ECLI:NL:RBAMS:2017:5684

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
13/680171-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woningoverval met geweld en diefstal met pinpas

Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval, diefstal met een pinpas en pogingen daartoe. De overval vond plaats op 14 november 2015 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen de woning van een studente binnendrong. Het slachtoffer werd bedreigd met een mes en gedwongen om haar bankpas en pincode prijs te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, onder andere op basis van DNA-onderzoek en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig was aan de woningoverval en de daaropvolgende pintransacties. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer van de woningoverval, ontvingen schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/680171-16
Datum uitspraak: 4 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.C. van Dijk, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.V. Nagelmaker, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een of meer laptop(s) (merk: Apple en/of Samsung) en/of een telefoon (merk: Apple) en/of een pinpas (op naam van [naam slachtoffer 1] ) en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voornoemde laptop(s) en/of telefoon en/of pinpas en/of ring onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer deur(en) van voornoemde woning en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde [naam slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting
van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of (hierbij) voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga slapen op die kankerkussens en niet kijken met je kankerbek" en/of "Waar is die kanker pinpas" en/of "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode" en/of "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen" en/of "Waar is het losgeld en waar is het goud" en/of "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en/of "Je hebt een ring, geef die kanker ring hier" en/of "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer laptop(s) (merk: Apple en/of Samsung) en/of een telefoon (merk: Apple) en/of een pinpas (op naam van [naam slachtoffer 1] ) en/of een ring, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar voornoemde [naam slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of (hierbij) voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga slapen op die
kankerkussens en niet kijken met je kankerbek" en/of "Waar is die kanker pinpas" en/of "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode" en/of "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen" en/of "Waar is het losgeld en waar is het goud" en/of "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en/of "Je hebt een ring, geef die kanker ring hier" en/of "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een een of meer geldbedrag(en) (in totaal 150 euro), geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een gestolen bankpas (op naam van [naam slachtoffer 1] );
3.
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een een of meer geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door met een gestolen bankpas (op naam van [naam slachtoffer 1] ), opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar een geldautomaat is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gepoogd een of meer pintransactie(s) uit te voeren met voornoemde bankpas.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft, aan de hand van zijn op schrift gestelde requisitoir, daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bij pleidooi aan de hand van haar pleitaantekeningen betoogd dat verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe heeft de raadsvrouw allereerst aangevoerd dat het feit dat uit vergelijkend DNA-onderzoek volgt dat op de onderzochte theedoek uit de woning van het slachtoffer een DNA-mengprofiel van verdachte is aangetroffen, niet kan worden afgeleid dat verdachte de aan hem onder 1 ten laste gelegde woningoverval heeft gepleegd. Tevens heeft zij aangevoerd dat het door het slachtoffer gegeven signalement van de daders van de woningoverval niet overeenkomt met het signalement van verdachte.
Ten aanzien van de beelden van de Centrale Cameratoezichtruimte (CTRR) heeft de raadsvrouw bepleit dat de herkenningen van de verbalisanten die op basis van de beelden van de CTRR hebben plaatsgevonden onbetrouwbaar zijn, nu de ervaring leert dat het in geval van beelden van slechte kwaliteit waarbij sprake is van een beperkte hoeveelheid licht erg moeilijk is om een persoon te herkennen.
Ten aanzien van de opgevraagde historische telefoongegevens heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat het nog maar de vraag is of verdachte de avond voorafgaand aan de woningoverval zijn telefoon bij zich had of dat een ander daarvan gebruik heeft gemaakt. Het feit dat de telefoon van verdachte rond het tijdstip van de overval uitpeilde in de buurt van de woning van het slachtoffer, zegt niets over zijn betrokkenheid bij de overval.
Ten aanzien van de verklaringen van de getuige [naam getuige] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat deze onderling zodanig van elkaar verschillen zodat aan die verklaringen geen bewijswaarde kan toekomen.
Nu geen van de bewijsmiddelen in het dossier, ook niet in onderlinge samenhang bezien, verdachte direct bindt aan de ten laste gelegde feiten dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsvrouw.
