ECLI:NL:RBAMS:2017:5681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
13/684509-16; 13/684147015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tijdens ISD-maatregel en taakstraf opgelegd

Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 oktober 2016, waarbij de verdachte in Amsterdam twee verpakkingen biefstuk heeft gestolen uit een winkel, toebehorende aan Albert Heijn. De diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen een assistent-bedrijfsleider, die de verdachte probeerde tegen te houden. De verdachte gaf de assistent een 'kopstoot' in het gezicht, wat leidde tot de beschuldiging van geweld. Tijdens de zitting op 21 juli 2017 heeft de officier van justitie, mr. F.C. van Dijk, de vordering ingediend, en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. F.M.M.M. Vogels. De rechtbank oordeelde dat het geweld wettig en overtuigend bewezen kon worden, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen opzet op geweld was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en een taakstraf van 180 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 25 dagen omgezet in een taakstraf van 100 uren, en de proeftijd van een eerdere veroordeling werd met een jaar verlengd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden en de recidive van de verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684509-16 en 13/684147-15 (tul)
Datum uitspraak: 4 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.C. van Dijk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen 2 verpakkingen, in elk geval een of meer verpakking(en) biefstuk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, eenmaal of meermalen een 'kopstoot' in/tegen het/de gezicht/neus, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] , heeft gegeven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat vrijspraak dient te volgen ten aanzien van het ten laste gelegde geweldsaspect. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het gebruik van geweld.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de aangifte, het proces-verbaal van aanhouding door burger en het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde diefstal gevolgd van geweld heeft gepleegd. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden blijkt dat verdachte, als hij na de diefstal van twee verpakkingen biefstuk door aangever wordt tegengehouden, probeert door te lopen en vervolgens een springende beweging maakt, waarbij hij met zijn hoofd in de richting van het hoofd van aangever beweegt. Hieruit leidt de rechtbank het opzet op het gebruik van geweld af. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 10 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen 2 verpakkingen biefstuk,
toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een 'kopstoot' tegen de neus van voornoemde [naam slachtoffer] , heeft gegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen. Voor het geval de rechtbank zijn primaire standpunt tot vrijspraak van het geweldsaspect niet zou volgen, heeft hij verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van twee verpakkingen biefstuk bij Albert Heijn. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en financiële schade oplevert. Bovendien heeft verdachte de assistent-bedrijfsleider van Albert Heijn een kopstoot gegeven nadat deze aan hem had gevraagd of hij zijn tas mocht controleren. Door aldus te reageren heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de assistent-bedrijfsleider, die gewoon zijn werk deed, geschonden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 27 juni 2017, meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen, al dan niet vergezeld van geweld. Verdachte heeft in het verleden al eenmaal de SOV-maatregel en tweemaal de ISD-maatregel opgelegd gekregen, laatstelijk bij vonnis van 23 december 2015. Tijdens de extramurale fase van laatstgenoemde ISD-maatregel heeft verdachte onderhavig feit gepleegd, waarna hij is teruggeplaatst in de ISD-inrichting. De ISD-maatregel loopt in december 2017 af.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van Tactus Reclassering Flevoland van
6 maart 2017, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker 1] , en van een rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 29 november 2016, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker 2] . In het meest recente rapport van Tactus Reclassering Flevoland, opgemaakt ten behoeve van een andere strafzaak, wordt geadviseerd om een taakstraf aan verdachte op te leggen. Als reden daarvoor wordt gegeven dat verdachte thans in het kader van de ISD-maatregel toewerkt naar meer vrijheden en het terugkeren in de maatschappij. Het opleggen van een gevangenisstraf zal ertoe leiden dat verdachte na afloop van de ISD-maatregel gedetineerd blijft, waardoor hij de (als het goed is) opgebouwde structuur en stabiliteit weer kwijtraakt, wat de kans op recidive vergroot.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Als oriëntatiepunt voor een diefstal met geweld geldt in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt. De rechtbank ziet aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf enigszins te matigen en acht een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren recht doen aan het door verdachte gepleegde strafbare feit.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 18 oktober 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684147-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 7 juli 2015 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 105 (honderdvijf) dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd wordt verlengd met 1 (één) jaar, zodat de voorwaardelijk opgelegde straf een jaar langer als stok achter de deur fungeert.
De raadsman van verdachte heeft eveneens verzocht om de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd te verlengen met 1 (één) jaar.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding van een gedeelte, groot 25 (vijfentwintig) dagen van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten.
De rechtbank zal – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – gelasten dat verdachte een taakstraf van 100 (honderd) uren moet verrichten.
De rechtbank zal ten aanzien van het resterende gedeelte van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd verlengen met
1 (één) jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Gelast– in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 25 (vijfentwintig) dagen – een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen.
Verlengtde bij voornoemd vonnis van 7 juli 2015 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684147-15 bepaalde proeftijd met
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.