Overwegingen
1. Op 11 juni 2013 heeft het AMC bij de minister subsidie op grond van het Europees Integratiefonds (hierna: EIF) aangevraagd voor het project. Uit de aanvraag blijkt dat het doel van het project is tot een set van indicatoren te komen die gebruikt kunnen worden voor het monitoren van het psychisch welbevinden van enkele grote migrantengroepen [migranten] ), in relatie tot aspecten die samenhangen met hun integratie.
2. Met de toekenningsbeschikking van 31 oktober 2013 heeft de minister de gevraagde subsidie verleend.
3. Op 3 maart 2015 heeft het Agentschap SZWverslag uitgebracht van het monitorbezoek bij het AMC op 24 februari 2015.
4. Met de vaststellingsbeschikking van 8 december 2015 heeft de minister de EIF-subsidie voor het project - conform de verlening - definitief vastgesteld op € 297.218,53. In het besluit van 8 december 2015 is over de doelgroep onder meer het volgende opgenomen:
“Van de 4.753 personen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek, behoren 961 tot de EIF doelgroep (20.2%). Aan de hand van de registratie is vastgesteld dat de overige deelnemers nauw verwant zijn aan de EIF doelgroep. Het project richt zich op het doen van onderzoek naar indicatoren van psychisch welbevinden onder de genoemde bevolkingsgroepen in Amsterdam. De deelnemers hebben hier een faciliterende rol gehad in het behalen van de projectdoelstellingen. Het behalen van deze doelstelling is daarmee niet direct gelinkt aan de deelnemers en kan ook behaald worden met personen die nauw verwant zijn aan de doelgroep. In het rapport is tevens beschreven dat de analyses zoals die zijn uitgevoerd onder de gehele groep ook zijn getoetst onder de kleinere groep EIF deelnemers. Hieruit blijkt dat die resultaten vergelijkbaar zijn. De aanbevelingen die met betrekking tot de te hanteren indicatoren worden gedaan gelden daarmee ook voor de kleinere groep EIF deelnemers. Het Agentschap gaat akkoord met de deelnemersregistratie zoals tijdens de eindcontrole aangetroffen.
(…)
De kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen zijn grotendeels behaald, waarmee is voldaan aan de inspanningsverplichting.”
5. De Auditdienst Rijkheeft bij brief van 29 maart 2016 zijn rapport van 17 maart 2016 over het project uitgebracht. De ADR past een forfaitaire correctie toe van 25% op de totale directe subsidiabele kosten. Er kan namelijk niet worden getoetst of aan de voorwaarde is voldaan, dat de activiteiten alleen gericht mogen zijn op personen die tot de EIF-doelgroep behoren. Omdat sprake is van methodiekontwikkeling hoeven weliswaar niet alle deelnemers feitelijk te behoren tot de EIF-doelgroep, maar een percentage van 79,8% dat niet tot de doelgroep behoort, is te hoog. Door het ontbreken van kopieën van verblijfsdocumenten heeft de ADR overigens de juistheid van de percentages niet kunnen controleren.
Besluitvorming door de minister
6. Met het primaire besluit heeft de minister – onder verwijzing naar het rapport van de ADR – de eerdere definitieve subsidievaststelling van 8 december 2015 voor het project herzien, de subsidie voor het project gewijzigd vastgesteld op € 250.045,03 en een bedrag van € 47.173,50 van het AMC teruggevorderd.
7. Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van het AMC ongegrond verklaard, de subsidie ambtshalve nog een keer gewijzigd en vastgesteld op € 250.703,79 en een bedrag van € 46.514,74 van het AMC teruggevorderd. Aan het bestreden besluit heeft de minister, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat sprake is van onregelmatigheden als bedoeld in de Europese regelgeving. In het kader van het onderzoek zijn ook deelnemers gefaciliteerd die niet tot de EIF-doelgroep behoren en is niet van alle deelnemers een kopie van het verblijfsdocument bewaard. De minister acht een forfaitaire correctie van 25% passend, omdat de onregelmatigheden ernstig zijn maar niet de hele verrichting ondeugdelijk maken.
