In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 augustus 2017, wordt het verzoek om een in Nederland verblijvende persoon over te leveren aan België voorlopig aangehouden. De rechtbank heeft besloten dat er eerst meer informatie moet komen over de detentieomstandigheden in de Belgische gevangenissen voordat er een definitieve uitspraak kan worden gedaan. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen op 11 mei 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 en thans gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen.
De vordering tot overlevering is behandeld op een openbare zitting op 18 juli 2017, waarbij de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de vereisten van de Overleveringswet.
De raadsman heeft betoogd dat de omschrijving van de feiten te summier is om een onschuldverweer mogelijk te maken, maar de rechtbank oordeelt dat het EAB voldoende informatie bevat. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reëel gevaar voor onmenselijke behandeling in Belgische detentiecentra is, maar dat de detentieomstandigheden wel nader onderzocht moeten worden. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om navraag te doen naar de detentieomstandigheden in België. De zaak wordt op een nader te bepalen zitting hervat.