Beoordeling
10. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Ymere in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
11. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de handelwijze van [gedaagde 1] dusdanig ernstig is, en ook dermate lang voortduurt, dat [gedaagde 1] als huurder niet te handhaven is. Daaraan kan niet afdoen dat er vanaf 2015 ook een periode is geweest dat [gedaagde 1] geen overlast veroorzaakte, te weten van medio november 2015 tot en met februari 2017. De voorvallen van 2 maart 2017, 29 mei 2017 en 16 juni 2017 zijn op zichzelf al zodanig ernstig dat reeds op die basis de ontruiming gerechtvaardigd is. Daaraan kan worden toegevoegd, dat deze genoemde voorvallen niet op zichzelf staan en dat er in 2015, maar ook in 2017 nog andere incidenten zijn geweest.
12. [gedaagde 1] heeft er met recht op gewezen dat de gedragsaanwijzing van 30 mei 2017 (zie onder 1.12.) niet met de bewindvoerder is besproken en dat de bewindvoerder dus die gedragsaanwijzing ook niet heeft kunnen ondertekenen. Naar voorlopig oordeel had dat wel moeten gebeuren. [gedaagde 1] heeft betoogd dat aan de gedragsaanwijzing geen enkele betekenis kan worden toegekend, nu deze zonder betrokkenheid van de bewindvoerder tot stand is gekomen. Daarom heeft [gedaagde 1] geen laatste kans gekregen, nu de gedragsaanwijzing niet telt en aan [gedaagde 1] geen eerdere sommaties zijn verstuurd. Subsidiair moet ervan worden gegaan dat Ymere met de gedragsaanwijzing een laatste kans heeft willen gegeven. Deze is, aldus [gedaagde 1] , nog niet verspeeld, omdat het incident op 16 juni 2017 daarvoor niet ernstig genoeg was.
13. De kantonrechter volgt [gedaagde 1] niet in dit verweer. Voorshands wordt geoordeeld dat het enkele feit dat de gedragsaanwijzing d.d. 30 mei 2017 niet met betrokkenheid van de bewindvoerder tot stand is gekomen, niet tot gevolg heeft dat deze “niet meer meetelt”, omdat de kantonrechter ervan uit gaat dat [gedaagde 1] zich er wel degelijk bewust van is geweest waarvoor hij tekende. Daar komt bij dat Ymere [gedaagde 1] ook al bij brief van 6 maart 2017 (met afschrift aan de bewindvoerder) uitdrukkelijk een laatste kans heeft gegeven om huurder van de woning te blijven. Het staat vast dat er na 6 maart 2017 meerdere ernstige incidenten zijn voorgevallen, die aan [gedaagde 1] moeten worden toegerekend. Overigens heeft na 30 mei 2017 nog plaats gevonden het incident op 16 juni 2017, dat wel degelijk als ernstig moet worden beschouwd
14. [gedaagde 1] heeft voorts aangevoerd dat hij zelf heeft ingezien dat het zo niet meer kon en dat hij daarom zich bereid heeft verklaard mee te werken aan diverse vormen van hulpverlening: hij heeft zich inmiddels gewend tot Centram, een instelling voor maatschappelijk werk, en Stichting MEE, die cliëntondersteuning biedt bij leven met een beperking. Ook wordt [gedaagde 1] thans bij Jellinek behandeld voor zijn alcoholverslaving.
15. Naar voorlopig oordeel kan het feit dat [gedaagde 1] zich sinds zeer kort (anders dan voorheen) wel wil laten helpen, er niet toe leiden dat een afweging van de belangen in zijn voordeel zou moeten uitpakken, in de zin dat de ontruiming niet zou moeten plaats vinden, of pas nadat de Gemeente voor [gedaagde 1] (in het kader van haar laatste kans beleid) een woning zal hebben gevonden. Het belang van Ymere, en in het verlengde daarvan dat van de dames [naam 3] en [naam 4] , behoort zwaarder te wegen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter er begrip voor heeft, zeker na het horen van de tekst en dreigende geluiden die op 16 juni 2017 werden opgenomen, dat de buren niet naar hun woning durven terug te keren, zolang [gedaagde 1] nog in de woning verblijft.
16. Bij een afweging van de belangen is het, onder de geschetste omstandigheden, [gedaagde 1] die het veld zal moeten ruimen. Hij zal, gelet op de uitlating van mevrouw [naam 2] , niet dakloos hoeven worden, doch dan is wel de medewerking van [gedaagde 1] vereist. Verder moet het [gedaagde 1] duidelijk zijn dat hij ten aanzien van de aard van de huisvesting, daaraan geen hoge eisen zal kunnen stellen.
17. Gelet op al het bovenstaande zal de vordering van Ymere worden toegewezen.
18. [gedaagde 1] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.