8. Het AMC stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkwaardigheidsbeginsel en met het doeltreffendheidsbeginsel. Artikel 4:49 van de Awb noch enig andere rechtsregel biedt een juridische grondslag voor het herzien van de definitieve beschikking van 8 december 2015. Van een onregelmatigheid in de zin van het Europees recht is verder geen sprake. Subsidiair stelt het AMC dat de toegepaste forfaitaire correctie van 25% te hoog is en, meest subsidiair, dat toepassing zou moeten worden gegeven aan de hardheidsclausule.
9. Volgens de minister moet artikel 4:49 van de Awb EU-conform worden uitgelegd. Artikel 42 van de Beschikking 2007/435/EG is de grondslag voor herziening van de subsidievaststelling van 8 december 2015. Op grond van die bepaling verrichten de lidstaten de nodige financiële correcties bij geconstateerde onregelmatigheden. Het AMC heeft niet voldaan aan de aan de EIF-subsidie verbonden verplichtingen van artikel 13 van de Algemene Voorwaarden, waarin staat dat de deelnemers moeten behoren tot de doelgroep van het EIF en dat van de deelnemers een kopie van het verblijfsdocument moet worden bewaard.
10. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel is van deze uitspraak.
11. In artikel 4:49, eerste lid, van de Awb is bepaald in welke gevallen het bestuursorgaan een subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen. Partijen zijn het erover eens dat in dit geval geen van de in die bepaling omschreven situaties zich voordoet. In beginsel biedt artikel 4:49, eerste lid, van de Awb daarom geen grondslag voor de minister om het definitieve besluit tot vaststelling van de EIF-subsidie ten nadele van het AMC te wijzigen. Echter, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) betekent EU-conforme uitleg van artikel 4:49, eerste lid, van de Awb dat het bestuursorgaan ook bevoegd is het vaststellingsbesluit in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen, indien ingevolge een communautaire verordening voor de lidstaat Nederland een verplichting bestaat om van de subsidieontvanger verloren middelen te recupereren.
12. In artikel 42 van de Beschikking 2007/435/EG is bepaald dat de lidstaten als eerste verantwoordelijk zijn om onregelmatigheden te onderzoeken en - indien er onregelmatigheden worden ontdekt - financiële correcties te plegen. Dit artikel kan dus in deze zaak de grondslag voor een financiële correctie opleveren.
13. Volgens artikel 2 van de Beschikking 2008/457/EG wordt onder ‘onregelmatigheid’ in deze Beschikking verstaan: elke inbreuk op een bepaling van het Gemeenschapsrecht als gevolg van een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer waarbij de algemene begroting van de Europese Unie door een onverschuldigde uitgave wordt of zou worden benadeeld.
14. Volgens de minister is sprake van onregelmatigheden, nu slechts 20,2% van de deelnemers behoort tot de EIF-doelgroep en bovendien geen kopie is gemaakt van het verblijfsdocument van de deelnemers. De rechtbank zal beide door de minister gestelde onregelmatigheden in het navolgende afzonderlijk bespreken.
15. Volgens de Algemene Voorwaarden waarnaar de minister heeft verwezen, wordt onder deelnemer verstaan (artikel 2, aanhef en onder f): degene die in het project hulp of bijstand ontvangt.
16. Het gaat in het project niet om het ontvangen van hulp of bijstand. Het AMC heeft wetenschappelijk onderzoek gedaan dat valt onder actie 4 van de in het Jaarprogramma 2013 van het EIF omschreven acties, namelijk het ontwikkelen van indicatoren en evaluatiemethoden om de voortgang te meten, beleid aan te passen en coördinatie en vergelijkend leren te bevorderen. Om het doel van het project te bereiken is bij 4.753 personen (van wie 961 personen tot de EIF doelgroep behoren) een vragenlijst/interview afgenomen en een lichamelijk onderzoek gedaan. Deze aan het onderzoek deelnemende personen hebben dus een faciliterende rol gehad in het behalen van de projectdoelstellingen en hebben in het project niet zelf hulp of bijstand ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze 4.753 personen niet vallen onder de definitie ‘deelnemer’ als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder f, van de Algemene Voorwaarden.
