ECLI:NL:RBAMS:2017:5721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
C/13/621128 / HA ZA 16-1295
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij koopovereenkomst appartement zonder parkeervergunning in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groep eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen en de besloten vennootschap WERDOL BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V., en de stichting STICHTING DE ALLIANTIE. De eisers vorderden schadevergoeding van De Alliantie, omdat zij van mening waren dat De Alliantie tekort was geschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten voor appartementen in een nieuwbouwproject in Amsterdam. De eisers stelden dat het ontbreken van een parkeervergunning een essentieel onderdeel van de koopovereenkomst vormde, wat leidde tot non-conformiteit van de geleverde appartementen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Alliantie in 2012 is gestart met het nieuwbouwproject en dat de appartementen in april 2014 zijn opgeleverd. De Alliantie had ervoor gekozen geen inpandige parkeervoorziening te realiseren en de eisers konden op basis van de Parkeerverordening 2013 geen aanspraak maken op een parkeervergunning. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van een parkeervergunning geen essentieel onderdeel van de koopovereenkomst was, aangezien het ontbreken daarvan geen belemmering vormde voor het gebruik van de appartementen.

De rechtbank concludeerde dat De Alliantie geen mededelingsplicht had met betrekking tot de parkeervergunning en dat de eisers zelf navraag hadden moeten doen bij de gemeente. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de verantwoordelijkheden van kopers bij het doen van onderzoek naar de eigenschappen van onroerend goed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/621128 / HA ZA 16-1295
Vonnis van 6 september 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3],
4.
[eiser sub 4],
5.
[eiser sub 5],
6.
[eiser sub 6],
7.
[eiser sub 7],
8.
[eiser sub 8],
9.
[eiser sub 9],
allen wonende te [woonplaats] ,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERDOL BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eisers,
advocaat mr. B.J. Mulder te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.R. Keuning te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers gezamenlijk] en De Alliantie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 juli 2017;
  • de brief van mr. Keuning inzake het proces-verbaal van comparitie van 4 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Alliantie is in 2012 gestart met het nieuwbouwproject [project] , bestaande uit een appartementencomplex aan de [adres] . De Alliantie en [eisers gezamenlijk] hebben in de periode van eind 2012 tot medio 2013 koopovereenkomsten gesloten met betrekking tot verschillende appartementen binnen het project [project] . Vervolgens zijn de appartementen aan [eisers gezamenlijk] opgeleverd in april 2014.
2.2.
De Alliantie heeft ervoor gekozen geen inpandige parkeervoorziening te realiseren voor [project] .
2.3.
In de wegwijzer bij aankoop van de appartementen van [project] staat - voor zover relevant - het volgende vermeld:
“Of de wijk goed bereikbaar is? (…) En kunt u de auto niet missen? Op vijf minuten lopen is eventueel de mogelijkheid om een parkeerplaats te huren.”
2.4.
In de verkoopbrochure van [project] staat - voor zover relevant - vermeld:
“Het is mogelijk om een eigen parkeerplaats te huren op vijf minuten loopafstand van jouw woning.”
2.5.
Voor de adressen van [eisers gezamenlijk] geldt op grond van de Parkeerverordening 2013 en het bijbehorende uitwerkingsbesluit een vergunningenplafond van nul. Dit betekent dat [eisers gezamenlijk] geen aanspraak kunnen maken op een parkeervergunning. Het vergunningenplafond is voor de adressen van [project] voor het eerst opgenomen in de op 2 november 2015 in werking getreden wijziging van het uitwerkingsbesluit parkeren stadsdeel Zuid 2014.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vorderen als nader toegelicht ter zitting, primair, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat De Alliantie tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten ten aanzien van de appartementsrechten;
2. De Alliantie te veroordelen tot betaling aan [eisers gezamenlijk] van de door hen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3. De Alliantie te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en in de proceskosten en nakosten;
Subsidiair vorderen [eisers gezamenlijk] te verklaren voor recht dat De Alliantie onrechtmatig jegens [eisers gezamenlijk] heeft gehandeld en De Alliantie te veroordelen tot betaling aan [eisers gezamenlijk] van de door hen geleden schade, nader op te maken bij staat;
Meer subsidiair vorderen [eisers gezamenlijk] te verklaren voor recht dat de koopovereenkomsten onder invloed van dwaling tot stand zijn gekomen en in plaats van de koopovereenkomsten te vernietigen de gevolgen te wijzigen door de koopsom te verminderen met een bedrag gelijk aan de waardevermindering ten gevolge van de dwaling.