4.3
Bewijsoverwegingen
In de nacht van 14 november 2015 werd een studente op gewelddadige wijze overvallen in haar woning aan [adres] . Zij schrok wakker en zag twee mannen in haar woning. Terwijl de woning door de ene man werd doorzocht, werd zij door de andere man, die een theedoek voor zijn mond droeg, met een mes bedreigd. Onder bedreiging met geweld moest zij aangeven waar haar bankpas lag en werd zij gedwongen tot het geven van haar pincode. Daarop heeft een van de daders de woning verlaten, teneinde met de buitgemaakte bankpas te gaan pinnen. De andere dader is het slachtoffer blijven bedreigen met het mes, waarbij hij ook haar gouden ring heeft afgedreigd. Nadat deze dader werd gebeld, heeft ook hij de woning verlaten. Alvorens de woning te verlaten heeft hij het slachtoffer geïnstrueerd om twintig minuten te blijven liggen en niet de politie te bellen, omdat er anders wat zou gebeuren. Bij de woningoverval zijn naast de bankpas en de ring nog twee laptops en een telefoon buitgemaakt.
Kort na de woningoverval is bij de ING Bank een poging gedaan om met de weggenomen bankpas een geldbedrag op te nemen, wat niet is gelukt. Vervolgens is met de weggenomen bankpas een bedrag van € 150,00 opgenomen. Een klein half uur later is bij de Rabobank nog driemaal tevergeefs geprobeerd om met de weggenomen bankpas pintransacties uit te voeren.
De vraag die thans voorligt, is of op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte zich aan de onder 1 ten laste gelegde woningoverval, de onder 2 ten laste gelegde pintransactie met de weggenomen bankpas en de onder 3 ten laste gelegde pogingen daartoe heeft schuldig gemaakt. Anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie beantwoordt de rechtbank deze vraag ten aanzien van voornoemde ten laste gelegde feiten bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt.
Het slachtoffer heeft in haar aangifte een signalement gegeven van de man die haar heeft bedreigd met een mes. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte op basis van het gegeven signalement niet kan worden uitgesloten als dader. Het slachtoffer heeft voorts verklaard dat een van de mannen een theedoek voor zijn mond droeg. Deze theedoek is na de overval in de woning aangetroffen. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat in een bemonstering van de theedoek DNA-mengprofielen zijn aangetroffen van minimaal zes personen. Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat de DNA profielen van drie bewoners van de woning én het DNA profiel van verdachte, matchen met een aangetroffen DNA- mengprofiel. De bevindingen van het DNA-onderzoek zijn 100.000 keer waarschijnlijker onder de hypothese dat de bemonstering naast DNA van het slachtoffer en haar huisgenoten, DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan onder de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en haar huisgenoten, en drie willekeurige onbekende personen.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat bovengenoemde DNA-resultaten op zichzelf ruimte laten voor de omstandigheid dat verdachte niet in de woning is geweest. De rechtbank betrekt echter bij haar overwegingen dat hij wel een van de daders is, uitdrukkelijk ook het volgende.
Naar aanleiding van de woningoverval zijn de beelden van de Centrale Cameratoezichtruimte (CTRR) bekeken. Te zien is een deel van de straat vlakbij de woning van het slachtoffer. Op de beelden wordt gezien dat verdachte in het bijzijn van twee anderen op 14 november 2015 om 06:30:55 uur en 06:37:23 uur, kort voordat de woningoverval plaatsvond, in de omgeving van de woning van het slachtoffer in beeld loopt. De personen lopen in de richting van de woning van het slachtoffer. Verdachte is op de beelden van de CTRR door meerdere verbalisanten die in die periode onderzoek deden naar verdachte, herkend. De algemene opmerking van de raadsvrouw dat het op basis van beelden van de CTRR moeilijk kan zijn om een persoon te herkennen, is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende om de herkenningen van verdachte door de verbalisanten op basis van de beelden van de CTRR buiten beschouwing te laten.
