 1.7) blijkt dat HFC [verzoeker] heeft uitgenodigd om hem te horen omtrent de redenen van het ontslag. HFC heeft ter zitting een uitdraai getoond waaruit blijkt dat zij daarnaast [verzoeker] meermalen telefonisch heeft geprobeerd om hem te horen.
12. HFC heeft vervolgens, bij brief van 11 februari 2017 (drie dagen later), de redenen van het ontslag gegeven. Gelet op de omstandigheid dat HFC [verzoeker] eerst heeft willen horen, maar [verzoeker] daarvan kennelijk geen gebruik heeft willen maken, is die mededeling als voldoende onverwijld te beschouwen. Het ontslag voldoet aldus aan de formele eisen.
12. [verzoeker] heeft erkend dat hij op 2 en 7 februari 2017 heeft ingelogd in de computer en zich toegang heeft verschaft tot managementrapportage, zijnde de omzet en uren per medewerker, en dat [verzoeker] daarvan een bon heeft uitgeprint. In zoverre staat de juistheid van de redenen voor het ontslag vast.
12. Op basis van de ter zitting getoonde camerabeelden en hetgeen partijen hierover hebben verklaard stelt de kantonrechter verder het volgende vast. Iedere medewerker logt bij aanvang en einde van het werk in respectievelijk uit op de computer. Daartoe beschikt de medewerker over een eigen persoonlijke code. Aan het einde van de dienst kan de medewerker zijn gewerkte aantal uren op een bon uitprinten. Naast deze persoonlijke (voor ieder unieke) code bestaat een (algemene) managementcode, waarover het management beschikt. Door in te loggen via deze code wordt toegang verkregen tot managementinformatie, zoals de geregistreerde omzet per medewerker en het aantal per medewerker gewerkte uren. Deze gegevens kunnen op een bon afzonderlijk (omzet of uren) worden uitgeprint. De als productie 2 overgelegde bonnen zijn dergelijke bonnen. [verzoeker] heeft erkend dat hij deze bonnen heeft uitgeprint. Ook heeft de kantonrechter op de beelden waargenomen dat [verzoeker] na het raadplegen van de managementinformatie een bericht op zijn telefoon typt.
12. Ter zitting heeft HFC de originele bonnen getoond. De kantonrechter heeft waargenomen dat op de bon “Medewerkers” over de periode 5 tot en met 6 februari 2017 de omzet van zes medewerkers (niet zijnde [verzoeker] ) is te lezen. Op de bon “Uren Rapport” staat het aantal gewerkte uren van negen medewerkers (niet zijnde [verzoeker] ) vermeld. De bon van 2 februari 2017 is niet meer beschikbaar. [verzoeker] heeft erkend dat op de beelden is te zien dat hij die dag inlogt via de managementcode en een bon uitprint. Volgens HFC gaat het om dezelfde gegevens. [verzoeker] heeft verklaard dat hij die dag alleen heeft gecheckt of zijn eigen uren juist zijn geregistreerd.
12. Het betoog van [verzoeker] dat voor het ontslag geen dringende reden aanwezig is valt uiteen in twee onderdelen.
12. Het in het verzoekschrift aangevoerde argument dat [verzoeker] wilde aantonen dat hij meer uren heeft gewerkt dan de uren die zijn uitbetaald kan niet dienen als rechtvaardiging voor het raadplegen van de managementinformatie. Immers, zoals hiervoor bleek kon [verzoeker] eenvoudig via zijn persoonlijke code zijn gewerkte uren raadplegen en uitprinten. Daarvoor was niet vereist dat hij via de managementcode zich toegang verschafte tot de managementrapportage. Bovendien heeft [verzoeker] niet zijn eigen uren uitgeprint, maar de gewerkte uren en de omzetgegevens van andere medewerkers. Desgevraagd heeft [verzoeker] verklaard dat hij dit uit automatisme heeft gedaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe “automatisme” het uitprinten van andermans werktijden en omzet kan verklaren. Dat [verzoeker] eerder heeft geklaagd over het niet-betalen van overuren blijkt uit niets. Evenmin heeft [verzoeker] onderbouwd dat hij redenen had om aan te nemen dat hij te weinig werd betaald door - bijvoorbeeld - overlegging van uitdraaien van gewerkte uren en loonstroken.
12. Het door [verzoeker] ter zitting aangevoerde tweede argument houdt naar de kern genomen in dat geen sprake was van onbevoegd raadplegen van management-rapportage, omdat hij de managementcode heeft gekregen van HFC. [verzoeker] , zo heeft hij ter zitting betoogd, raadpleegt al sinds eind november 2016 met medeweten van HFC het bedrijfssysteem. Dit hield verband met zijn werkzaamheden, en de beoordeling of hij als manager zou kunnen gaan werken, zoals [verzoeker] bij zijn vorige werkgever had gedaan. Zo is [verzoeker] gevraagd om te bekijken en te beoordelen of bepaalde werksystemen zouden kunnen worden verbeterd, aldus [verzoeker] .
