ECLI:NL:RBAMS:2017:5307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
13-650219-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting, valsheid in geschrifte, diefstal, witwassen en computervredebreuk

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, valsheid in geschrifte, diefstal, witwassen en computervredebreuk. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het onderzoek naar de verdachte vond plaats na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, de vordering indiende en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. E.G.S. Roethof. De tenlastelegging omvatte een periode van 30 januari 2015 tot en met 1 juni 2016, waarin de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan diverse frauduleuze activiteiten, waaronder het vervalsen van documenten en het onrechtmatig verkrijgen van geldbedragen van verschillende banken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte de hoofdgebruiker was van een woning waar veel frauduleuze goederen werden aangetroffen, en dat hij betrokken was bij het gebruik van verschillende telefoonnummers die in verband stonden met de gepleegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op grote schaal betrokken was bij frauduleuze activiteiten, waarbij hij gebruik maakte van valse identiteitsdocumenten en bankpassen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op, waarbij ook rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder ouderen.

De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder ING en International Card Services, die schadevergoeding eisten voor de geleden schade als gevolg van de frauduleuze handelingen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van ING en ICS gegrond waren en wees deze toe, met wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak om fraudeurs te bestraffen om het vertrouwen in financiële systemen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650219-16 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ook bekend als
[alias] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 augustus 2016, 9 november 2016, 19 januari 2017, 9 maart 2017, 12 mei 2017 en de terechtzittingen op 10 en 11 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.F.E. den Hartog, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zittingen van 19 januari 2017 en 10 juli 2017, kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 30 januari 2015 tot en met 1 juni 2016, al dan niet tezamen met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, (poging tot) diefstal met een valse sleutel, (poging tot) oplichting, heling dan wel verduistering, witwassen en computervredebreuk.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde, op grond van in het bijzonder de aangiftes en de bevindingen van de verbalisanten ten aanzien van het gebruik van telefoonnummers, de woning aan de [adres 1] en het IP-adres. De officier van justitie heeft haar standpunt weergegeven in een op schrift gesteld requisitoir, dat zij op de zitting van 10 juli 2017 heeft overgelegd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat verdachte de exclusieve gebruiker was van de woning aan de [adres 1] en de internetverbinding van die woning. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte de exclusieve gebruiker was van de in het dossier genoemde telefoonnummers. De raadsman voert aan dat er ook overigens onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier in deze zaak is opgebouwd uit zeventien zaaksdossiers, een algemeen dossier en meerdere persoonsdossiers. Zaaksdossier K betreft een niet-tenlastegelegd feit. De feiten uit zestien van de zaaksdossiers zijn wel onder één of meerdere feiten opgenomen op de negen feiten tellende tenlastelegging.
De rechtbank zal in dit vonnis eerst in het algemeen de bevindingen bespreken met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op het gebruik van de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning), de vaste internetverbinding van de woning met IP-adres [IP adres] (hierna: de internetverbinding) en het gebruik van telefoonnummers die in dit dossier veelvuldig voorkomen. Vervolgens zal per afzonderlijk feit van de tenlastelegging op de relevante stukken uit de zaaksdossiers worden ingegaan. In dit vonnis wordt per afzonderlijk feit slechts verwezen naar enkele van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen die worden gebruikt voor het bewijs zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
-
De betrokkenheid van verdachte
Het gebruik van de woning
In het dossier staat de woning centraal. In deze woning is namelijk een grote hoeveelheid fraude-gerelateerde goederen aangetroffen, zoals bankpassen, briefjes met handgeschreven nummers van legitimatiebewijzen, sleutels van brievenbussen, kopieën van legitimatie-bewijzen, bankafschriften, bankoverschrijvingskaarten en aanvraagformulieren voor legitimatiebewijzen en bankoverschrijvingsformulieren. Veel van deze goederen stonden op naam van personen die het slachtoffer zijn geworden van de op de tenlastelegging vermelde feiten.
Dat verdachte in de woning verbleef staat vast. Verdachte heeft ter zitting op 10 juli 2017 verklaard dat dit het geval was. Bovendien wordt het gebruik van de woning door verdachte onder meer bevestigd door observaties van verdachte bij de woning, doordat hij de sleutel van de woning bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding en doordat er een BlackBerry met daarin opgeslagen zelfgenomen foto’s van verdachte in de woning lag.
De rechtbank gaat er bovendien van uit dat verdachte de vaste hoofdgebruiker van de woning was. In dit verband slaat de rechtbank bijvoorbeeld acht op de bevindingen van het onderzoek van de internetverbinding. Gebleken is dat deze vaste internetverbinding van de woning een gesloten internetverbinding betrof, waarvan het gebruik synchroon liep met de aanwezigheid van verdachte in Nederland. Iedere keer als verdachte in Nederland verbleef werd veelvuldig gebruik gemaakt van het internet en iedere keer als verdachte in het buitenland verbleef lag het internetgebruik zo goed als stil. Ook lag het internetgebruik stil nadat verdachte was aangehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 10 juli 2017 verklaard dat ook de geregistreerde huurder van de woning, de heer [naam huurder] (hierna: [naam huurder] ), en [naam huurder] ’s vrienden de woning gebruikten. Verdachte heeft op vragen, wie deze vrienden waren en of [naam huurder] of zij betrokken waren bij hetgeen in de woning is aangetroffen, echter geen antwoord willen geven. [naam huurder] heeft verklaard dat hij de woning aan verdachte ter beschikking heeft gesteld, dat verdachte de woning gebruikte en dat hij, [naam huurder] , slechts af en toe lang kwam om post op te halen. Ook de vrouw die op de dag van de aanhouding van verdachte in de woning werd aangetroffen en die naar eigen zeggen een vriendin van verdachte is, mevrouw [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ), heeft verklaard dat verdachte in de woning woont en verklaart niet over huisgenoten of andere regelmatige bezoekers van de woning. [naam vriendin] heeft verklaard dat zij zelf af en toe met verdachte in de woning verbleef. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen die op een verregaande betrokkenheid van [naam vriendin] bij de tenlastegelegde feiten wijzen. Ten aanzien van de bij haar aangetroffen, frauduleus verkregen telefoon acht de rechtbank het aannemelijk dat zij deze van verdachte heeft gekregen. Voor de in haar bezit aangetroffen frauduleus opgewaardeerde OV-chipkaart geldt hetzelfde. Het dossier bevat ten slotte geen aanwijzingen dat andere personen dan verdachte van de woning gebruik maakten. Integendeel, tijdens de observaties is alleen verdachte als gebruiker van de woning gezien.