Voorts heeft de politie onderzoek gedaan naar de historische telecomgegevens van verdachte. In de politiesystemen staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam van verdachte. Op basis van een netwerkmeting is vastgesteld dat voornoemd telefoonnummer zich op het moment van de overval in het geografische dekkingsgebied bevindt van de cell-id’s in de omgeving van de woning van het slachtoffer. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling van de raadsvrouw dat een ander dan verdachte die nacht de telefoon van verdachte in gebruik had. Verdachte heeft daarover in ieder geval niets concreets verklaard. Daar komt bij dat de beelden van de CTRR bevestigen dat verdachte zich kort voor de woningoverval in de buurt van de woning van het slachtoffer bevond. Zijn pas ter terechtzitting afgelegde verklaring, dat hij in de betreffende straat aanwezig was omdat hij terugkwam van een avond stappen, heeft hij op geen enkele manier onderbouwd.
De rechtbank betrekt bij haar overwegingen ook het volgende. In de nachtelijke uren, voor de woningoverval, heeft het telefoonnummer van verdachte contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , vermoedelijk toebehorend aan de heer [naam persoon] . Rondom het tijdstip van de overval is er sms-contact tussen beide telefoonnummers. [telefoonnummer 2] straalt daarbij een zendmast op de Ferdinand Bolstraat aan. De woning van het slachtoffer valt binnen het dekkingsgebied van deze zendmast. De ochtend na de overval belt verdachte opnieuw met dit nummer. Verdachte zegt daarbij: “waar is die shit man, kom straks naar me toe dan gaan we die dingen wegdoen”. Rondom het middaguur is er opnieuw contact. Verdachte geeft instructies aan zijn gesprekspartner. Hij vertelt de ander waar hij heen moet komen en wat deze persoon voor tas moet meebrengen. In de middag is er opnieuw telefonisch contact. Verdachte zegt dan op de vraag of hij voor het goudhuis gaat stoppen: “ja”. Zijn telefoon straalt een zendmast in de omgeving van een ‘ [naam juwelier] ’ in Amsterdam aan. Gebleken is dat hij hier al eerder gestolen sieraden heeft verkocht.
In de avond van 15 november 2015 vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [naam persoon] , waarbij gesproken wordt over de verkoop van een laptop. Verdachte zegt dat hij daar minstens 150 (de rechtbank begrijpt: 150 euro) voor wil hebben, waarop [naam persoon] zegt dat 150 euro 50 euro per persoon betekent. Ook wordt in het gesprek gesproken over “de andere shit”, waarbij verdachte zegt dat het “beide iCloud” is. Verdachte heeft geen verklaring willen geven over de inhoud van de genoemde gesprekken. De rechtbank houdt het ervoor dat het in de gesprekken over de buit gaat, temeer nu ook wordt gesproken over “tillies, tabbies en lappies” terwijl er een telefoon, een tablet en een laptop zijn weggenomen uit de woning. Daar komt bij dat op de gestolen telefoon en op een van de gestolen laptops zich een iCloud-profiel van het slachtoffer bevond, terwijl daar dus ook over wordt gesproken in de gesprekken.
Nu er een DNA spoor op de theedoek in de woning is aangetroffen, verdachte op de beelden van de CTRR op een tijdstip kort voor de woningoverval in de omgeving van de woning van het slachtoffer is gezien, zijn telefoonnummer ten tijde van de overval cell-id’s heeft aangestraald in de omgeving van de woning van het slachtoffer, en verdachte zich kennelijk heeft bemoeid met het zich ontdoen van de buit, is de rechtbank, alles in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan de onder 1 ten laste gelegde woningoverval heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank komt aan de bespreking van hetgeen de raadsvrouw omtrent de getuige [naam getuige] heeft aangevoerd niet toe, nu de verklaringen van deze getuige niet zullen worden gebruikt voor het bewijs.
Op grond van de stukken van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met de bij de woningoverval buitgemaakte bankpas de pintransactie en de pogingen daartoe heeft uitgevoerd. Echter, gelet op het feit dat de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich ten tijde van de woningoverval in de woning bevond en er blijkens de aangifte tijdens de woningoverval gesproken is over het pinnen met de gestolen bankpas, reden waarom een van de verdachten bij het slachtoffer achterbleef om te wachten tot het pinnen zou zijn gelukt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als mededader van de woningoverval eveneens verantwoordelijk kan worden gehouden voor de met de buitgemaakte bankpas uitgevoerde transactie en de pogingen daartoe. De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten dan ook bewezen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 14 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een of meer laptops (merk: Apple en Samsung) en een telefoon (merk: Apple) en een pinpas (op naam van [naam slachtoffer 1] ), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en voornoemde laptops en telefoon en pinpas onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een deur van voornoemde woning en welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar voornoemde [naam slachtoffer 1] zijn toegegaan en vervolgens een mes aan voornoemde [naam slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en voornoemd mes in de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] hebben gehouden en hierbij voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd: "Ga slapen op die kankerkussens en niet kijken met je kankerbek" en "Waar is die kanker pinpas" en "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode" en "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen" en "Waar is het losgeld en waar is het goud" en "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat", althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking;
en
op 14 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een ring, toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders naar voornoemde [naam slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en vervolgens een mes aan voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en voorgehouden en voornoemd mes in de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en hierbij voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je hebt een ring, geef die kanker ring hier", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 14 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 150 euro), toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders
dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een gestolen bankpas op naam van [naam slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 14 november 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door met een gestolen bankpas op naam van [naam slachtoffer 1] , hij of een van zijn mededaders opzettelijk naar een geldautomaat is toegegaan waarna hij, verdachte of een van zijn mededaders heeft gepoogd pintransacties uit te voeren met voornoemde bankpas.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft, voor het geval de rechtbank haar primaire standpunt tot vrijspraak niet volgt, verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en bij de strafoplegging rekening te houden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval. Hij is samen met een ander of anderen de woning van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] binnengedrongen waarbij het slachtoffer met een mes is bedreigd. Zij hebben daarbij zeer bedreigende bewoordingen gebruikt. Uit angst voor het mes en de bedreigingen heeft het slachtoffer de overvallers verteld waar haar bankpas lag en heeft zij haar pincode aan hen gegeven. Ook hebben de overvallers haar gouden ring afgedreigd en de woning doorzocht en eigendommen van het slachtoffer en haar huisgenote ontvreemd. Voorts heeft verdachte en/of zijn mededader met de bij voornoemde woningoverval buitgemaakte bankpas een pintransactie verricht en meerdere pogingen daartoe gedaan.
Deze gebeurtenis is voor het slachtoffer zeer traumatisch geweest. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het slachtoffer de eerste maand na de woningoverval bij haar zus heeft gewoond. Ze sliep slecht en was erg angstig. De huisarts van het slachtoffer heeft haar een aantal weken na het misdrijf geadviseerd om hulp te zoeken bij een psycholoog naar aanleiding van aanhoudende angst- en stemmingsklachten. Zij heeft meerdere afspraken bij een psycholoog gehad en zij heeft EMDR-therapie gevolgd tegen een posttraumatische stressstoornis. Toen zij in augustus 2016 tijdens een vakantie bemerkte dat de gevolgen van de woningoverval nog altijd groot waren, is zij opnieuw in therapie gegaan bij haar psycholoog. Ook is zij verhuisd, omdat zij zich niet meer prettig voelde in haar eigen woning. Ten tijde van het schrijven van de schadeonderbouwing in april 2017 sliep zij nog altijd liever niet alleen en durfde zij ’s avonds niet alleen over straat. Zij mijdt drukke plekken en geeft aan dat de daders geen idee hebben wat ze hebben aangericht. Ook voor [naam slachtoffer 2] , de huisgenote van het slachtoffer, die ten tijde van de overval niet in de woning aanwezig was, heeft de woningoverval grote gevolgen gehad. Naast financiële schade volgt uit de onderbouwing van haar vordering tot schadevergoeding dat zij de eerste nachten na de woningoverval doodsangsten heeft uitgestaan omdat zij in verband met haar werk geen andere keus had dan alleen in de woning te verblijven. Zij schrijft nog altijd angstig te zijn wanneer zij alleen thuis is en zij merkt dat haar persoonlijkheid door de woningoverval veranderd is.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij het slachtoffer in haar eigen woning, waar zij zich veilig moet kunnen voelen, in de nacht, op deze manier heeft overvallen. Uit zijn handelen blijkt dat verdachte enkel zijn geldelijke en materiële gewin voor ogen heeft gehad en niet heeft stilgestaan bij het leed dat zijn handelen bij de slachtoffers zou kunnen veroorzaken. De gevolgen die de woningoverval voor de slachtoffers heeft gehad zijn enorm. Zoals uit hun schadeonderbouwingen blijkt, worden zij nog steeds geconfronteerd met de gevolgen van de woningoverval. Het is niet ondenkbaar dat zij daar nog lang mee geconfronteerd zullen worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 27 juni 2017, eerder is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Verdachte is op 21 juli 2016 door deze rechtbank wegens meerdere vermogensdelicten veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 (twintig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met een pakket aan bijzondere voorwaarden, waaronder Individuele Trajectbegeleiding Harde Kern (hierna: ITB Harde Kern). De rechtbank heeft opdracht gegeven aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Alkmaar om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 10 april 2017, opgemaakt door [naam psycholoog] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog. Deze rapportage houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een norm overschrijdende gedragsstoornis, matig tot ernstig van aard. Zijn persoonsontwikkeling wordt bedreigd en er zijn antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken zichtbaar. De gedragsstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling bestonden ten tijde van het ten laste gelegde, maar omdat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten ontkent, kon er geen delictscenario worden besproken en is het onduidelijk of en in welke mate de gedragsstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling invloed hebben gehad op het ten laste gelegde. Verdachte is onvoldoende in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm. Er is sprake van een beperkte frustratietolerantie en geringe controle over zijn impulsen. Daarnaast is er sprake van onverantwoordelijkheid en ontbreken er gevoelens van spijt. Het risico op (ernstig) gewelddadig en delinquent gedrag wordt ingeschat als matig. Op basis van de ASR-wegingslijst is er geen aanleiding om het jeugdstrafrecht als passend bij verdachte te beoordelen. Hij is reeds meerdere malen veroordeeld voor vergelijkbare feiten en lijkt tot op heden geen baat te hebben bij een pedagogische aanpak. Hulpverlening komt beperkt op gang en zal onder strikte voorwaarden en in duidelijke kaders moeten plaatsvinden. De voorgestelde intensieve, strenge en sturende aanpak conform de ITB Harde Kern methodiek, de inzet van behandeling bij De Waag en een verblijf in een begeleide woonvoorziening lijkt passend.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van het Leger des Heils te Amsterdam van 13 april 2017, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker 1] . Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Verdachte heeft geen dagbesteding en inkomen en gaat om met criminele vrienden. Hij valt onder de Aanpak Top600. Het gebrek aan financiële middelen in combinatie met groepsdruk dan wel invloed van vrienden heeft mogelijk geleid tot het delictgedrag. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte is bereid mee te werken aan het hem reeds eerder opgelegde reclasseringstoezicht en ITB Harde Kern programma. Hierbij lijkt met name een externe motivatie een rol te spelen. Omdat de plaatsing in de Justitiële Jeugdinrichtingen tot op heden meerwaarde heeft gehad boven plaatsing in een huis van bewaring, wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Geadviseerd wordt om een werkstraf en een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De reclassering acht hulpverlening in een strikt kader geïndiceerd. Aangezien dit al bij vonnis van 27 juli 2016 aan hem is opgelegd, is de reclassering van mening dat het nogmaals opleggen van bijzondere voorwaarden geen meerwaarde heeft.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 3 juni 2017 geschorst onder grotendeels gelijkluidende voorwaarden als de bijzondere voorwaarden die aan hem in het kader van het voorwaardelijk strafdeel bij vonnis van 27 juli 2016 zijn opgelegd. Deskundige [naam reclasseringsmedewerker 2] van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Alkmaar heeft ter terechtzitting verklaard dat het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis de afgelopen 7 weken goed is verlopen, maar dat verdachte wel al een officiële waarschuwing heeft gehad. Bij een tweede overtreding van de aan hem opgelegde voorwaarden zal het toezicht worden geretourneerd aan justitie. Zij heeft voorts bevestigd dat Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering het jeugdstrafrecht passend acht voor verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat de ITB-maatregel geen uitvoering kan hebben, wat zij onwenselijk acht. De ITB-maatregel kan wel na een eventuele detentie worden hervat, aldus [naam reclasseringsmedewerker 2] .