17. Nu het AMC voor het project geen gebruik heeft gemaakt van de aldus gedefinieerde deelnemers, is de verplichting tot het bijhouden van een deelnemersregistratie als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Voorwaarden niet op het project van toepassing.
18. Er is ook niet gebleken van het bestaan van een andere regeling die aan het AMC de verplichting zou opleggen een kopie van het verblijfsdocument te bewaren van deze 4.753 personen.
19. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat de minister het niet bewaard hebben van een kopie van het verblijfsdocument ten onrechte als een onregelmatigheid heeft aangemerkt.
20. De EIF-doelgroep wordt gevormd door onderdanen van derde landen, die niet de Nederlandse nationaliteit of de nationaliteit van een andere EU-lidstaat bezitten en die in het bezit zijn of in aanmerking komen voor een geldige verblijfsvergunning in Nederland, waarbij het in beginsel gaat om onderdanen van een derde land die zich al op het grondgebied van de lidstaat bevinden. Gelet op artikel I.1, eerste lid, van Bijlage XI van de Beschikking 2008/457/EG zijn subsidiabel uitgaven die verband houden met de EIF-doelgroep.
21. Het doel van het onderzoek van het AMC was te komen tot een onderzoeksresultaat, inhoudende een set van indicatoren voor psychisch welbevinden die bruikbaar zijn voor de evaluatie van integratiebeleid.
22. Het AMC heeft uitgelegd dat zij in het project gedwongen was om de te ontwikkelen methodiek (bestaande uit indicatoren voor psychische gezondheid in relatie tot integratieprocessen) mede te baseren op gegevens uit de niet-doelgroep, omdat de EIF-doelgroep te klein was. De niet-doelgroep betrof personen die wel afkomstig waren uit de relevante etnische groepen maar die strikt genomen niet tot de EIF-doelgroep behoorden omdat deze personen (inmiddels) over de Nederlandse nationaliteit beschikten. Een andere handelwijze zou statistisch-wetenschappelijk niet verantwoord zijn geweest. Het AMC heeft er daarom voor gekozen de analyses onder de gehele groep van bepaalde afkomst uit te voeren en vervolgens te toetsen of de relaties onder de kleinere daadwerkelijke EIF-doelgroep vergelijkbaar waren. Dat laatste is volgens het AMC het geval.
23. De rechtbank stelt vast dat de eis dat een dergelijk wetenschappelijk onderzoek zich zou moeten beperken tot uitsluitend (of grotendeels) de officiële EIF-doelgroep uit geen enkele (wettelijke) regeling blijkt. Het gaat er daarentegen om of de uitkomsten van het onderzoek bruikbaar zijn voor de evaluatie van integratiebeleid dat gericht is op de EIF-doelgroep.
24. De minister heeft niet betwist dat de resultaten van het onderzoek toepasbaar en bruikbaar zijn voor evaluatie van integratiebeleid dat gericht is op de EIF-doelgroep. Daarmee is voldaan, zo heeft de minister ook in de definitieve vaststellingsbeschikking van
8 december 2015 geconcludeerd, aan de inspanningsverplichting uit de toekenningsbeschikking. Zodoende kan niet worden gezegd dat de uitgaven voor het project geen verband houden met de EIF-doelgroep.
25. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat op dit punt geen sprake is van een onregelmatigheid.
26. Nu geen sprake is van een onregelmatigheid biedt artikel 42 van de Beschikking 2007/435/EG evenmin een grondslag voor de minister om het vaststellingsbesluit van 8 december 2015 in te trekken of ten nadele van het AMC te wijzigen. De minister heeft daarom ten onrechte de eerdere subsidievaststelling van 8 december 2015 herzien en de EIF-subsidie (deels) teruggevorderd. De beroepsgrond dat geen sprake is van een onregelmatigheid slaagt dus. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
27. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Aangezien er geen grond is voor wijziging van de eerdere subsidievaststelling, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat de definitieve vaststellingsbeschikking van 8 december 2015 weer van kracht is.
28. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de minister aan het AMC het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
29. De rechtbank veroordeelt de minister in de door het AMC gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).