In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een zaak tussen [eiser] en de naamloze vennootschap Deutsche Nederland N.V. (voorheen Deutsche Bank Nederland N.V.). De zaak betreft een geschil over een renteswap en de klachtplicht van [eiser] in het kader van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd over de negatieve waarde van de renteswap, hetgeen heeft geleid tot de afwijzing van zijn vorderingen. De rechtbank overweegt dat [eiser] onvoldoende op de hoogte was van de werking van de renteswap en dat hij niet tijdig heeft gereageerd op de door Deutsche verstrekte informatie. De rechtbank wijst op de deskundigheid van Deutsche en het feit dat [eiser] in beginsel op dit advies mocht vertrouwen. De rechtbank concludeert dat de belangen van Deutsche zijn geschaad door het late klagen van [eiser], wat zijn vorderingen ongeldig maakt. Tevens wordt [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 9.063,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.