12. Tegenover de uitdrukkelijke betwisting heeft [verzoeker] onvoldoende aanknopingspunten gesteld die voornoemd betoog onderbouwen. Zo heeft [verzoeker] desgevraagd geen naam kunnen noemen van de manager die aan hem de managementcode heeft gegeven. De arbeidsovereenkomst biedt evenmin steun voor de gestelde aangepaste taken. Uit het door [verzoeker] overgelegde WhatsApp-bericht van 5 januari 2017 blijkt wel dat hij mogelijk extra werkzaamheden deed, maar die omstandigheid is onvoldoende om aan te nemen dat hij daarom de beschikking heeft gekregen over de managementcode. De opmerking in voornoemd bericht van [verzoeker] “Zodra ik de kans krijg om te worden ingewerkt hoe de bestelsysteem werkt (..)” lijkt op het tegendeel te wijzen.
12. Bovendien geldt ook hier dat [verzoeker] heeft nagelaten toe te lichten op welke wijze het kennis nemen van omzetgegevens en gewerkte uren van medewerkers (de informatie waar het in deze zaak om gaat) van belang zijn voor de betreffende werkzaamheden. Met HFC is de kantonrechter van oordeel dat dergelijke gegevens bedrijfsgevoelige informatie betreffen, die onder de geheimhoudingsverplichting vallen. Aan [verzoeker] moet worden toegegeven dat niet is vast komen te staan dat hij de betreffende gegevens aan derden heeft geopenbaard. Het feit dat op de camerabeelden is te zien dat [verzoeker] een bericht op zijn telefoon intypt is wel verdacht, maar onvoldoende om een dergelijke conclusie te trekken. Evenmin kan worden vastgesteld dat [verzoeker] de gegevens in bezit heeft gehouden, zoals is verboden in het geheimhoudingsbeding. Hij heeft de bonnen, nadat hij ze heeft uitgedraaid, immers weggegooid.
12. Het voorgaande neemt niet weg dat [verzoeker] door zijn handelwijze het in hem gestelde vertrouwen op ernstige wijze heeft geschonden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat HFC onbestreden heeft gesteld dat in de nabijheid van HFC veelvuldig overvallen plaatsvinden. Omzetgegevens en werktijden kunnen daarbij, zoals HFC tevens heeft aangevoerd (en algemeen bekend mag worden verondersteld), als trigger werken. HFC tilt dan ook begrijpelijkerwijs zwaar aan het onbevoegd raadplegen van deze informatie. Dit klemt te mee nu [verzoeker] voor zijn handelwijze geen deugdelijke verklaring heeft gegeven. Het feit dat geen overval heeft plaats gevonden doet hieraan niet af.
12. Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat de door HFC gegeven redenen voor het ontslag kwalificeren als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] leiden niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is, en dat het verzoek tot vernietiging van die opzegging en de daaraan gekoppelde loonbetaling zullen worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. Er is daarom evenmin grond voor de subsidiair verzochte betaling van een billijke vergoeding, noch een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

In het tegenverzoek

27. Weliswaar is hiervoor geoordeeld dat HFC op goede gronden [verzoeker] op staande voet ontslagen. Voor de door HFC verzochte vergoeding ten laste van [verzoeker] is vereist dat hij opzet of schuld heeft aan de dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit heeft HFC niet gesteld, noch is dit anderszins gebleken. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.

Proceskosten in het verzoek en in het tegenverzoek

28. De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Nu het tegenverzoek rechtstreeks verband houdt met het verzoek worden de kosten van deze procedure worden geacht te zijn vervat in de proceskostenveroordeling in het verzoek.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het verzoek en het tegenverzoek
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure aan de zijde van HFC gevallen, en tot op heden begroot op € 400,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief BTW;
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [verzoeker] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens, kantonrechter en op 30 mei 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter