ECLI:NL:RBAMS:2017:5680

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
13/701199-15; 23/002174-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en beëindiging daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2017 een beslissing genomen over de voortzetting van de ISD-maatregel van de verdachte, geboren op Curaçao in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder eerdere uitspraken en rapportages over de verdachte. De verdachte heeft gedurende zijn detentie geen medewerking verleend aan het ISD-traject en heeft consequent geweigerd om in gesprek te gaan met psychologen of andere behandelaars. Ondanks herhaalde pogingen om hem te motiveren, heeft hij geen behoefte getoond aan hulpverlening of een verblijfsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sinds zijn aanhouding op 4 februari 2015 bijna 2,5 jaar in detentie verblijft zonder dat er een behandeltraject is opgestart.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel wordt voortgezet, terwijl de raadsman van de verdachte heeft verzocht om beëindiging van de maatregel, verwijzend naar de lange detentieperiode en de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte geen enkele medewerking heeft verleend aan de uitvoering van de maatregel, waardoor het ISD-traject niet effectief is geweest. Gezien de lange duur van de maatregel en het gebrek aan vooruitgang, heeft de rechtbank besloten de maatregel te beëindigen met ingang van 15 augustus 2017, om te voorkomen dat de verdachte plotseling op straat komt te staan. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/701199-15; 23/002174-15 (tussentijdse toetsing)
BESCHIKKING
Beschikking over de noodzaak van de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de bij arrest van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2015 opgelegde maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaren aan
[verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedag] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in de [detentie adres]

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2015 met parketnummer 23/002174-15;
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2015 met parketnummer
13/684040-15;
  • de beslissing ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016, waarin is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden voortgezet;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van
1 december 2016, zijnde een bevestiging van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016;
  • het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van 1 mei 2017, ingediend door mr. M.C. van der Want;
  • een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 20 juni 2017, opgemaakt door [naam] , senior casemanager bij de [naam PI 1] .
De rechtbank heeft op 21 juli 2017 in openbare raadkamer de officier van justitie,
mr. R.A. Bosman, veroordeelde, diens raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg, alsmede de deskundige [naam deskundige] , in openbare raadkamer gehoord.

De beoordeling

Uit voornoemd voortgangsverslag blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende.
Om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de criminogene factoren, is het van belang dat de veroordeelde meewerkt aan zijn ISD-traject en open staat voor eventuele behandeling en begeleiding. De veroordeelde heeft echter, ondanks alle pogingen die zijn gedaan om hem te motiveren, van begin af aan consequent geweigerd om in gesprek te gaan met een psycholoog of andere behandelaar.
Ook nadat de rechtbank Amsterdam op 28 juli 2016 heeft beslist dat de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden voortgezet, heeft de veroordeelde volhard in zijn weigering om te praten met een psycholoog, een psychiater of de reclassering. De veroordeelde heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan dergelijke gesprekken. Hij heeft eveneens aangegeven geen behoefte te hebben aan een verblijfsplan en ook niet aan gesprekken over een eventuele behandeling. Door de weigering van de veroordeelde kan er geen hulpverleningstraject worden opgestart.
Op 21 maart 2017 is de veroordeelde vanuit de [naam PI 2] op verzoek geplaatst in de [naam PI 3] . Ook hier wilde de veroordeelde niet in gesprek met een psycholoog of psychiater en wilde hij niet dat er gegevens opgevraagd of gedeeld werden, waardoor het niet mogelijk was om hem een traject aan te bieden.
Nadat de veroordeelde ervan werd verdacht (doods-)bedreigingen te hebben geuit naar mannelijke collega’s van de afdeling waar hij verblijft en briefjes te hebben geschreven met daarin seksueel grensoverschrijdende teksten, is hij op 28 juni 2017 overgeplaatst naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Inmiddels is hij opnieuw overgeplaatst, nu naar de [detentie adres] .
Geadviseerd wordt om de maatregel voort te zetten, nu in geval van beëindiging de kans op recidive zeer hoog wordt geacht.
De deskundige [naam deskundige] heeft dit advies bij de behandeling in openbare raadkamer bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Daarbij heeft de deskundige [naam deskundige] toegelicht dat een gesprek met de psycholoog noodzakelijk is om een aanvraag voor een woonvoorziening te doen. Op een andere manier is dit niet mogelijk.
Bij de tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft deze rechtbank bij beslissing van 28 juli 2016 geoordeeld dat voortzetting van de maatregel nog immer was vereist. De rechtbank hield de veroordeelde gelet op zijn weigering om met een psycholoog in gesprek te gaan verantwoordelijk voor het feit dat de beoogde behandeling tot dan toe niet kon worden gerealiseerd. Deze beslissing is door het gerechtshof Arnhem op 1 december 2016 bevestigd.

