4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat sprake is van een gedetailleerde aangifte waarin wordt omschreven op welke wijze aangeefster zou zijn mishandeld. Tevens is letsel geconstateerd dat volgens de letselverklaring goed past bij de door aangeefster opgegeven toedracht. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat het letsel reeds aanwezig was op het moment dat aangeefster bij hem langskwam, maar deze stelling heeft hij niet nader kunnen onderbouwen. Zo weet hij niet hoe dit letsel eruit zag en op welke wijze dit dan zou zijn ontstaan. De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde, gelet op enerzijds de vele overeenkomsten tussen de aangifte en de letselverklaring en anderzijds het ontbreken van een enigszins aannemelijke alternatieve toedracht, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde zijn weliswaar geen andere personen aanwezig geweest bij de bedreiging, maar de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 1] , dat hij werd gebeld door verdachte en dat verdachte hem over de telefoon begon uit te schelden. Bovendien wordt bij de aanhouding van verdachte, in een bodywarmer die hij draagt, een opengeklapt mes aangetroffen. Het feit dat dit mes is opengeklapt duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat dit mes kort daarvoor is gebruikt. De verklaring van verdachte, dat hij deze bodywarmer had aangetrokken op het moment dat de politie kwam en dat hij niet wist dat er een opengeklapt mes in zat , acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het onder 2. ten laste gelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde heeft aangeefster in haar aangifte verklaard dat verdachte haar had mishandeld en goederen van haar had vernield. Dit heeft zij ook verklaard tegenover haar stiefvader waar zij direct na het incident naartoe is gegaan. Deze stiefvader, getuige [naam getuige 2] , onderschrijft deze lezing van het verhaal en verklaart dat hij letsel zag bij aangeefster en van dit letsel heeft hij foto’s gemaakt. Ook verklaart hij dat de schade aan de woning niet eerder kan zijn ontstaan, nu hij daar regelmatig komt en er vóór het incident niets aan de hand was. In de woning van aangeefster worden bovendien door verbalisanten de vernielde goederen aangetroffen waarvan aangeefster aangifte had gedaan. Op het moment dat aangeefster aangifte doet bij de politie zien de verbalisanten dat zij een blauw oog heeft en maken zij daar een foto van. Aangeefster heeft haar aangifte op een later moment ingetrokken, maar wilde ten tijde van deze intrekking aanvankelijk niet verklaren hoe zij dan wel aan het blauwe oog was gekomen. Nu de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 2] , het geconstateerde letsel bij aangeefster en de aangetroffen vernielde goederen acht de rechtbank de aangifte, ondanks de intrekking hiervan, betrouwbaar en geloofwaardig. Gelet op voornoemd steunbewijs is ook een situatie in het kader van de Vidgen-jurisprudentieniet aan de orde.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
op 1 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend, [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en aan haar haren heeft rond gedraaid en meermalen tegen haar gezicht en tegen haar lichaam heeft getrapt en geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 1 oktober 2016 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij een mes in zijn handen hield, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Als je nu dat telefoonnummer niet geeft, maak ik je dood.”;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
in de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, telkens opzettelijk zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen slaan en stompen tegen de ogen en in het gezicht en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
in de periode van 13 juli 2015 tot en met 18 juli 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, telkens opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en een deur, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft beschadigd door voornoemde telefoon met kracht op de grond te gooien en een deur en een kastdeur en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft vernield door met kracht tegen voornoemde deur te trappen en door voornoemde [slachtoffer 1] tegen voornoemde kastdeur te gooien en door voornoemde laptop op de grond te gooien;
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde:
op 16 november 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk goederen, bestaande uit borden en een beker en een kom en een waterkoker en een prullenbak, toebehorende aan [naam] , heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.