Voor zover verdachte met zijn verklaring heeft willen betogen, dat hij niet de exclusieve gebruiker was van de woning, de daaraan gekoppelde internetverbinding en de in de woning aangetroffen en voor dit onderzoek relevante goederen, is dit niet aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte in dit verband is ook weinig concreet en, voor zover deze al verifieerbaar is, wordt deze niet ondersteund door de verhoren van getuigen of andere bevindingen in het dossier.
Het gebruik van telefoonnummers
Ten aanzien van het gebruik van verschillende telefoonnummers komt de rechtbank tot een vergelijkbaar oordeel, namelijk dat het verdachte was die hiervan het exclusieve gebruik had.
Verdachte was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [nummer] ). Dit betrof een dual-sim, waarvan de andere simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [nummer] ) in de woning is aangetroffen. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte, dat hij niet de unieke gebruiker van deze nummers zou zijn. De telefoon en simkaarten zijn immers bij verdachte en in zijn woning zijn aangetroffen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de telefoons telkens door dezelfde gebruiker worden gebruikt. Deze gebruiker spreekt over persoonlijke omstandigheden die aansluiten bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals zijn aanwezigheid in de woning en de verjaardag van zijn zoon. Deze gebruiker noemt zichzelf [naam] , hetgeen, zoals verdachte op zitting heeft bevestigd, zijn bijnaam is. Dit is ook een alias van verdachte dat bekend is uit de politiesystemen. Dat verdachte de gebruiker van deze nummers is, is ten slotte in lijn met een proces-verbaal van stemherkenning, waarin de verbalisant concludeert dat de stem die op de tapgesprekken te horen is de stem van verdachte is. De rechtbank ziet, mede in het licht van de overige genoemde omstandigheden, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenning en verwerpt het daartoe strekkende verweer van de raadsman. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte van de betreffende telefoonnummers gebruik heeft gemaakt. Verdachte heeft hierover bijvoorbeeld niets verklaard.
Conclusies
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de vaste hoofdgebruiker was van de woning en de internetverbinding. Hieruit volgt dat alle in de woning aangetroffen goederen en het gebruik van de internetverbinding in beginsel aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Dit zou alleen anders zijn als sprake is van contra-indicaties. Hiervan is bij de voor deze zaak relevante goederen en het voor deze zaak relevante internetgebruik niet gebleken. Ook concludeert de rechtbank dat verdachte de exclusieve gebruiker is van de telefoonnummers # [nummer] en # [nummer] , waaruit volgt dat alle telefoongesprekken die met die telefoonnummers zijn gevoerd in beginsel aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Ook hiervoor geldt dat dit anders zou zijn in geval van contra-indicaties, maar daarvan is niet gebleken bij de voor deze zaak relevante gesprekken.
De woning lag zoals gezegd vol met goederen die in verband kunnen worden gebracht met fraudepraktijken. Daarbij blijkt uit de getapte telefoongesprekken dat verdachte duidelijke instructies geeft aan handlangers ten aanzien van fraude-gerelateerde handelingen, zoals het opschrijven van bedragen, het plaatsen van een handtekening en het hengelen uit een brievenbus.
Uit de bevindingen in het dossier, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte zich in de gehele onderzochte periode op grote schaal heeft bezig gehouden met verschillende frauduleuze activiteiten, die werden uitgevoerd ten behoeve van zowel de voorbereiding, de uitvoering als de afhandeling van verschillende soorten misdrijven. Dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan baseert de rechtbank op de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen, steeds in onderling verband bezien.
Ten aanzien van de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank aanvullend het volgende.
-
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (valsheid in geschrift)
Onder 1 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 1 juni 2016 verschillende documenten heeft vervalst, dan wel valse documenten voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt.
Zaaksdossier G bevat een aangifte van International Card Services BV (hierna: ICS) waarin is vermeld dat (extra) creditcards zijn aangevraagd op naam van [naam bedrijf 1] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , telkens voor het account van [naam bedrijf 1] . Bij de aanvragen wordt gebruik gemaakt van de telefoonnummers # [nummer] en # [nummer] , in gebruik bij verdachte. Met het IP-adres in gebruik bij verdachte is het klantnummer van [naam bedrijf 1] bij de SNS-bank bezocht. In de woning zijn handgeschreven aantekeningen aangetroffen met daarop de nummers van de bij de aanvragen gebruikte – vermoedelijk valse – identiteitsbewijzen. De wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 1] heeft verklaard dat deze aanvragen niet door een gerechtigde van de onderneming zijn gedaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte valselijk de aanvraagformulieren heeft opgemaakt en daarvan gebruik heeft gemaakt.