Ten aanzien van de vraag of verdachte overeenkomstig het jeugdstrafrecht moet worden berecht, overweegt de rechtbank het volgende. Psycholoog [naam psycholoog] heeft zich in zijn Pro Justitia rapportage die in het kader van de onderhavige zaak is opgesteld, op het standpunt gesteld dat er op basis van de ASR-wegingslijst geen aanleiding bestaat om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht, nu hij reeds meerdere malen is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en hij geen baat lijkt te hebben bij een pedagogische aanpak. Daarbij komt dat verdachte niet meer bij zijn ouders woont maar op een locatie voor begeleid wonen, wat pedagogische beïnvloeding bemoeilijkt. Bovendien leidt de rechtbank uit de inhoud van de tapgesprekken af dat verdachte bij het verkopen van de bij de woningoverval buitgemaakte goederen een leidende rol heeft gehad. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in de persoon van verdachte op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen. Weliswaar is verdachte op 21 juli 2016, nadat onderhavige feiten zijn gepleegd, door deze rechtbank veroordeeld middels het jeugdstrafrecht, maar de rechtbank ziet in de conclusies van psycholoog [naam psycholoog] en de omstandigheden waaronder deze woningoverval is gepleegd, thans aanleiding tot toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de door het LOVS geformuleerde oriëntatiepunten. De rechtbank is van oordeel dat alleen een substantiële gevangenisstraf recht kan doen aan de door verdachte gepleegde feiten. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat verdachte reeds de begeleiding en hulpverlening krijgt die hij nodig heeft in het kader van de bijzondere voorwaarden die bij vonnis van 27 juli 2016 aan hem zijn opgelegd, geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren passend en geboden.

9.Benadeelde partij

Ten aanzien van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert als gevolg van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde € 3.058,20 (drieduizend achtenvijftig euro en twintig eurocent) aan materiële schadevergoeding en € 3.025,00 (drieduizend vijfentwintig euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] integraal wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft de vordering niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 november 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de door [naam slachtoffer 1] gestelde omstandigheden, de stukken die zij ter onderbouwing heeft overgelegd en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding billijk is. De vordering tot immateriële schadevergoeding zal integraal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [naam slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vordert als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde
€ 599,00 (vijfhonderdnegenennegentig euro) aan materiële schadevergoeding en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] integraal wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft de vordering niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Blijkens de bij de vordering gevoegde bon is de laptop waarvan vergoeding wordt gevorderd ongeveer twee jaren voorafgaand aan de woningoverval gekocht. De rechtbank zal rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20 (twintig) procent per jaar, wat betekent dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 260,40 (tweehonderdzestig euro en veertig eurocent) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 november 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding
niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [naam slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] tot een bedrag van in totaal € 6.083,20 (zesduizend drieëntachtig euro en twintig eurocent), bestaande uit € 3.058,20 (drieduizend achtenvijftig euro en twintig eurocent) aan materiële schadevergoeding en
€ 3.025,00 (drieduizend vijfentwintig euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 november 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opaan verdachte de verplichting, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen de som van € 6.083,20 (zesduizend drieëntachtig euro en twintig eurocent), bestaande uit € 3.058,20 (drieduizend achtenvijftig euro en twintig eurocent) aan materiële schadevergoeding en € 3.025,00 (drieduizend vijfentwintig euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 november 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
65 (vijfenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 260,40 (tweehonderdzestig euro en veertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (14 november 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voor het overige deel
niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legt opaan verdachte de verplichting, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] , te betalen de som van € 260,40 (tweehonderdzestig euro en veertig eurocent), bestaande uit materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.