ECLI:NL:RBAMS:2017:5790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
C/13/633065/ KG ZA 17-851
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering negatieve BKR-codering uit het Centraal Krediet Informatiesysteem na belangenafweging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) en H&M Hennes & Mauritz Netherlands B.V. De eiser, die een betalingsachterstand had bij H&M, vorderde de verwijdering van een negatieve BKR-registratie. De betalingsachterstand was ontstaan na zijn werkloosheid in 2014, maar was inmiddels volledig voldaan. De eiser had zijn woning verkocht en was in het proces van het kopen van een nieuwe woning, maar stuitte op problemen bij het verkrijgen van een hypothecaire lening vanwege de negatieve registratie. De voorzieningenrechter oordeelde dat het persoonlijke belang van de eiser bij verwijdering van de registratie zwaarder woog dan het algemeen belang van het BKR om de registratie te handhaven. De rechter wees de vordering van de eiser toe, waarbij het BKR werd veroordeeld om de negatieve coderingen binnen zeven dagen te verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom. De kosten van de procedure werden aan het BKR opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/633065 / KG ZA 17-851 MvdV/MA
Vonnis in kort geding van 28 juli 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser bij dagvaarding van 26 juli 2017,
advocaat mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H&M HENNES & MAURITZ NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de stichting
STICHTING BUREAU KREDIET REGISTRATIE (BKR),
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. L. van Sloten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , H&M en het BKR worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 28 juli 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Het BKR heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiser] : mr. Govers met kantoorgenote,
en [naam 1] van de stichting Dynamiet Nederland,
aan de zijde van het BKR: mr. Van Sloten en kantoorgenote mr. R.H. Heijna en [naam 2] , [functie] van het BKR.
Het bezwaar van mr. Govers tegen de zijdens het BKR ingediende producties omdat deze niet tijdig zijn ingediend, is gepasseerd aangezien deze zaak een spoedzaak betreft die eerst op dinsdag 25 juli 2017 aanhangig is gemaakt en de producties van de zijde van [eiser] eerst op donderdag 27 juli 2017 zijn ingediend.
Tegen de niet verschenen gedaagde H&M is verstek verleend.
Spoedheidshalve is op 28 juli 2017 de beslissing in de vorm van een kop-staart vonnis met een enkele overweging gegeven. Het onderstaande vormt de nadere uitwerking hiervan.

2.De feiten

2.1.
Het BKR is de bewaarder van het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI). In 2012 heeft H&M als kredietverstrekker [eiser] aangemeld bij het BKR met een zogenaamd “Verzendhuiskrediet” (krediet voor goederen, vzr.) met een limiet van € 550,00.
2.2.
In 2014 heeft [eiser] bij H&M online kinderkleding gekocht. Hij heeft hierbij gekozen voor de betaaloptie “H&M-rekening”, hetgeen betekent dat er op rekening (krediet) wordt gekocht.
2.3.
In september 2014 is [eiser] werkloos geworden als gevolg van een collectief ontslag bij zijn werkgever Actium Nederland.
2.4.
Op 8 oktober 2015 heeft [eiser] een brief van een incassobureau ontvangen dat sprake was van een betalingsachterstand bij H&M.
2.5.
Op 28 januari 2016 heeft [eiser] de volledige achterstand (vermeerderd met rente en bijkomende kosten van het incassobureau) geheel voldaan.
2.6.
Begin 2017 heeft [eiser] zijn woning te [plaats] verkocht voor een bedrag van € 416.000,00 en heeft hij onder voorbehoud van financiering een nieuwe woning met een koopsom van 430.000,00 gekocht te Leidschendam. [eiser] heeft in dat kader contact gezocht met een hypotheekverstrekker. Vervolgens is gebleken dat [eiser] een negatieve BKR-registratie had als gevolg van de betalingsachterstand bij H&M. De BKR-codering betreft [contractnummer] met achterstands-codering A (met ingang van 31-03-2015) en bijzonderheidscode 2 (met ingang van 31-05-2015), hetgeen inhoudt dat hij een betalingsachterstand heeft gehad en dat de vordering volledig opeisbaar is geworden.
2.7.
Bij brief van 22 maart 2017 heeft [eiser] H&M verzocht om op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) informatie te verstrekken over welke gegevens H&M ten aanzien van hem heeft verwerkt.
2.8.
Op 17 april 2017 heeft H&M aan dit verzoek voldaan onder overlegging van een drietal aanmaningsbrieven. Hieruit blijkt dat op 31 oktober 2014 een achterstand van € 404,51 openstond en op 29 december 2014 een bedrag van
€ 427,56 inclusief rente. In de laatste aanmaning van 29 december 2014 is in het kopje vermeld dat de hele schuld nu opeisbaar is geworden en dat H&M een betalingsachterstand van 3 maanden zal melden bij het BKR hetgeen gevolgen kan hebben voor eventuele volgende financieringsaanvragen.
2.9.
Op 15 mei 2017 heeft Stichting Dynamiet Nederland namens [eiser] gemotiveerd verzocht om de persoonsgegevens te verwijderen op grond van artikel 36 Wbp. Op 26 juni 2017 heeft H&M gereageerd dat zij het BKR zullen verzoeken de BKR-registratie te verwijderen.
2.10.
Op 30 juni 2017 heeft H&M [eiser] bericht dat het BKR, onder verwijzing naar het Algemeen Reglement (AR) weigert de registratie te verwijderen. In de door H&M bijgevoegde brief schrijft het BKR:
Reden van afwijzing is het feit dat het niet in bezit hebben, of te laat hebben verstuurd van een vooraankondiging conform het Algemeen Reglement, geen reden is tot verwijdering van contracten of bijzonderheidscoderingen uit het CKI. Wij verwijzen u hiervoor naar Artikel 25 lid 3 t/m 5 van het Algemeen Reglement CKI zoals dat vanaf 1 februari 2017 van kracht is.
Bovendien gaat u bij het maken van uw belangenafweging voorbij aan de belangen van het CKI en de andere daaraan deelnemende partijen. Het maatschappelijk verkeer, maar zeker ook andere aan het CKI deelnemende kredietverstrekkers, moet kunnen vertrouwen op de feitelijke juistheid van de gegevens in het CKI. Het is in ons gezamenlijk belang dat dit vertrouwen in stand blijft. Het verwijderen van terechte contracten, achterstanden en bijzonderheden is een vorm van geschiedvervalsing, die de informatiewaarde van het CKI ten behoeve van de beoordeling van de kredietwaardigheid ernstige schade toebrengt.
2.11.
[eiser] (en zijn partner) hebben van de verkoper van het woonhuis te Leidschendam een aantal malen uitstel gekregen om de financiering van de koop rond te krijgen. Een laatste uitstel is verleend tot 31 juli 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert primair H&M en het BKR hoofdelijk te veroordelen zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zeven kalenderdagen na datum van dit vonnis de registratie in het CKI met [contractnummer] te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, subsidiair H&M en het BKR hoofdelijk te veroordelen binnen eerder genoemde termijn de bijzonderheidscoderingen A en 2 in het CKI met genoemd contractnummer op straffe van eenzelfde dwangsom te verwijderen en meer subsidiair een beslissing te nemen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt. Ten slotte vordert [eiser] om H&M en het BKR in de proceskosten en nakosten te veroordelen.
3.2.
BKR voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hieronder voor zover relevant ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of het BKR de negatieve registratie van [eiser] in het CKI dient te verwijderen. Alle omstandigheden afwegende, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval het persoonlijke belang van [eiser] bij verwijdering van de codering A-2 zwaarder moet wegen dan het algemene belang van BKR bij handhaving daarvan. De subsidiaire vordering zal worden toegewezen.
De vordering tegen H&M zal worden afgewezen. Bij dit laatste wordt overwogen dat H&M, de kredietverstrekker, reeds een verzoek tot verwijdering van de registratie heeft gedaan aan het BKR. Zij hoeft daartoe dus niet meer worden veroordeeld.
4.2.
Bij de bovenstaande beslissingen spelen de volgende overwegingen een rol.
4.3.
Het spoedeisend belang bij de vordering is gegeven, aangezien [eiser] zijn woning heeft verkocht en aan hem een laatste uitstel is verleend door de verkoper van de nieuwe woning om de financiering van de koopprijs rond te krijgen. Hoewel het BKR heeft aangevoerd dat ook met een A-2 codering een hypotheek verkregen kan worden, is algemeen bekend en blijkt ook uit de rechtspraak dat een negatieve registratie bij het BKR meebrengt dat niet of slechts zeer moeilijk bij banken een hypothecaire geldlening verkregen kan worden.
4.4.
Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de toepasselijkheid van de AR 2014, nu de hier relevantie aankopen door [eiser] zijn gedaan in 2014 en de bijzonderheidscodes zijn geregistreerd in 2015. Het standpunt van het BKR dat de AR 2017 van toepassing zijn gaat niet op omdat het tot gevolg zou hebben dat de rechtspositie van kredietnemers na het aangaan van een krediet kan veranderen hetgeen in strijd zou komen met de rechtszekerheid.
In het AR 2014 (artikel 22 derde lid) is opgenomen dat een zakelijke klant (vzr: de kredietverstrekker) verplicht is om de consument, als zich een achterstand dreigt voor te doen, tijdig en schriftelijk te waarschuwen dat verder uitstel van betaling zal leiden tot een registratie bij het BKR. Dit wordt de vooraankondiging genoemd. De consument heeft dan nog tijd dit te voorkomen door de achterstand geheel te voldoen.
[eiser] betwist dat hij de vooraankondiging heeft ontvangen. Het BKR voert aan dat de vooraankondiging door H&M is verzonden en dat [eiser] moet bewijzen deze niet ontvangen te hebben. [eiser] geeft als mogelijke verklaring voor het niet ontvangen van de vooraankondiging de toevoeging “A” aan zijn huisnummer. Post wordt volgens hem regelmatig verkeerd bezorgd en retour gezonden aan de afzender.
Overwogen wordt als volgt. Niet uitgesloten is dat de vooraankondiging niet door [eiser] is ontvangen. Het BKR kan niet bewijzen dat H&M de vooraankondiging wél heeft verzonden, laat staan dat deze door [eiser] is ontvangen, nu deze in elk geval niet per aangetekende brief of aangetekende e-mail is verzonden. Deze omstandigheid moet worden betrokken in de hierna te bespreken belangenafweging. De vooraankondiging aan een betrokkene strekt ertoe dat de betrokkene op de hoogte raakt van het voornemen van de kredietverstrekker om zijn betalings-achterstand in het CKI te laten registreren, zodat de betrokkene mede ter voorkoming van de nadelige gevolgen die een registratie voor hem kan meebrengen beziet of de betalingsachterstand kan worden ingelopen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de registratie van persoons-gegevens en latere handhaving van die registratie in het CKI door het BKR onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens valt. Dit betekent dat bij een dergelijke registratie, en de handhaving daarvan bij latere wijziging van omstandigheden, moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zodanig dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel) (HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097).
4.6.
De kredietregistratie van de persoonsgegevens heeft tot doel het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde dienstverlening op financieel gebied, waarbij onder andere wordt beoogd het beperken van krediet en betalingsrisico’s voor deelnemers en het voorkomen van overcreditering en andere problematische schuldsituaties bij de betrokkenen. Het belang van [eiser] bij verwijdering van de registratie, inhoudende dat hij een hypothecaire geldlening voor de door hem onder financieringsvoorbehoud aangekochte woning kan verkrijgen, dient te worden afgewogen tegen het belang van het BKR als de bewaarder om aan bovengenoemde doelstelling bij te dragen.
4.7.
Het BKR heeft zich ter onderbouwing van haar standpunt beroepen op door minister Dijsselbloem recent, in juni 2017, beantwoorde Kamervragen dien-aangaande, waaruit blijkt dat correctie in het CKI uitsluitend kan plaatsvinden door de kredietverstrekkers en alleen als de registratie feitelijk niet juist is alsmede dat BKR als verantwoordelijke voor de gegevensverwerking hierop toezicht houdt. Dit beleid doet echter niet af aan de in de rechtspraak aangenomen toepasselijkheid van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.8.
Wat betreft de belangen van [eiser] wordt het volgende overwogen.
Tussen mei en oktober 2014 heeft [eiser] bij H&M op krediet voor ongeveer
€ 400,00 aan kinderkleding gekocht. Door de in september 2014 ingetreden werkloosheid van [eiser] diende het gezin met drie kinderen alleen van het salaris van zijn partner rond te komen. Het grootste belang van [eiser] en zijn partner, aldus de partner van [eiser] ter zitting, was gelegen in het blijven voldoen van de hypotheekrente en de overige vaste lasten. Door de stressvolle situatie zijn de aanmaningen van H&M hierdoor op de achtergrond geraakt. Een enkele betalingsaanmaning is wel ontvangen, maar aanwijzingen dat de vooraankondiging daadwerkelijk is ontvangen ontbreken. Drie maanden nadat hij bekend werd met de achterstand heeft [eiser] die achterstand in zijn geheel, inclusief rente en kosten, voldaan.
Kortom, de achterstand betrof een gering bedrag en is vrij spoedig na het bekend worden daarmee volledig voldaan. [eiser] heeft thans weer een nieuwe baan en het gezamenlijk inkomen is ver boven modaal. Voldoende aannemelijk is dat vanwege de negatieve A-2 codering geen financiering voor een hypotheek kan worden verkregen. Indien deze codering niet wordt verwijderd, gaat de aankoop van de nieuwe woning dus niet door en moet [eiser] met zijn gezin op zoek naar alternatieve woonruimte, nu de oude woning al verkocht is. Dat, zoals door het BKR is aangevoerd, de algehele financiële positie van [eiser] , hij heeft nog een vijftal positieve kredietregistraties (dat zijn kredieten waarop geen achterstand bestaat) waarschijnlijk aanleiding zijn voor de hypotheekverstrekker de lening te weigeren, is verder niet onderbouwd en is ook niet aannemelijk. Dat een geldverstrekker de lening weigert omdat de aankoopsom van de nieuwe woning een onverantwoorde hoge uitgave betreft is ook niet aannemelijk, nu de opbrengst van de oude woning slechts € 16.000,00 minder is dan de aankoopsom van de nieuwe woning.
4.9.
Voormelde belangen van [eiser] wegen in dit geval zwaarder dan de door het BKR bewaakte algemene kredietregistratiebelangen. De belangen van [eiser] zijn voldoende gediend met toewijzing van het subsidiair gevorderde, de verwijdering van de A-2 codering, zodat dit zal worden toegewezen.
4.10.
Het BKR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 206,22
- griffierecht 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.309,22

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt BKR om zo spoedig mogelijk, doch binnen uiterlijk zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis de coderingen A en 2 in het CKI met [contractnummer] te (doen) verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijven hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00,
5.2.
veroordeelt BKR in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.309,22,
5.3.
veroordeelt BKR in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MA