3.2.
De Alliantie voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers gezamenlijk] hebben aangevoerd dat De Alliantie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten nu zij bij de verkoop van de appartementen heeft nagelaten aan [eisers gezamenlijk] mee te delen dat zij geen recht hebben op een parkeervergunning. [eisers gezamenlijk] stellen dat het recht op een parkeervergunning een belangrijke eigenschap is van de appartementen, omdat het appartementen in hartje Amsterdam betreffen en een parkeervergunning daarom van doorslaggevende betekenis kan zijn voor het al dan niet kopen van de appartementen. [eisers gezamenlijk] hebben subsidiair gesteld dat De Alliantie jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2.
De Alliantie betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten. Zij voert hiertoe aan dat [eisers gezamenlijk] niet mochten verwachten dat voor de appartementen een parkeervergunning kon worden verkregen en dat de brochure slechts vermeldt dat er op 5 minuten loopafstand van de appartementen een parkeerplaats kan worden gehuurd.
4.3.
De vraag die in dit geschil centraal staat is of sprake is van non-conformiteit. Ingevolge artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient een verkochte zaak aan de overeenkomst te beantwoorden. Daaraan is niet voldaan als een zaak niet die eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De verkoper is daarbij verplicht aan de koper mee te delen welke eigenschappen hij mag verwachten.
4.4.
Vast staat dat het appartementencomplex niet beschikte over een parkeergarage en dat een parkeerplaats of parkeervergunning geen onderdeel uitmaakt van de woning of van de daarvoor betaalde koopprijs. De vraag is nu of [eisers gezamenlijk] op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten dat zij een parkeervergunning zouden krijgen.
4.5.
Conformiteit ziet alleen op de essentialia van de overeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is de mogelijkheid een parkeervergunning te verkrijgen geen essentieel onderdeel van de koopovereenkomst met betrekking tot een appartement in het centrum van Amsterdam. Het ontbreken daarvan vormt immers geen belemmering in het gebruik van de woning als zodanig. Dat er voor de woningen geen parkeervergunning kan worden verkregen, betekent dan ook niet dat de appartementen niet de eigenschappen hebben die [eisers gezamenlijk] op grond van de koopovereenkomsten mochten verwachten.
4.6.
De vraag is verder of De Alliantie expliciet aan [eisers gezamenlijk] had moeten meedelen dat er voor de woningen geen parkeervergunning kon worden verkregen. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Het lag op de weg van [eisers gezamenlijk] zelf om navraag te doen bij de gemeente. Het is immers de gemeente, en niet De Alliantie, die beslist over de toekenning van parkeervergunningen. Dat [eisers gezamenlijk] hier zelf onderzoek naar moesten doen, ligt temeer in de rede nu in de brochure en de wegwijzer van De Alliantie was opgenomen dat er een parkeerplaats kon worden gehuurd op 5 minuten afstand van de woning. Als De Alliantie niet expliciet aan [eisers gezamenlijk] heeft meegedeeld dat zij geen parkeervergunning zouden krijgen, dan levert dat om deze reden geen tekortkoming in de koopovereenkomst op en ook geen onrechtmatige daad.
4.7.
Nu De Alliantie ter zake van het verkrijgen van een parkeervergunning geen mededelingsplicht had, faalt het (meer subsidiaire) beroep op dwaling eveneens.
4.8.
Het beroep op de klachtplicht behoeft geen bespreking, nu de vorderingen op de bovengenoemde gronden worden afgewezen.
4.9.
Hetgeen over en weer verder is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.10.
[eisers gezamenlijk] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.523,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van De Alliantie tot op heden begroot op € 1.523,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, rechter, bijgestaan door mr. A. Beerts, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.