ECLI:NL:RBAMS:2017:5694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
EA VERZ 17-118
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens herhaalde overtredingen van bedrijfsregels bij vervoer van rolstoelpassagiers

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Met & Co B.V. en haar voormalige werknemer, [verzoekster]. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] om een billijke vergoeding en betaling van achterstallig loon na een ontslag op staande voet. [verzoekster] was in dienst als chauffeur/personenvervoerder en had in de korte periode van haar dienstverband twee keer een rolstoelpassagier vervoerd zonder de vereiste veiligheidsmaatregelen te treffen, wat leidde tot klachten van de opdrachtgever Heliomare. Na de tweede overtreding op 8 december 2016, waarbij Met & Co haar op staande voet heeft ontslagen, heeft [verzoekster] de vaststellingsovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling en wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, gezien de herhaalde overtredingen van de bedrijfsregels door [verzoekster]. De rechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] niet voldoende waren om het ontslag te rechtvaardigen, maar dat de ernst van de overtredingen dit wel deden. De kantonrechter heeft Met & Co veroordeeld tot betaling van het loon tot 8 december 2016, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 5714223 EA VERZ 17-118
beschikking van: 31 juli 2017
func.: 245

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. R.L. Beckers
t e g e n

de besloten vennootschap Met & Co B.V.

gevestigd te Aalsmeer
verweerster
nader te noemen: Met & Co
gemachtigde: [gemachtigde]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 6 februari 2017, de kantonrechter primair verzocht om – kort gezegd – haar ten laste van Met & Co een billijke vergoeding toe te kennen. Subsidiair heeft [verzoekster] aanspraak gemaakt op de betaling van achterstallig loon.
Met & Co heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 26 juni 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde en een belangstellende. Met & Co is verschenen bij mevrouw [gemachtigde] als gemachtigde. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, [verzoekster] aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Tot slot is beschikking (nader) bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESCHIKKING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Met & Co exploiteert een onderneming, die onder meer zorgdraagt voor het vervoer van rolstoelpassagiers. Een (grote) opdrachtgever van Met & Co is Heliomare, met een vestiging in Haarlem/Heemstede.
1.2.
[verzoekster] is op 8 februari 2016 bij Met & Co in dienst getreden als chauffeur/personenvervoerder. Het betrof een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 7 maanden, eindigend op 8 september 2016. Het uurloon van [verzoekster] bedroeg € 11,77 bruto. In de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar bedrijfsregels, zoals opgenomen in het Handboek Chauffeur.
1.3.
Op 10 augustus 2016 is de arbeidsovereenkomst voor 7 maanden verlengd, tot 8 april 2017.
1.4.
Op 21 augustus 2016 heeft [verzoekster] een rolstoelpassagier vervoerd zonder de in de bedrijfsregels voorgeschreven, veilige bevestiging. Heliomare heeft daarover een klacht bij Met & Co ingediend. Met & Co heeft het voorval telefonisch met [verzoekster] besproken en haar daarbij een waarschuwing gegeven.
1.5.
Met ingang van 1 oktober 2016 is het oorspronkelijke aantal te werken uren van [verzoekster] uitgebreid van 85 uur per maand naar 105 uur per maand.
1.6.
Op 6 december 2016 heeft [verzoekster] nogmaals een rolstoelpassagier vervoerd, zonder de stoel van de passagier conform de bedrijfsvoorschriften te bevestigen. Heliomare heeft wederom een klacht daarover ingediend.
1.7.
Op 8 december 2017 heeft Met & Co met [verzoekster] over de klacht gesproken. Bij brief van dezelfde dag is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de brief stelt Met & Co :
[…] Naar aanleiding van een ernstige klacht, die mij zonet ter ore is gekomen, waarbij nu voor een 2e keer geconstateerd is dat U een cliënt in een rolstoellosin de wagen heeft vervoer, doe ik U dit schrijven toekomen. U eigenhandig tegen alle bedrijfsregels in gehandeld en bovenal deze passagiers aanenormerisico’s bloot gesteld. Zeker met inachtneming het feit dat U hier al eerder op bent gewezen. maakt deze kwestie nóg ernstiger. Wij moeten hieruit concluderen dat wij onze passagiers niet aan U kunnen toevertrouwen.U heeft verklaard spijt te hebben van beide incidenten en te begrijpen dat wij hierin geen vertrouwen meer hebben. […]
1.8.
Partijen hebben vervolgens een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij de arbeidsovereenkomst per dezelfde dag zou eindigen. [verzoekster] heeft de vaststellingsovereenkomst bij brief van haar gemachtigde van 20 december 2016 ontbonden en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling en wedertewerk-stelling.
1.9.
Met & Co heeft het ontslag op staande voet daarop gehandhaafd. Ze heeft [verzoekster] niet toegelaten tot het werk. Bij vonnis van 1 februari 2017 heeft de kantonrechter te Amsterdam de vordering van [verzoekster] tot loondoor-betaling en wedertewerkstelling afgewezen, aangezien het ontslag op staande voet van [verzoekster] (nog) niet was vernietigd.
1.10.
Met & Co heeft het loon tot 8 december 2016 niet uitgekeerd. [verzoekster] heeft per 6 februari 2017 elders (tijdelijk) werk gevonden.

Het verzoek

2. [verzoekster] verzoekt - samengevat weergegeven - primair veroordeling van Met & Co tot betaling van een billijke vergoeding en daarnaast veroordeling van Met & Co tot betaling van het loon tot de datum van opzegging, zijnde 8 december 2016, te verhogen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, alles met veroordeling van Met & Co in de kosten van de procedure.
3. [verzoekster] voert - samengevat en zakelijk weergegeven - aan, dat er geen dringen-de reden aanwezig is. Er is sprake van twee incidenten; één in augustus 2016 en één in december 2016. Beide betroffen soortgelijke problemen echter onder verschillende omstandigheden. In het eerste geval betrof het een voor [verzoekster] onbekend busje, waarin de stoel van de passagier niet kon worden bevestigd omdat [verzoekster] het systeem niet kende. De tweede keer was het wel het eigen en dus bekende busje van [verzoekster] , maar [verzoekster] had een dienst overgenomen en wist niet dat er een passagier extra was. Zij heeft toen besloten om de passagier toch mee te nemen en diens rolstoel zo goed mogelijk vast te zetten, omdat deze persoon anders 45 minuten moest wachten.
4. Hoewel [verzoekster] in het bijzonder in het tweede geval kan erkennen een foutieve afweging te hebben gemaakt en ten onrechte het vermeende belang van de passagier om direct mee te gaan heeft laten meewegen, meent zij dat de feiten geen ontslag op staande voet rechtvaardigen, al was het maar omdat van recidive geen sprake is. Daarvoor verschillen de feiten te veel. [verzoekster] meent bij dit alles dat de billijke vergoeding het bedrag zou moeten omvatten dat zij aan loon zou hebben ontvangen tot haar indiensttreding elders, per 6 februari 2017.
5. Met & Co meent dat de vorderingen van [verzoekster] afgewezen behoren te worden, omdat het dienstverband met [verzoekster] op 8 december 2017 rechtsgeldig is beëindigd. Met & Co meent - kort gezegd - dat er sprake was van een dringende reden, die ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het verweer van [verzoekster] kan niet leiden tot vernietiging van het ontslag op staande voet.
6. Dat ontslag op staande voet is gegeven zodra Met & Co hoorde van de tweede keer. Daarna hebben partijen gesproken over een vaststellingsovereenkomst, die ook daadwerkelijk is gesloten. Nadat deze door [verzoekster] is ontbonden, is het ontslag op staande voet van 8 december 2016 herleefd.
7. Met & Co voert daartoe aan dat [verzoekster] binnen het korte dienstverband tot twee keer toe een rolstoelpassagier onbeveiligd en in strijd met de bedrijfsregels, heeft vervoerd. Bij de tweede keer was [verzoekster] een gewaarschuwd mens. Zij was immers al eerder - kort tevoren - aangesproken op het conform de bedrijfsregels vast zetten van de rolstoel van een passagier. Met & Co kon, toen het weer gebeurde, niet anders dan het dienstverband onmiddellijk beëindigen.
8. Nu het ontslag op staande voet terecht is gegeven, is het dienstverband geëindigd en is Met & Co niets meer aan [verzoekster] verschuldigd. De gevraagde billijke vergoe-ding moet dan ook geweigerd worden. Met & Co erkent het loon tot 8 december 2016 niet te hebben betaald. Toen [verzoekster] de vaststellingsovereenkomst vernietigde, heeft zij de eindafrekening opgehouden.

Beoordeling

9. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of Met & Co met het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] rechtsgeldig heeft doen eindigen, en daarmee om de vraag of sprake is (geweest) van een dringende reden. Indien dat niet het geval is, komt aan de orde de vraag welke billijke vergoeding [verzoekster] toekomt.
10. Bij de beantwoording van de vraag of de aan een ontslag op staande voet ten grond-slag gelegde redenen als dringend in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW hebben te gelden, moeten mede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem zou hebben. Maar ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegenover de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerecht-vaardigd is (vgl. HR 21 januari 2000, LJN AA4436,
NJ2000, 190). In dat verband overweegt de kantonrechter als volgt.

Dringende reden

11. Tussen partijen staat vast dat [verzoekster] in augustus 2016 - weliswaar mondeling, want telefonisch, maar niettemin officieel en expliciet - is gewaarschuwd voor het meenemen van een passagier, waarvan de rolstoel door [verzoekster] niet goed was vast gezet, terwijl dat volgens de bedrijfsregels niet is toegestaan (de gevaarzetting nog even daargelaten). Vast staat ook dat krap drie maanden later [verzoekster] precies dezelfde overtreding van de bedrijfsregels begaat en wederom een passagier meeneemt waarvan de rolstoel niet goed vastgezet is. Dit is zeer ernstig en hoeft Met & Co niet te accepteren.
11. Dat aan het gedrag van [verzoekster] (mogelijk) oprecht goede motieven ten grondslag liggen, maakt de overtreding niet minder ernstig. Het veilig en conform de bedrijfsregels vervoeren van rolstoelpassagiers vormt de kern van de verplichtingen van de werkzaamheden van [verzoekster] , welke zij in het korte dienstverband bij herhaling heeft genegeerd. [verzoekster] had - indien zij de passagier niet wilde laten staan - de passagier niet op eigen houtje mogen mee nemen maar met Heliomare en/of Met & Co een alternatief moeten onderzoeken.
11. Naar het oordeel van de kantonrechter is de onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking door Met & Co in de gegeven omstandigheden derhalve gerechtvaardigd geweest. Met & Co heeft gesteld dat zij genoodzaakt is met strikte veiligheidsregels te werken. Die strikte regels zijn geformuleerd in de bedrijfsregels waarvan [verzoekster] heeft erkend dat zij daarmee bekend was. Bovendien zijn deze regels herhaaldelijk en zeer recent nog uitdrukkelijk onder de aandacht van [verzoekster] gebracht. [verzoekster] wist dat ze die moest volgen en dat heeft zij bij herhaling niet gedaan.
11. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] leiden niet tot een ander oordeel en de achterliggende motivering om de passagier toch mee te nemen evenmin. Meeweegt voorts dat het een nog maar kort dienstverband betreft, waarbinnen [verzoekster] nu al twee keer de bedrijfsregels heeft overtreden.

Loon tot 8 december 2016

15. Ten aanzien van het loon tot 8 december 2016 en de eindafrekening is er geen goede reden zijdens Met & Co om de uitbetaling op te houden. Het verzoek van [verzoekster] dienaangaande zal daarom worden toegewezen. Hoewel [verzoekster] slechts loon tot 8 december 2016 heeft gevorderd, begrijpt de kantonrechter uit het verweer van Met & Co dat de gehele eindafrekening van [verzoekster] is opgehouden, waartoe ook niet genoten vakantiedagen, vakantiegeld en dergelijke behoren. Met & Co zal derhalve veroordeeld worden tot opmaken en uitbetalen van het loon én de eindafrekening, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2016 en de wettelijke verhoging van 50%.

Kostenveroordeling

16. Gelet op de uitkomst van de zaak zullen de proceskosten over en weer door de kantonrechter worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet af;
veroordeelt Met & Co tot betaling aan [verzoekster] van het loon van 1 tot en met 8 december 2016, alsmede tot het opmaken en uitkeren van de eindafrekening, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 8 december 2016 tot aan de dag der voldoening;
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, op 31 juli 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter