ECLI:NL:RBAMS:2017:5645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
13-701803-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde, geboren in 1992, zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan hem waren opgelegd in een eerder vonnis van 15 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zijn meldplicht niet is nagekomen en geen medewerking heeft verleend aan de reclassering. Ondanks herhaalde waarschuwingen heeft hij geen bewijsstukken overgelegd en heeft hij geen contact opgenomen met de reclassering. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de negatieve beoordeling van de reclassering over de motivatie van de veroordeelde om deel te nemen aan een behandeling.

De officier van justitie heeft betoogd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel niet heeft geleid tot de gewenste gedragsverandering en dat de veroordeelde zich mogelijk bezig houdt met strafbare feiten, waaronder de handel in nepdope. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de overtredingen van de voorwaarden niet ernstig genoeg zijn om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat, hoewel de veroordeelde de voorwaarden niet heeft nageleefd, het niet proportioneel is om de vordering tot tenuitvoerlegging te gelasten, gezien het feit dat hij sinds 2015 niet voor noemenswaardige strafbare feiten is veroordeeld.

De rechtbank heeft daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen en de bijzondere voorwaarden opgeheven, waarmee de rechtbank de nadruk legt op het belang van proportionele maatregelen in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/701803-15
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
5 april 2017, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van
15 december 2015, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
[veroordeelde] zal hierna ook worden aangeduid als: veroordeelde of betrokkene.
Bij voormeld vonnis van 15 december 2015 (hierna: het vonnis) is aan [veroordeelde] opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren, met bevel dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, inhoudende:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder hem opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel, met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
Behandelverplichting - Ambulante behandeling
Veroordeelde wordt verplicht, gezien de directe samenhang van de problematiek met het gedrag van betrokkene, om zijn medewerking te verlenen aan een behandeling inclusief
intelligentietest en diagnostiek bij De Waag, centrum voor ambulante forensische
psychiatrie of een soortgelijke instelling, voor zolang als de behandelaar en de
reclassering nodig achten.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- Indien het cannabisgebruik van betrokkene zodanig negatief van invloed is op zijn dagelijkse handelen en/of het reclasseringstraject, zal veroordeelde een verbod worden
opgelegd. Dit verbod zal door middel van urinecontroles worden gecontroleerd.
- Indien het veroordeelde niet lukt om zelfstandig een dagbesteding te vinden, zal hij
worden aangemeld bij Reclassering Werkt! en/of de gemeente voor hulp hierbij.
- Indien veroordeelde niet zelfstandig voor een inkomen kan zorgen, zal hij worden
aangemeld bij een vangnetinstantie van de gemeente. Indien van toepassing zal hij
aangemeld worden bij de schuldhulpverlening.
- Veroordeelde wordt verplicht om de aanwijzingen die hem vanuit deze
instanties worden gegeven op te volgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde stelt zich gemotiveerd op en rondt het begeleidingstraject met goed gevolg af.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat deze niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden;
  • een brief van Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 3 Noord-West te Amsterdam, aan de officier van justitie gedateerd op 24 maart 2017, waarin wordt geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel te gelasten omdat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden, met de hieronder zakelijk weergegeven toelichting:
Veroordeelde kwam zijn laatste meldplicht na een officiële schriftelijke waarschuwing om zich op 2 maart 2017 te melden met bewijsstukken betreffende zijn inkomen, schulden, dagbesteding en ziektekosten verzekering, niet na. Dit terwijl in de schriftelijke waarschuwing ook gemotiveerd was vermeld dat het zijn laatste kans was. Na 2 maart 2017 heeft Reclassering Nederland geen contact meer met veroordeelde gezocht en veroordeelde heeft zelf ook geen contact opgenomen. Veroordeelde stelde zich de voorgaande maandelijkse meldplichten eveneens nauwelijks meewerkend op en maakte meermalen duidelijk dat hij geen bemoeienis wenste van instanties. Op 27 september 2016 heeft er een intake plaatsgevonden bij forensische polikliniek De Waag met als terugkoppeling dat er voor nu geen ingang/mogelijkheden voor een behandeling is/zijn wegens het ontbreken van motivatie bij betrokkene en zijn houding in het gesprek. Veroordeelde wilde niet meewerken aan Reclassering Werkt! en/of een traject van de gemeente voor het vinden van dagbesteding. Hij herhaalde steeds dat hij zelf werk zou regelen zonder concreet inzage te geven. Een bewijs van ontvangst van een PGB budget voor de zorg van zijn moeder heeft veroordeelde niet overgelegd. Reclassering Nederland ziet geen aanknopingspunten om veroordeelde verder te begeleiden in het kader van het aan hem opgelegde toezicht met bijzondere voorwaarden. Meerdere ervaren toezichthouders hebben geïnvesteerd in het opbouwen van een werkbaar contact met veroordeelde waarin gesproken kan worden van een toezicht met inhoud, hetgeen niet is gelukt. Het recidiverisico wordt ingeschat als onverminderd hoog. De geïndiceerde behandeling ten aanzien van het delictgedrag van veroordeelde heeft niet plaatsgevonden. Als de rechtbank beslist om geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, wordt verzocht om de bijzondere voorwaarden op te heffen wegens het gebrek aan mogelijkheden om inhoud daaraan te geven.
De rechtbank heeft op 13 juli 2017 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [naam deskundige] , als toezichthouder werkzaam bij Reclassering Nederland.

Het standpunt van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat de niet ten uitvoer gelegde ISD-maatregel alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. De officier van justitie heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Het drangkader van de voorwaardelijke ISD-maatregel is hopeloos mislukt. Veroordeelde wenst niet mee te werken aan reclasseringsbegeleiding of behandeling en hij heeft herhaaldelijk geweigerd inzicht te geven in zijn inkomsten en dagbesteding. Gelet op de aan hem opgelegde gebiedsverboden lijkt het erop dat veroordeelde zich momenteel bezig houdt met de handel in nepdope in overlastgebieden. Veroordeelde is gedurende de proeftijd meermalen gerecidiveerd en er heeft geen gedragsverandering plaats gevonden. Behandeling is noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive, hetgeen slechts mogelijk blijkt te zijn in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot ten uitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat de overtreding van de voorwaarden de omzetting niet rechtvaardigt. De voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd voor het plegen van vermogensdelicten. Veroordeelde heeft in de afgelopen 19 maanden één strafbeschikking gekregen voor belediging en is éénmaal veroordeeld voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Niet gesteld kan worden dat deze twee strafbare feiten vallen onder de doelstelling van plaatsing in de ISD, namelijk het terugdringen van ernstige criminaliteit en onveiligheid als gevolg van door stelselmatige daders gepleegde strafbare feiten. Bovendien is het opleggen van voorwaarden op zich geen doel, maar een middel om geen ernstige delicten te plegen en/of overlast te veroorzaken, waaraan veroordeelde zich niet schuldig heeft gemaakt, aldus de raadsvrouw.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd de bij het vonnis aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, zoals in de hiervoor aangehaalde brief van Reclassering Nederland is weergegeven. De voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd om tot een noodzakelijke gedragsverandering bij veroordeelde te komen. Het niet houden aan de bijzondere voorwaarden en het feit dat Reclassering Nederland (verdere) begeleiding niet mogelijk acht, rechtvaardigt in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
Echter, nu het doel van de ISD-maatregel het doorbreken van delictpatronen is en veroordeelde sinds 2015 niet wegens noemenswaardige strafbare feiten is veroordeeld, is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat het in dit licht niet proportioneel is de vordering tot tenuitvoerlegging te gelasten. In het voornoemde advies van Reclassering Nederland ziet de rechtbank voorts aanleiding om de bijzondere voorwaarden zoals bij het vonnis aan veroordeelde opgelegd op te heffen.
De rechtbank komt dan ook tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Heft op de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 15 december 2015 opgelegde bijzondere voorwaarden.
Deze beslissing is genomen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. van Rappard, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2017.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, Advies & Toezicht 3 Noord-West te Amsterdam, belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,