De standpunten van de officier van justitie en de raadsman

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal beslissen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.
De raadsman van de veroordeelde heeft primair verzocht de maatregel met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de veroordeelde thans al bijna 30 (dertig) maanden in detentie verblijft en zijn hardnekkige weigering om met o.a. een psycholoog in gesprek te gaan nauw samenhangt met zijn persoonlijkheidsproblematiek. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een termijn te verbinden aan de beëindiging van de maatregel.

Het oordeel van de rechtbank

Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde in openbare raadkamer stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel geen enkele medewerking heeft verleend aan de invulling en uitvoering van de maatregel. Het ISD-traject heeft daardoor de vorm gekregen van een ‘kale’ detentie, zonder dat hulpverlening van de grond is gekomen. Uit de genoemde rapportage en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting is af te leiden dat het plan van aanpak tot aan het einde van de ISD maatregel bestaat uit het trachten te motiveren van de veroordeelde om toch met een psycholoog in gesprek te gaan. De veroordeelde is laatstelijk in september 2016 in gesprek geweest met een ervaringsdeskundige. In de periode daarop volgend is hij twee maal overgeplaatst. De conclusie zoals te lezen in voornoemd voortgangsverslag houdt in dat het niet mogelijk is om de veroordeelde een traject aan te bieden nu hij niet in gesprek wil met een psycholoog of psychiater. Nu de veroordeelde een gesprek met een psycholoog of psychiater al zo’n lange tijd heeft geweigerd, en de weigering kan voortkomen uit de omstandigheid dat geen sprake is van probleembesef, is het de vraag of de veroordeelde zijn weigering in de komende maanden zal herzien. Nu de deskundige, ook desgevraagd, nogmaals heeft toegelicht dat een gesprek met een psycholoog de enige manier is om een behandeltraject te starten en de veroordeelde naar verwachting zal blijven weigeren dit gesprek aan te gaan, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of voortzetting van de maatregel, gelet op deze patstelling, zinvol en gerechtvaardigd is. De rechtbank betrekt bij die afweging uitdrukkelijk dat de veroordeelde op 4 februari 2015 is aangehouden in de strafzaak waarvoor hij de maatregel opgelegd heeft gekregen, en inmiddels al bijna 2,5 jaar in detentie verblijft, zonder dat een traject feitelijk is opgestart.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank onvoldoende redelijk doel in onverkorte voortzetting van de maatregel, die, zonder nadere voorziening, hoe dan ook zal eindigen in december 2017. Daarbij betrekt de rechtbank dat onvoldoende is toegelicht waarom een gesprek met een psycholoog de enige manier is om tot het opstarten van een traject te komen, en de lange duur van de maatregel tot nu toe. Zij zal daarom besluiten tot beëindiging. Om ervoor te zorgen dat de veroordeelde niet plotseling op straat komt te staan, zal de rechtbank de maatregel beëindigen met ingang van 15 augustus 2017.
Gezien artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing

De rechtbank beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) van [verdachte] , met ingang van 15 augustus 2017.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2017.
De oudste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.