Zaaksdossier I bevat een aangifte van mevrouw [naam mevrouw 1] (hierna: [naam mevrouw 1] ), waarin is vermeld dat geld van haar rekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvingskaarten zijn ingediend, die zij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingskaarten aangetroffen behorende bij de rekening van [naam mevrouw 1] , waarvan er één was ingevuld. Het dossier bevat ook uitwerkingen van tapgesprekken, die verdachte heeft gevoerd met ene [naam 4] , toen verdachte in het buitenland verbleef. In die taps spreekt verdachte over gelden die overgeboekt moeten worden en dat er bedragen en handtekeningen ingevuld moeten worden. Onder meer is gesproken over ‘ [cijfercombinatie] ’ en dat de naam van ‘ [naam 5] ’ er op is gezet. Op één van de na dit gesprek ingediende overschrijvingskaarten ten name van [naam mevrouw 1] staat een bedrag van € 3.534 ingevuld dat naar [naam 5] overgeboekt moest worden. De rechtbank acht mede gelet hierop bewezen dat verdachte dit onderdeel van het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Zaaksdossier J bevat een aangifte van de heer [naam meneer 1] (hierna: [naam meneer 1] ), waarin is vermeld dat geld van zijn bankrekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvingskaarten zijn ingediend, die hij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingskaarten aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 1] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze overschrijvingskaarten van [naam meneer 1] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
Zaaksdossier M bevat een aangifte van de heer [naam meneer 2] (hierna: [naam meneer 2] ), waarin is vermeld dat geld van zijn bankrekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvings-formulieren zijn ingediend, die hij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingsformulieren aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 2] , waarvan er één was ingevuld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de overschrijvingskaarten van [naam meneer 2] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
Zaaksdossier O bevat een aangifte van ING Bank Nederland N.V. (hierna: ING), waarin is vermeld dat overschrijvingskaarten zijn ontvangen, waarmee is geprobeerd geld over te maken van de bankrekening van de heer [naam meneer 3] (hierna: [naam meneer 3] ). De overschrijvingen zijn geblokkeerd, omdat de ingevulde gegevens niet overeen kwamen met de bij de ING bekende gegevens. [naam meneer 3] heeft verklaard dat hij de overschrijvingskaarten niet zelf heeft gebruikt en dat hij er evenmin toestemming voor heeft gegeven om die door een ander te laten gebruiken. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingsformulieren aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 3] , waarvan er vier waren ingevuld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de overschrijvingskaarten van [naam meneer 3] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
-
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (oplichting)
Onder 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 april 2016 ICS en ING heeft opgelicht en hen daarmee heeft bewogen tot afgifte van betaalkaarten, pincodes en toegangscodes die toegang geven tot de Saldolijn.
Zaaksdossier C bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat middels de Saldolijn telefonisch gelden zijn overgeboekt van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 2] (hierna: [naam mevrouw 2] ). Via de Saldolijn was daarvoor al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. Het benaderen van de Saldolijn is gebeurd met het telefoonnummer # [nummer] en ook alle overboekingen zijn telefonisch verricht met dit telefoonnummer. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscode voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam mevrouw 2] gestuurd. [naam mevrouw 2] heeft verklaard dat zij deze pas en code niet heeft aangevraagd en ook niemand toestemming heeft gegeven dat te doen, en deze ook niet heeft ontvangen. Toen verdachte werd aangehouden, droeg hij een sleutel bij zich, die bleek te passen op de brievenbus van [naam mevrouw 2] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geeft tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam mevrouw 2] en daarmee als rechthebbende van haar rekening.
Zaaksdossier D bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat middels de Saldolijn telefonisch gelden zijn overgeboekt van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 3] (hierna: [naam mevrouw 3] ). Via de Saldolijn was daarvoor al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. Alle overboekingen zijn vervolgens telefonisch verricht met het telefoonnummer # [nummer] en de pogingen daartoe met het telefoonnummer # [nummer] . [naam mevrouw 3] heeft verklaard dat zij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscode voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam mevrouw 3] gestuurd. In de woning van verdachte is een sleutel aangetroffen, die bleek te passen op de brievenbus van [naam mevrouw 3] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geeft tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam mevrouw 3] en daarmee als rechthebbende van haar rekening.
Zaaksdossier E bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat een toegangscode voor de Saldolijn voor de rekening van de heer [naam meneer 4] (hierna: [naam meneer 4] ) is aangevraagd met het telefoonnummer # [nummer] . Een paar dagen later is opnieuw een toegangscode voor de Saldolijn aangevraagd met hetzelfde telefoonnummer. [naam meneer 4] heeft verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. Via de Saldolijn was vóór deze aanvragen al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscodes voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam meneer 4] verzonden. Korte tijd later is daadwerkelijk ingebeld op de Saldolijn vanaf telefoonnummer # [nummer] met één van deze toegangscodes. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geven tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam meneer 4] en daarmee als rechthebbende van zijn rekening.
Zaaksdossier F bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat de Saldolijn voor de rekening van [naam bedrijf 2] op 12 maart 2015 is benaderd met telefoonnummer # [nummer] om een voorlopige toegangscode voor de Saldolijn aan te vragen. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens van een nieuw aangevraagde bankpas. Zowel deze bankpas als de vervolgens aangevraagde voorlopige toegangscode zijn verstuurd naar het adres van [naam bedrijf 2] Deze pas en code zijn kennelijk in het posttraject onderschept. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als een wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 2] en daarmee als rechthebbende van de rekening van [naam bedrijf 2]
Zoals bij feit 1 is overwogen, heeft verdachte in zaaksdossier G valselijk aanvraagformulieren voor creditcards opgemaakt en gebruikt. Nu het gebruik heeft bestaan uit het versturen van deze formulieren naar ICS en op grond daarvan drie betaalpassen zijn verstrekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ICS heeft opgelicht door de naam van de kaarthouders aan te nemen en zich daarmee voor te doen als rechthebbende op het account.
-
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (gekwalificeerde diefstal)
Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 19 februari 2015 tot en met 25 april 2016 wederrechtelijk geldbedragen heeft weggenomen van ING, ABN Amro en/of meerdere rekeninghouders, met gebruikmaking van een valse sleutel.
Zaaksdossier A bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat twee betaalpassen zijn aangevraagd voor de bankrekening van [naam bedrijf 3] ., waarvan één pas op naam staat van deze vennootschap en één pas op naam staat van de heer [naam meneer 5] (hierna: [naam meneer 5] ). De betaalpassen zijn nimmer ontvangen door [naam bedrijf 3] ., maar de pas op naam van [naam meneer 5] is getoond bij het afhalen van de pincode behorende bij die pas. Er is meermalen op de Saldolijn met betrekking tot de rekening van [naam bedrijf 3] . ingebeld vanaf telefoonnummer # [nummer] . Met de betaalpas van [naam meneer 5] is contant geld opgenomen en zijn betalingen gedaan bij onder meer Media Markt en ten behoeve van de opwaardering van een OV-chipkaart. In totaal is een bedrag van € 40.493,93 overgeboekt of opgenomen van de bankrekening van [naam bedrijf 3] . Verdachte was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een OV-chipkaart voorzien van een chip-ID eindigend op [nummer] . Uit onderzoek bij het GVB en Trans Link Systems blijkt dit de OV-chipkaart te zijn die is opgewaardeerd tijdens voornoemde betaling. Uit verkoopinformatie van Media Markt blijkt dat met de daar met de betaalpas gedane betaling een iPhone is aangeschaft met een imei-nummer eindigend op [nummer] . Ten tijde van zijn aanhouding droeg verdachte deze iPhone bij zich. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze iPhone via www.marktplaats.nl heeft gekocht. Hij heeft dit echter niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen over het gebruikte telefoonnummer en de OV-chipkaart acht de rechtbank het scenario van verdachte over de verkrijging van de iPhone onaannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de met de betaalpas gedane opnames en betalingen. Er kan dan ook bewezen worden dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
[naam meneer 5] is als getuige gehoord en hij heeft verklaard dat hij is benaderd om tegen betaling als katvanger te fungeren. Hij is op dit verzoek ingegaan en heeft beschreven hoe hij meermalen met meerdere mannen heeft afgesproken, die vervolgens de op zijn naam gestelde bankpas hebben gebruikt om geld te pinnen. Dit is volgens [naam meneer 5] ten minste drie keer gebeurd en [naam meneer 5] heeft verdachte aangewezen als één van de personen die hier iedere keer bij aanwezig was. De rechtbank acht tegen deze achtergrond en het feit dat verdachte kennelijk niet alleen deelde in de buit, maar als gebruiker van het gebruikte telefoonnummer ook uitvoeringshandelingen heeft verricht, aannemelijk dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt. Op grond daarvan is eveneens bewezen dat de diefstal tezamen met anderen is begaan.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier C is overwogen, heeft verdachte ING opgelicht en daarmee toegangscodes tot de Saldolijn, behorende bij de rekening van [naam mevrouw 2] , verkregen. Via deze Saldolijn is in totaal € 3.500,00 telefonisch overgeboekt, waarbij gebruik is gemaakt van telefoonnummer # [nummer] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier D is overwogen, heeft verdachte ING opgelicht en daarmee toegangscodes tot de Saldolijn, behorende bij de rekening van [naam mevrouw 3] , verkregen. Via deze Saldolijn is in totaal € 600,00 telefonisch overgeboekt, waarbij gebruik is gemaakt van telefoonnummer # [nummer] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
Zoals bij feit 1 ten aanzien van zaaksdossier I is overwogen, heeft verdachte samen met een ander valselijk overschrijvingsformulieren behorende bij de rekening van [naam mevrouw 1] opgemaakt en gebruikt. Nu het gebruik heeft bestaan uit het versturen van deze formulieren naar ABN Amro en op grond daarvan in drie transacties in totaal € 12,322,91 is overgeboekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ABN Amro.
-
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (heling subsidiair verduistering)
Onder 4 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling dan wel verduistering van overschrijvingskaarten, aanvraagformulieren van reisdocumenten en rekeningafschriften.
Anders dan bij witwassen staat de omstandigheid, dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen, aan zijn veroordeling wegens heling in de weg. Als dit laatste uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk wordt, is een veroordeling voor heling dus uitgesloten (ECLI:NL:HR:2007:BB4849). De raadsman heeft op grond van het door de officier van justitie ter terechtzitting ingenomen standpunt gesuggereerd dat om deze reden niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Hij heeft echter nagelaten de betrokkenheid van verdachte bij het gronddelict nader te concretiseren. Toch concludeert de rechtbank op grond van de uit het dossier blijkende bevindingen, dat verdachte op enige wijze betrokken moet zijn bij de gronddelicten die hebben geleid tot verkrijging van de onder dit feit in de tenlastelegging genoemde goederen. Het gaat om goederen met persoonlijke informatie waarvan het uitgesloten is dat die via een openbare bron dan wel op enige andere legitieme wijze konden worden verkregen door verdachte. Uit de stukken kan worden afgeleid dat verdachte zeer veelvuldig betrokken is bij fraudedelicten in zowel de voorbereiding, de uitvoering als de afhandeling daarvan. In het bijzonder merkt de rechtbank op dat bij verdachte meerdere sleutels zijn aangetroffen die toegang geven tot vele brievenbussen en dat verdachte blijkens tapgesprekken bespreekt wanneer uit welke brievenbus gehengeld moet worden. Gelet op de aard van de in de woning aangetroffen documenten en, zoals de raadsman terecht heeft gesteld, het gegeven dat de documenten uitsluitend verkregen kunnen zijn met het oogmerk om daarmee te frauderen, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte een uitvoerende dan wel een leidende rol heeft gespeeld bij de illegale verkrijging van de in zijn woning aangetroffen documenten. Uit het voorgaande volgt dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 4 primair ten laste gelegde heling.
Ook van de onder 4 subsidiair ten laste gelegde verduistering moet verdachte worden vrijgesproken, nu de rechtbank het uitgesloten acht dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen.
-
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde (gekwalificeerde diefstal)
Onder 5 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 26 juni 2015 tot en met 29 juni 2015 wederrechtelijk meerdere geldbedragen heeft weggenomen van ING en/of een rekeninghouder, met gebruikmaking van een valse sleutel.
Zaaksdossier L bevat een aangifte van ING, waarin is vermeld dat op naam van de heer [naam meneer 6] (hierna: [naam meneer 6] ) een gemachtigde betaalpas is aangevraagd, behorende bij de rekening van [naam bedrijf 4] . De wettelijk vertegenwoordiger van deze vereniging, de heer [naam vertegenwoordiger] , heeft verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. De bankpas op naam van [naam meneer 6] is blijkens de rekeningafschriften gebruikt om onder meer betalingen te doen bij Media Markt en om een OV-chipkaart op te laden. Verdachte droeg tijdens zijn aanhouding een OV-chipkaart bij zich, die blijkens onderzoek bij het GVB en Trans Link Systems de kaart is die met voornoemde bankpas van [naam meneer 6] is opgewaardeerd. Uit verkoopinformatie van Media Markt blijkt dat met voornoemde bankpas een iPhone is aangeschaft met een imei-nummer eindigend op [nummer] . Deze iPhone was in gebruik bij [naam vriendin] , naar eigen zeggen de vriendin van verdachte. De politie heeft [naam vriendin] bevraagd over deze iPhone, waarop zij heeft geantwoord dat zij die van een ander persoon heeft gekregen en dat de politie wel wist hoe het zat. Nu [naam vriendin] werd gehoord over de betrokkenheid van verdachte bij fraudedelicten, kan de verklaring van [naam vriendin] naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat zij hiermee heeft bedoeld dat zij de telefoon van verdachte heeft gekregen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
-
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde (poging gekwalificeerde diefstal)
Onder 6 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij op 4 mei 2016 heeft geprobeerd om wederrechtelijk en met een valse sleutel een geldbedrag weg te nemen van de ING en/of een rekeninghouder.
Zaaksdossier H bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat de rekening van [naam bedrijf 5] . veelvuldig werd bezocht vanaf de internetverbinding in gebruik bij verdachte. Op 4 mei 2016 is gebleken dat op deze rekening een bedrag van € 15.693,85 was bijgeschreven, welk geldbedrag afkomstig was van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 4] (hierna: [naam mevrouw 4] . De wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 5] ., de heer [naam vertegenwoordiger] (hierna: [naam vertegenwoordiger] ), was in het bezit van een bankpas behorende bij die rekening. Omdat ING de rekening in verband bracht met de fraude, heeft zij preventief een blokkade op deze rekening van [naam vertegenwoordiger] aangebracht. Op 4 mei 2016 is om 08.04 uur geprobeerd een geldbedrag van € 1.500,00 op te nemen van deze rekening, hetgeen door de blokkade niet is gelukt. [naam vertegenwoordiger] heeft zich op 4 mei 2016 rond 12.04 uur naar een vestiging van ING begeven en heeft daar geprobeerd om een bedrag van € 10.000,00 op te nemen, hetgeen evenmin is gelukt in verband met de blokkade. [naam vertegenwoordiger] is ter plekke aangehouden. In de woning van verdachte zijn persoonlijke documenten van [naam mevrouw 4] aangetroffen, waaronder een kopie van haar paspoort, overschrijvingskaarten, bankrekeningafschriften en een bankpas op naam van [naam vertegenwoordiger] . Vanuit detentie heeft verdachte op 29 mei 2016 een telefoongesprek gevoerd met ene [naam 6] , waarin verdachte zegt dat hij met blanke personen bij een bank was om geld te halen en dat, toen het mis ging, ze zijn aangehouden. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een geldbedrag van de rekening van [naam mevrouw 4] heeft overgeschreven naar de rekening van [naam bedrijf 5] . en dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd zich dat geldbedrag toe te eigenen door het op te nemen.
-
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde (poging oplichting)
Onder 7 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 30 januari 2015 tot en met 31 december 2015 heeft geprobeerd ING te bewegen tot het afgeven van gegevens, geldbedragen en bankpassen.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier D is overwogen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van ING, door haar met een valse naam en hoedanigheid te bewegen toegangscodes voor de Saldolijn, behorende bij de bankrekening van [naam mevrouw 3] , af te geven. Zoals onder feit 3 is overwogen heeft verdachte met deze toegangscodes geld weggenomen via deze Saldolijn. Uit de aangifte blijkt dat op 30 januari 2015 tweemaal middels de Saldolijn vanaf telefoonnummer # [nummer] is geprobeerd een geldbedrag van € 500,00 weg te nemen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ING heeft geprobeerd op te lichten, door een valse naam en hoedanigheid aan te nemen om ING telkens te bewegen tot de afgifte van € 500,00.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier F is overwogen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van ING, door haar met een valse naam en hoedanigheid te bewegen een voorlopige toegangscode voor de Saldolijn, behorende bij de bankrekening van [naam bedrijf 2] , af te geven. Uit de aangifte blijkt dat op 20 maart 2015 drie keer met telefoonnummer # [nummer] is ingebeld op de Saldolijn, maar dat een overboeking van geld niet mogelijk was, omdat de Saldolijn voor deze rekening inmiddels was geblokkeerd. Nu verdachte niets met deze rekening van doen had en uit het gehele dossier het frauduleuze karakter blijkt van verdachtes handelen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte op deze Saldolijn heeft ingebeld met het doel om uiteindelijk geldbedragen door te kunnen boeken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ING heeft geprobeerd op te lichten, door een valse naam en hoedanigheid aan te nemen om ING telkens te bewegen tot de afgifte van geldbedragen.
Zaaksdossiers P en Q bevatten aangiftes van ING waarin is vermeld dat schriftelijke verzoeken zijn binnengekomen om bankpassen te verstrekken op naam van de heren [naam meneer 7] (hierna: [naam meneer 7] ), [naam meneer 8] (hierna: [naam meneer 8] ) en [naam meneer 9] (hierna: [naam meneer 9] ), behorende bij de zakelijke rekening van de [naam Stichting] . De wettelijk vertegenwoordiger van deze stichting, [naam meneer 9] , heeft verklaard dat hij deze aanvragen niet heeft gedaan en dat hij niemand toestemming heeft gegeven om de aanvragen te doen. Uit navraag bij de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de nummers op de aan ING verstrekte kopieën van identiteitsdocumenten op naam van [naam meneer 9] en [naam meneer 7] niet overeenkomen met de werkelijke nummers op deze documenten van [naam meneer 9] en [naam meneer 7] . De nummers die stonden vermeld op de verstrekte kopieën blijken dezelfde documentnummers te zijn als die zijn gebruikt op de kopieën van identiteitsdocumenten die in zaaksdossier G door verdachte aan ICS zijn verstrekt. De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze aanvragen voor betaalkaarten heeft gedaan en zodoende heeft geprobeerd om ING op te lichten.
-
Ten aanzien van het onder 8 en 9 ten laste gelegde (witwassen en computervredebreuk)
Onder 8 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 10 maart 2016 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van ruim € 1.000,00. Onder 9 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door wederrechtelijk in te loggen op de digitale bankomgeving van de heer [naam meneer 10] (hierna: [naam meneer 10] ).
Zaaksdossier B bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat door middel van overschrijvingskaarten meerdere geldbedragen zijn overgeboekt van de rekening van [naam meneer 10] naar onder meer een rekening op naam van [naam bedrijf 6] . Uit de rekeningafschriften van [naam bedrijf 6] . blijkt dat met een bankpas van deze rekening op 10 maart 20016 twee keer een betaling is gedaan bij kledingwinkel [naam winkel] in Amsterdam. [naam winkel] heeft beeldmateriaal van deze betaalmomenten beschikbaar gesteld en hoewel de beelden niet van voldoende kwaliteit zijn om tot een honderd procent herkenning te komen, hebben drie verbalisanten afzonderlijk van elkaar geverbaliseerd dat de gebruiker van de bankpas van [naam bedrijf 6] . zeer sterke gelijkenissen vertoont met verdachte. Het onderzoek naar het gebruik van de internetverbinding van verdachte wijst uit dat verdachte veelvuldig heeft ingelogd op de digitale bankomgeving van de betreffende bankrekening van [naam meneer 10] . Bij deze digitale bezoeken is telefoonnummer [telefoonnummer] ingevoerd, waarvan de sim-kaart in een in de woning van verdachte aangetroffen telefoon bleek te zitten. Het in de digitale bankomgeving opgegeven e-mailadres, [e-mail adres] , is eerder door verdachte gebruikt bij de frauduleuze aanvraag van betaalkaarten in zaaksdossier G. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de betalingen heeft gedaan bij [naam winkel] en heeft ingelogd in de digitale bankomgeving van [naam meneer 10] .
De betalingen bij [naam winkel] zijn gedaan met gelden die afkomstig waren uit misdrijf. Gelet op de bevindingen uit het onderzoek naar het internetgebruik van verdachte, in het bijzonder het inloggen op de betaalomgeving van [naam meneer 10] , kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de gelden op de bankrekening van [naam bedrijf 6] . uit misdrijf afkomstig waren. Door met een bankpas van deze rekening vervolgens kledingstukken af te rekenen bij [naam winkel] , heeft verdachte deze geldbedragen omgezet en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen. Door in te loggen in de digitale bankomgeving van [naam meneer 10] heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan computervredebreuk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
(Zaak G)
in de periode van 1 juni 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Amsterdam meermalen een aanvraagformulier voor betaalkaarten en/of creditcards, te weten meer MasterCards Business van International Card Services op naam van [naam bedrijf 1] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
  • valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid voornoemde aanvraagformulieren ingevuld en ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en
  • opzettelijk gebruik gemaakt van voornoemde valse aanvraagformulieren betaalkaarten zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken onder meer uit het telkens indienen en versturen van voornoemde aanvraagformulieren, telkens met het doel dat een betaalkaart werd afgegeven, terwijl hij telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware(n) deze echt en onvervalst en
  • voornoemde aanvraagformulieren voorhanden heeft gehad;
en
(Zaak I)
in 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander meermalen overschrijvingsformulieren van de ABN Amro rekening van [naam mevrouw 1] zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens in strijd met de waarheid,
  • voornoemde overschrijvingsformulieren ingevuld en ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken en
  • opzettelijk gebruik gemaakt van een voornoemde valse overschrijvingsformulieren zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken onder meer uit het telkens indienen en versturen van voornoemde overschrijvingsformulieren, telkens met het doel dat een geldbedrag werd overgemaakt, terwijl hij en zijn mededader telkens wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware(n) deze echt en onvervalst en
  • voornoemde overschrijvingsformulieren voorhanden heeft gehad;
en
(Zaken J, M, O)
te Amsterdam, in de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016
  • overschrijvingskaarten van de Rabobank op naam van [naam meneer 1] (zaak J),
  • overschrijvingsformulieren van de ABN Amro op naam van [naam meneer 2] (zaak M)
  • overschrijvingskaarten van de ING Bank op naam van [naam meneer 3] (zaak O)
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
  • valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid, voornoemde overschrijvingskaarten en overschrijvingsformulieren ingevuld en ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken en
  • opzettelijk gebruik gemaakt van een voornoemde valse overschrijvingskaarten en overschrijvingsformulieren, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken onder meer uit het telkens indienen en versturen van voornoemde overschrijvingsformulieren, telkens met het doel dat een geldbedrag werd overgemaakt, terwijl hij telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware(n) deze echt en onvervalst en
  • voornoemde overschrijvingskaarten en overschrijvingsformulieren voorhanden heeft gehad;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
(Zaken C , D, E, F, G)
in de periode van 20 januari 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Amsterdam, meermalen en telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid ING Bank en International Card Services B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
betaalpassen die toegang geven tot betaalrekeningen, te weten
- een of meer MasterCard Business van International Card Services op naam van [naam bedrijf 1] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (zaak G) en
toegangscodes die toegang geven tot de Saldolijn van de ING Bank waarmee het saldo van een rekening kan worden opgevraagd en betalingen kunnen worden verricht, te weten
  • een toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 2] (zaak C),
  • een toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 3] (zaak D),
  • een toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam meneer 4] (zaak E) en
  • een toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aam het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf 2] (zaak F),
hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid onbevoegd en zonder daartoe gerechtigd te zijn
  • op naam van voornoemde personen en voornoemd bedrijf betaalpassen en toegangscodes tot voornoemde Saldolijn aangevraagd en
  • zich voorgedaan als gerechtigde tot het ontvangen van betaalpassen die toegang geven tot voornoemde betaalrekeningen en toegangscodes van voornoemde Saldolijn;
-
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
(Zaak A)
in de periode van 24 februari 2016 tot en met 1 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in totaal 40.493,93 euro toebehorende aan ING Bank, waarbij verdachte en/of zijn mededaders telkens het weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een frauduleus aangevraagde en onbevoegd verkregen betaalpas op naam van [naam meneer 5] , gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf 3] ., tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en zijn mededaders telkens niet waren gerechtigd;
en
(Zaak C)
op 20 en 23 februari 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in totaal 3.500,00 euro toebehorende aan ING Bank, waarbij verdachte telkens het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een frauduleus verkregen toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 2] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, telkens niet was gerechtigd;
en
(Zaak D)
op 24 en 25 februari 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in totaal 600,00 euro toebehorende aan ING Bank, waarbij verdachte telkens het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een frauduleus verkregen toegangscode tot de Saldolijn van de ING Bank gekoppeld aan het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 3] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, telkens niet was gerechtigd;
en
(Zaak I)
in de periode van 13 april 2016 tot en met 25 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 12.322,91 euro, toebehorende aan ABN Amro waarbij verdachte en zijn mededader telkens het weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten frauduleus verkregen overboekingsformulieren van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 1] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en zijn mededader telkens niet waren gerechtigd;
-
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
(Zaak L)
op 29 juni 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 127,50 euro, door een OV-chipkaart op te waarderen met voornoemd geldbedrag en een geldbedrag van 1028,44 euro, door bij de Media Markt te Amsterdam (onder andere) een iPhone aan te kopen, toebehorend aan de ING, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een frauduleus verkregen bankpas op naam van [naam meneer 6] ;
-
ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
(Zaak H)
op 4 mei 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan ING Bank, met zijn mededader, naar een geldautomaat en een kantoor van de ING Bank te Amsterdam zijn gegaan en hebben getracht om een geldbedrag contant op te nemen;
-
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
(Zaken D, F, P, Q)
in en omstreeks de periode van 30 januari 2015 tot en met 31 december 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, telkens met het oogmerk om zich te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, de ING Bank telkens te bewegen tot de afgifte van geldbedragen, toegang tot de Saldolijn van voornoemde ING Bank en inzage in en de beschikking over de rekeningen van de hierna te noemen rekeningnummers, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid,
  • als niet-rechthebbende van de rekening naar de Saldolijn van voornoemde ING Bank heeft gebeld en heeft getracht tweemaal een geldbedrag van in totaal 500 euro over te boeken van de ING rekening [rekeningnummer] ten name van [naam mevrouw 3] , naar ING rekening [rekeningnummer] ten name van [naam 7] (zaak D),
  • als niet-rechthebbende van de rekening driemaal naar de Saldolijn van voornoemde ING Bank heeft gebeld en heeft getracht toegang te krijgen via voornoemde Saldolijn om overboekingen te verrichten vanaf de ING rekening [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf 2] (zaak F),
  • als niet-rechthebbende van de rekening een schriftelijk verzoek tot het aanvragen van een gemachtigde betaalpas voor de zakelijke rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van de [naam Stichting] , aan de ING Bank heeft doen toekomen, tot het verstrekken van twee gemachtigde bankpassen voor voornoemde rekening, op naam van [naam meneer 7] en [naam meneer 8] (zaak P) en
  • als niet-rechthebbende van de rekening een schriftelijk verzoek tot het aanvragen van een ING Businesscard voor de zakelijke rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van de [naam Stichting] , aan de ING Bank heeft doen toekomen tot het verstrekken van twee gemachtigde bankpassen voor voornoemde rekening, op naam van [naam meneer 7] en [naam meneer 9] (zaak Q);
-
ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
(Zaak B)
op 10 maart 2016, te Amsterdam, voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal 849 euro en 155 euro, heeft omgezet en van voornoemde geldbedragen, gepind bij [naam winkel] door middel van een betaalpas gekoppeld aan de rekening van [naam bedrijf 6] ., gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
-
ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde
(Zaak B)
in en omstreeks de periode van 27 februari 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten het internetbankieren van [naam meneer 10] van de SNS Bank met klantnummer [klantnummer] is binnengedrongen, telkens met behulp van een valse sleutel, te weten de inloggegevens en toegangscodes behorend bij voornoemd klantnummer van die [naam meneer 10] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, als een bewezenverklaring volgt, de straf niet de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis te boven dient te gaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan gelet op de ernst van de bewezen feiten, de persoon van verdachte en in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende anderhalf jaar op zeer intensieve wijze bezig gehouden met allerhande fraudepraktijken. Hij heeft documenten vervalst, (rechts)personen opgelicht, computervredebreuk gepleegd en hij heeft geld gestolen en witgewassen. Verdachte kan aangemerkt worden als een professioneel fraudeur, die handelt om daar zelf financieel gewin uit te halen ten koste van anderen. In meerdere zaaksdossiers betrof dit slachtoffers op (hoge) leeftijd.
In de woning van verdachte zijn persoonlijke goederen aangetroffen van vele personen, zoals sleutels van brievenbussen, bankrekeningafschriften, bankpassen, kopieën van identiteits-documenten en uittreksels uit de gemeentelijke administratie. Blijkens tapgesprekken instrueert verdachte andere personen wanneer uit welke brievenbussen gehengeld moet worden en wordt besproken welke informatie van welke personen moet worden verkregen. Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte op allerlei plaatsen medeplegers, medeplichtigen en katvangers inschakelt, wellicht ook binnen de banken zelf, die hem moeten helpen bij het bereiken van zijn doel; geld verdienen. Het handelen van verdachte is dan ook niet alleen geavanceerd, maar ook georganiseerd.
De raadsman heeft gesteld dat het gebrek aan berouw aan de zijde van verdachte niet strafverzwarend hoeft te werken, nu in deze zaak slechts sprake is van ‘papieren’ schade. De rechtbank neemt uitdrukkelijk afstand van dit standpunt. Het kan zo zijn dat de betrokken banken de schade voor hun rekening hebben genomen, maar dat maakt de schade niet minder reëel. Bovendien kan het handelen van verdachte niet anders worden aangemerkt dan als ondermijnend ten aanzien van het vertrouwen dat gesteld moet kunnen worden in identificerende persoonsdocumenten, het postverkeer en het bancaire betalingsverkeer, terwijl het valselijk bezit en gebruik van persoonsgegevens ook een ernstige inbreuk betekent op de privacy van individuele personen, die zich hierdoor kwetsbaar kunnen voelen. De omstandigheid dat verdachte de feiten heeft ontkend en verder grotendeels heeft gezwegen werkt bovendien niet in zijn voordeel, omdat daarmee onvoldoende inzicht is verkregen in het gevaar op herhaling. Bovendien heeft verdachte op geen enkele wijze medewerking verleend aan het onderzoek door bijvoorbeeld codes van gegevensdragers te geven.
