ECLI:NL:RBAMS:2017:5492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
13/741185-16 (A) 13/684223-16 (B), 13/689015-17 (C) en 23/000787-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor diefstallen, belediging en bedreiging met gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 80 uur. De man was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, belediging en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 januari 2013 tot en met 12 januari 2013 in Amsterdam een aantal computers heeft gestolen uit een bedrijfspand, en op 16 juni 2016 in Zaandam een geldbedrag en sieraden uit een woning heeft weggenomen. Daarnaast heeft hij op 2 mei 2016 in Amsterdam ambtenaren beledigd en bedreigd tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van enkele beschuldigingen, en heeft de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €200,00 toegewezen aan een benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte moet zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de reclassering en zorgen voor een dagbesteding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741185-16 (A) 13/684223-16 (B), 13/689015-17 (C) en 23/000787-15 (tul)
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen, laatst opgegeven verblijfplaats op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2017.
1.2.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Lonterman, naar voren hebben gebracht.
1.4.
Sinds 1 april 2014, met de inwerkingtreding van de Wet adolescentenstrafrecht (Stb. 2013, 485), voorziet artikel 495 lid 4 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de mogelijkheid voor de kinderrechter om strafbare feiten gepleegd tijdens minderjarigheid en tijdens meerderjarigheid van de verdachte gevoegd te behandelen en in één vonnis af te doen.
Gezien het belang van verdachte bij gelijktijdige berechting van alle ten laste gelegde feiten en aangezien de tenlastegelegde feiten naar het oordeel van de rechtbank bij voorkeur niet worden afgesplitst in een gedeelte voor en een gedeelte na het bereiken van de leeftijd van 18 jaren, brengt een doelmatige rechtspleging met zich dat de rechtbank alle voormelde feiten – ook al zijn zij deels begaan voor de inwerkingtreding van de Wet adolescentenstrafrecht – gelijktijdig behandelt en in één vonnis opneemt, alsmede in dit vonnis uitspraak doet en een beslissing neemt omtrent de strafoplegging ter zake al deze voormelde feiten. De raadsman en de officier van justitie hebben ter terechtzitting met deze wijze van afdoening ingestemd.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Zaak A
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2013 tot en met 12 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (perceel [adres bedrijfspand] ) heeft weggenomen een of meerdere computer(s) (merk/type Dell D830), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of Stadsdeel West en/of Stichting Combiwel, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemd bedrijfspand en/of door middel van een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (perceel [adres 1] ) heeft weggenomen enig geldbedrag en/of een spaarpot met geld en/of een of meerdere sieraden en/of een Ipad en/of een Apple Macbook en/of een (schouder)tas (merk Louis Vuitton), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen goederen heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemde woning en/of door middel van een valse sleutel;
Zaak B
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2016 tot en met 13 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Seat Ibiza en kenteken [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen (personen)auto heeft verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meerdere portierslot(en) van en/of een contactslot in voornoemde (personen)auto;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2016 tot en met 02 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (personen)auto (merk Seat Ibiza en kenteken [kenteken] ) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam ambtenaar 1] (politie van cellencomplex Noord West), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (in uniform gekleed in het Cellencomplex Noord West) in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "je mag hem pijpen", althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), [naam ambtenaar 2] (hoofdagent van politie Nieuw West Noord), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (in uniform gekleed in het Cellencomplex Noord West) in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "jij die nu aan het praten is, jij kanker Soussi. Jij bent een hoerenzoon. Jij vieze kanker Marokkaan. Jij vieze landverrader. Als ik je op straat tegen kom, ga ik je zoeken. Ik neuk jou moeder helemaal kapot", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam ambtenaar 2] (hoofdagent van politie Nieuw West Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaardheid, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [naam ambtenaar 2] de woorden gezegd: "Als ik je op straat tegen kom, gan ik je pakken. Ik ga je helemaal kapot slaan. als ik weet waar je werkt, ga ik je zoeken. Ik neuk jou moeder helemaal kapot", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [naam ambtenaar 2] (hoofdagent van politie Nieuw West Noord), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [naam ambtenaar 2] eenmaal of meermalen in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [naam ambtenaar 2] waardoor voornoemde [naam ambtenaar 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [naam ambtenaar 3] (brigadier van politie, Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tijdens de aanhouding van verdachte wegens een signalering, door op een scooter
(weg/door) te rijden (terwijl voornoemde [naam ambtenaar 3] hem, verdachte, met zijn politiemotor trachtte tegen te houden);
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [naam ambtenaar 4] , agent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je kankermoeder, je kankermoeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – kort gezegd – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van het onder feit 1 primair in zaak B en onder feit 1 in zaak C ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring ten aanzien van wat onder 2 in zaak A, onder 2 en 3 in zaak B en onder 2 in zaak C ten laste is gelegd. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de overige ten laste gelegde feiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A: feit 1 inbraak bedrijfspand [adres bedrijfspand]
Op 16 januari 2013 heeft [naam 1] , mede namens Stadsdeel West en Stichting Combiwel, aangifte gedaan van diefstal van computers uit het activiteitencentrum “ [naam activiteitencentrum] ”. In de aangifte verklaart hij dat er bij lokaal 5 een raam was ingeslagen.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat bij het sporenonderzoek op het schuin naar boven stekende veiligheidsglas een bruikbaar dactyloscopisch spoor is aangetroffen. Voorts volgt uit dactyloscopisch onderzoek dat het aangetroffen spoor, te weten een handpalmspoor, van verdachte afkomstig is. Anders dan de raadsman heeft bepleit is er naar het oordeel van de rechtbank gelet op de locatie van het aangetroffen spoor weldegelijk sprake van een delict gerelateerd spoor. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode wekelijks in het pand aanwezig was voor huiswerkbegeleiding. Waar dit eenvoudig mogelijk was, heeft hij echter nagelaten om deze alternatieve lezing te onderbouwen. Nog los daarvan is de omstandigheid dat hij vaak in het pand kwam (wat verdachte dus niet heeft onderbouwd) geen verklaring voor het feit dat zijn handpalmspoor nou juist op die plek is aangetroffen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte wat onder 1 in zaak A ten laste is gelegd heeft begaan.
Zaak A: feit 2 inbraak woning Zaandam
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, bewezen dat verdachte het onder 2 in zaak A ten laste gelegde feit heeft begaan.
Zaak B: feit 1 diefstal dan wel heling van een Seat
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – de diefstal niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde heling te komen, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto door misdrijf was verkregen.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist dat de auto gestolen was. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Seat van diefstal afkomstig was. De rechtbank neemt bij haar beoordeling de volgende omstandigheden in acht. Verdachte komt eerst ter terechtzitting – nadat hij zich eerder op zijn zwijgrecht heeft beroepen – met de verklaring dat hij de auto heeft geleend van een vriend en dat achteraf pas bleek dat deze was gestolen. Verdachte wil niet zeggen wie die vriend is en waar hij woont. Zijn verklaring kan dan ook niet worden gecontroleerd. Voorts heeft verdachte verklaard dat zijn vriend hem heeft gezegd dat de autopapieren zich onder het klepje achter de voorruit bevonden. Het lag op de weg van verdachte om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van het bezit van de auto. Verdachte had de autopapieren kunnen en moeten controleren alvorens hij in de auto ging rijden. Verdachte heeft door dit na te laten niet aan deze redelijke onderzoeksplicht voldaan. De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking dat verdachte is weggerend toen hij de verbalisanten zag, de auto daarbij onbeheerd achterlatend.
Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dan ook dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
Zaak B: feiten 2 en 3: belediging verbalisanten [naam ambtenaar 1] en [naam ambtenaar 2]
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan.
Zaak B: feit 4: bedreiging verbalisant [naam ambtenaar 2]
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [naam ambtenaar 2] heeft bedreigd door hem de woorden zoals neergelegd in de tenlastelegging toe te voegen. De aangifte van [naam ambtenaar 2] wordt ondersteund door de bevindingen van de overige aanwezige verbalisanten. Het standpunt van de raadsman dat bij [naam ambtenaar 2] door de woorden van verdachte geen redelijke vrees is opgewekt volgt de rechtbank niet. Immers heeft [naam ambtenaar 2] verklaard dat hij zich bedreigd voelde. Verdachte heeft gedreigd hem in de toekomst op straat, dus buiten de bescherming van het politiebureau, iets aan te doen. De rechtbank is van oordeel dat de woorden ook in het algemeen een dergelijke vrees kunnen opwekken.
Zaak B: feit 5: mishandeling [naam ambtenaar 2]
De rechtbank acht de mishandeling niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat hoofdagent [naam ambtenaar 2] aangifte heeft gedaan van – onder andere – mishandeling door verdachte. Hij heeft verklaard dat verdachte met zijn vuist tegen zijn linkerwang aan heeft geslagen en dat hij daarbij een hevige pijn voelde in zijn linker bovenwang. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [naam ambtenaar 2] niet heeft geslagen. Uit het dossier volgt voorts dat op de beelden van het “incident” tussen verdachte en verbalisanten [naam ambtenaar 2] en [naam ambtenaar 1] geen vuistslag wordt waargenomen. Wel wordt op de beelden gezien dat verdachte zijn arm ter hoogte van het hoofd van [naam ambtenaar 2] houdt. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [naam ambtenaar 2] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, nu er geen andere bewijsmiddelen zijn die zijn aangifte ondersteunen. Ook de andere aanwezig verbalisant [naam ambtenaar 1] verklaart in haar aangifte niets over een vuistslag in de richting van [naam ambtenaar 2] . Er was sprake van een worsteling, waarbij wellicht aangever iets heeft gevoeld maar daarmee staat onvoldoende vast of daadwerkelijk door verdachte een klap of iets dergelijks is uitgedeeld. Een en ander leidt tot het oordeel dat wat aan verdachte wordt verweten niet wettig is bewezen en hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Zaak C: feit 1: wederspannigheid
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen wat onder 1 in zaak C ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Zaak C: feit 2: belediging verbalisant [naam ambtenaar 4]
Op grond van de bewijsmiddelen, een door twee verbalisanten ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, acht de rechtbank bewezen dat verdachte verbalisant [naam ambtenaar 4] heeft beledigd door hem de woorden zoals neergelegd in de tenlastelegging toe te voegen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
in de periode van 11 januari 2013 tot en met 12 januari 2013 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (perceel [adres bedrijfspand] ) heeft weggenomen meerdere computers (merk/type Dell D830), toebehorende aan Stichting Combiwel, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een raam van voornoemd bedrijfspand;
2.
op 16 juni 2016 te Zaandam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (perceel [adres 1] ) heeft weggenomen enig geldbedrag en een spaarpot met geld en meerdere sieraden en een Ipad en een Apple Macbook en een schoudertas (merk Louis Vuitton), toebehorende aan [naam 2] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen goederen heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een raam van voornoemde woning;
Zaak B
1.
subsidiair
op 2 mei 2016 te Amsterdam, een personenauto (merk Seat Ibiza en kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door diefstal in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
op 2 mei 2016 te Amsterdam, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar 1] (politie van cellencomplex Noord West), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, (in uniform gekleed in het Cellencomplex Noord West) in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "je mag hem pijpen";
3.
op 2 mei 2016 te Amsterdam, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar 2] (hoofdagent van politie Nieuw West Noord), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (in uniform gekleed in het Cellencomplex Noord West) in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden met de volgende strekking toe te voegen: "jij die nu aan het praten is, jij kanker Soussi. Jij bent een hoerenzoon. Jij vieze kanker Marokkaan. Jij vieze landverrader. Als ik je op straat tegen kom, ga ik je zoeken. Ik neuk jouw moeder helemaal kapot";
4.
op 2 mei 2016 te Amsterdam, een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar 2] (hoofdagent van politie Nieuw West Noord) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [naam ambtenaar 2] de woorden met de volgende strekking gezegd: "Als ik je op straat tegen kom, ga ik je pakken. Ik ga je helemaal kapot slaan. Als ik weet waar je werkt, ga ik je zoeken. Ik neuk jouw moeder helemaal kapot";
Zaak C
2.
op 27 augustus 2016 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [naam ambtenaar 4] , agent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je kankermoeder, je kankermoeder".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om voor de feiten waarvoor zij geen vrijspraak heeft bepleit een straf op te leggen gelijk aan voorarrest. De raadsman heeft de rechtbank daarbij in overweging gegeven een flink deel voorwaardelijk op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een flink aantal strafbare feiten. Zo heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak in een woning en in een bedrijfspand. Verdachte heeft met geen ander doel gehandeld dan zijn eigen financiële gewin. Diefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven en personen. Woninginbraak geeft mensen het gevoel in hun eigen woning niet meer veilig te zijn, en leidt vaak tot ongerustheid van omwonenden dat hun hetzelfde kan overkomen. Daarnaast heeft verdachte het ambtelijk gezag ondermijnd door zich meermalen schuldig te maken aan belediging van politieambtenaren in de uitoefening van hun functie en het bedreigen van een politieambtenaar. Dergelijk gedrag getuigt van een gebrek aan respect bij verdachte voor de politieambtenaren en voor het publieke belang dat zij op dat moment dienden. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een personenauto van het merk Seat. Door heling wordt het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 8 juni 2017 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij in een proeftijd loopt. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van dergelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het advies van 18 april 2017 van de reclassering opgesteld door [naam 4] . De reclassering adviseert onder verwijzing naar het eerder uitgebrachte adviesrapport van 22 november 2016 om het volwassenstrafrecht toe te passen. Uit het wegingskader ASR (Adolescenten Strafrecht) komt een indicatie voor toepassing van het volwassenstrafrecht naar voren, met daarbij begeleiding door Reclassering Nederland, indien van toepassing. Betrokkene wordt in staat geacht de consequenties van zijn handelen in te kunnen schatten. Pedagogische beïnvloeding is niet aan de orde. Betrokkene is veelvuldig veroordeeld, aldus het rapport.
Ten aanzien van het toe te passen sanctiestelsel overweegt de rechtbank het volgende. Het bewezenverklaarde is deels voor en deels na verdachtes achttiende levensjaar begaan. De rechtbank zal derhalve een keuze moeten maken ten aanzien van het toe te passen sanctiestelsel. Uit het recent gewijzigde artikel 495 Sv en de bijbehorende Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2012-2013, 33498, nr. 3, p. 54 e.v.) leidt de rechtbank af dat in een dergelijk geval de hoofdregel berechting volgens het sanctiestelsel voor volwassenen is. In het onderhavige geval ziet de rechtbank, mede gelet op het reclasseringsadvies, geen reden om van de hoofdregel af te wijken. De rechtbank zal bij de bepaling van de hoogte van de straf voor feit 1 in zaak A echter wel rekening houden met de omstandigheid dat verdachte op dat moment 16 jaar oud was.
Op de terechtzitting van 19 juli 2017 heeft verdachte verklaard met behulp van de reclassering te willen proberen zijn leven te beteren. Hij vindt het moeilijk om met de reclassering over zijn leven en gevoelens te praten, maar hij is bereid om samen met de reclassering te gaan onderzoeken hoe zij een reclasseringstraject vorm zouden kunnen gaan geven. In augustus 2017 wil hij ook met een opleiding starten. De reclasseringswerker die op de terechtzitting aanwezig was, heeft verklaard dat de reclassering eveneens bereid is om dit samen met verdachte te gaan onderzoeken.
Gelet op de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Hoewel het laatste woord van verdachte ter terechtzitting de rechtbank niet heel optimistisch stemt, ziet de rechtbank bij verdachte een opening om zijn leven te beteren en zal zij verdachte het voordeel van de twijfel geven, mede gelet op zijn jonge leeftijd. De rechtbank zal gelet hierop aan verdachte, anders dan door de officier van justitie is geëist, opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden en een taakstraf van 80 uren. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Het reclasseringstoezicht zal de rechtbank koppelen aan de nog openstaande voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de officier van justitie de tenuitvoerlegging heeft gevorderd (zie hierna onder 10).

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam ambtenaar 2] vordert met betrekking tot het in zaak B onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde een immateriële schadevergoeding van in totaal € 550,00, bestaande uit € 100,00 voor wat betreft de mishandeling, € 150,00 voor wat betreft elleboogletsel, € 100,00 voor wat betreft de bedreiging en € 200,00 voor de belediging. Voorts vordert hij het totaal bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering met uitzondering van de € 150,00 met betrekking tot elleboogletsel. De raadsman heeft bepleit dat de schadepost met betrekking tot de mishandeling, het elleboogletsel en de bedreiging moet worden afgewezen, nu hij voor die feiten vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de schadepost voor de belediging refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende. Nu verdachte van het onder 5 in zaak B ten laste gelegde wordt vrijgesproken, is de benadeelde partij voor dat deel van de vordering, te weten € 100,00 voor de mishandeling en € 150,00 voor elleboogletsel, niet-ontvankelijk. Voorts overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4.4 in zaak B bewezen geachte feiten 3 en 4 (de belediging en bedreiging) rechtstreeks schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op in totaal € 200,00. Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 2 mei 2016, tot de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 mei 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000787-15, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 25 juni 2015 van het gerechtshof te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen met dien verstande dat de rechtbank de ten uitvoer te leggen jeugddetentie in een gevangenisstraf zal omzetten. De raadsman heeft verzocht om de proeftijd met één jaar te verlengen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven open te staan voor hulp van de reclassering. Zoals hiervoor onder 8 overwogen, zal de rechtbank verdachte het voordeel van de twijfel en daarom nog een kans geven om zijn leven te beteren. De rechtbank zal de proeftijd met één jaar verlengen en de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd bij het arrest van 25 juni 2015 wijzigen, in die zin dat de voorwaarden komen te luiden dat verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zelf moet melden bij de reclassering, voor een dagbesteding moet zorgen en zich aan de aanwijzingen van de reclassering dient te houden, een en ander zoals hierna uitgewerkt in onderdeel 12.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde, het in zaak B onder 5 ten laste gelegde en het in zaak C onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 2 in zaak A
diefstal waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 1 subsidiair in zaak B
schuldheling
ten aanzien van feit 2 en 3 in zaak B en feit 2 in zaak C
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4 in zaak B
bedreiging met zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier maanden).
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam ambtenaar 2], wonende te Amsterdam toe tot een bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 2 mei 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam ambtenaar 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam ambtenaar 2] , te betalen de som van € 200,00 (tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 2 mei 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
De rechtbank verlengt de bij voormeld arrest in de zaak met parketnummer 23/000787-15, bepaalde proeftijd met 1 jaar en wijzigt de aan verdachte bij dat arrest opgelegde bijzondere voorwaarden, met ingang van de datum van deze uitspraak als volgt:
- de veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland op het adres [adres Reclassering] melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit wenselijk acht;
- de veroordeelde moet zorgen voor een dagbesteding, hetzij studie, hetzij werk;
- de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2017.