Op 18 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van meerdere zedendelicten, bedreiging en het bezit van een ploertendoder. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon na een verkeersruzie op 29 maart 2015, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak naar een ander en een ploertendoder bij zich had. De rechtbank heeft op 7 augustus 2017 de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door mr. M.J.C. Verlaan.
De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van een slachtoffer tot ontuchtige handelingen, het schenden van de eerbaarheid van minderjarigen en bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden van de feiten 1, 2 en 5, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de feiten 3, 4 en 6 wel bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes dagen op, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van de meeste feiten was vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.