De rechtbank acht tegen de achtergrond van het voorgaande het bewezenverklaarde te zeer afwijken van de gevallen waarop het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunt fraude betrekking heeft, om dat bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf als uitgangspunt te nemen. De onderhavige fraude wijkt daarvan af door de veelheid van feiten gedurende een lange periode, waarbij het telkens wel de bedoeling was om te benadelen, maar waar dit om wat voor reden dan ook niet altijd volledig is gelukt. Bovendien zijn de ten laste gelegde feiten veelal weer gebaseerd op een veelheid van op zichzelf ook weer frauduleuze handelingen. In potentie ligt de mogelijkheid tot benadeling dan ook vele malen hoger dan wat er door verdachte, voor zover de rechtbank op basis van dit dossier kan vaststellen, uiteindelijk is gerealiseerd. Het in deze zaak aansluiting zoeken bij het uiteindelijk bewijsbaar gerealiseerde benadelingsbedrag zou dan ook geen recht doen aan de ernst van de aard en de omvang van de bewezen verklaarde feiten.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. Daar komt nog bij, dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke fraudedelicten en daarvoor al een jarenlange onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft ondergaan. Verdachte heeft deze rechterlijke oordelen kennelijk naast zich neergelegd en is opnieuw gaan frauderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan en weegt dit in strafverzwarend opzicht mee. Dit geldt temeer, nu verdachte als ongewenst vreemdeling twee keer is uitgezet, maar zich ook hiervan niets heeft aangetrokken, nu hij telkens is teruggekomen en weer is gestart met het op intensieve wijze en op grote schaal frauderen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, die zijn vermeld op de beslaglijst, die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht en waarvan de inhoud geldt als hier ingevoegd. [1]
-
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen geldbedragen, Louis Vuitton tassen, computers en telefoons behoren aan verdachte toe. Hij kan dit geld en deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu een deel van deze voorwerpen door middel van of uit de baten van het bewezen geachte moet zijn verkregen of met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte moet zijn voorbereid en begaan, wordt dit geld en worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Het betreft de volgende goederen:
1. Itemnummer 5181566 - Geld Euro 2x50 euro; 1x20 euro
2. Itemnummer 5181775 - Geld Euro
3. Itemnummer 5181787 - Geld Euro
5. Itemnummer 5181721 - 1.00 STK Tas Kl:bruin LOUIS VUITTON
6. Itemnummer 5181800 - 1.00 STK Koffer Kl:bruin LOUIS VUITTON
7. Itemnummer 5181659 - 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart NOKIA
11. Itemnummer 5181762 - 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
15. Itemnummer 5181818 - 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA
16. Itemnummer 5181821 - 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA
22. Itemnummer 5181813 - 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA
23. Itemnummer 5181757 - 1.00 STK Computer VODAFONE
25. Itemnummer 5181823 - 1.00 STK Computer
27. Itemnummer 5181813 - 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA
28. Itemnummer 5181757 - 1.00 STK Computer Vodafone
44. Itemnummer 5181807 - 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit IPHONE
49. Itemnummer 5181807 - 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit IPHONE
55. Itemnummer 5181808 - 1.00 STK Computer APPLE IPAD
56. Itemnummer 5181649 - 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE
57. Itemnummer 5181655 - 1.00 STK Zaktelefoon APPLE
-
Onttrekking aan het verkeer
Bij verdachte en in zijn woning zijn ook vele andere goederen aangetroffen, waarmee het bewezen geachte is voorbereid of begaan, zoals sleutels, kopieën van identiteitsdocumenten, bankpassen en rekeningafschriften. De rechtbank is van oordeel dat het ongecontroleerd bezit van deze goederen in strijd is met het algemeen belang. Om die reden zal de rechtbank deze goederen onttrekken aan het verkeer. Het betreft de volgende goederen:
4. Itemnummer 5192698 - 5.00 STK Bankpas ABN AMRO
8. Itemnummer 5184973 - 1.00 STK Bankbescheiden ING (afk. van rek. [naam meneer 10] )
9. Itemnummer 5181736 - 2.00 STK Sleutel
10. Itemnummer 5181754 - 3.00 STK Sleutel
12. Itemnummer 5181765 - 3.00 STK Bankpas
13. Itemnummer 5181772 - 1.00 STK Bankbescheiden; bankpasreader
14. Itemnummer 5181782 - 3.00 STK Simkaart van zaktelefoon
18. Itemnummer 5181814 - 4.00 STK Sleutel
20. Itemnummer 5181586 - 1.00 STK Waardebon ING
21. Itemnummer 5181810 - 1.00 STK Papier
24. Itemnummer 5181759 - 1.00 STK Papier
26. Itemnummer 5181810 - 1.00 STK Papier
29. Itemnummer 5181759 - 1.00 STK Papier
30. Itemnummer 5181776 - 2.00 STK Bankpas
31. Itemnummer 5181768 - 1.00 STK Pasfoto
32. Itemnummer 5181786 - 2.00 STK Bankpas
33. Itemnummer 5181771 - 1.00 STK Telefoonkaart
34. Itemnummer 5181789 - 1.00 STK Papier
35. Itemnummer 5181791 - 2.00 STK Sleutel
37. Itemnummer 5244151 - 1.00 STK Bankpas ING BANK
38. Itemnummer 5244152 - 1.00 STK Bankpas SNS BANK
39. Itemnummer 5244145 - 1.00 STK Bankpas ABN AMRO
40. Itemnummer 5244138 - 1.00 STK Bankpas ING
41. Itemnummer 5244142 - 1.00 STK Bankpas
42. Itemnummer 5244138 - 1.00 STK Bankpas ING
43. Itemnummer 5244142 - 1.00 STK Bankpas
45. Itemnummer 5181828 - 3.00 STK Sleutel
46. Itemnummer 5244151 - 1.00 STK Bankpas ING
47. Itemnummer 5244152 - 1.00 STK Bankpas SNS BANK
48. Itemnummer 5181764 - 1.00 STK Sleutel
50. Itemnummer 5181828 - 3.00 STK Sleutel
51. Itemnummer 5181789 - 1.00 STK Papier
52. Itemnummer 5181791 – 2.00 STK Sleutel
53. Itemnummer 5181748 - 1.00 STK Papier
54. Itemnummer 5181779 - 6.00 STK Document
58. Itemnummer 5181600 - 1.00 STK Papier
-
Retour aan uitgevende instantie
Onder verdachte zijn drie identiteitsdocumenten aangetroffen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet duidelijk geworden of deze documenten echt of (ver)vals(t) zijn. De rechtbank acht het aangewezen dat de documenten worden teruggegeven aan de uitgevende instantie, zodat die instantie kan bepalen wat er met de betreffende documenten moet gebeuren. Om die reden zal de rechtbank beslissen dat de documenten worden teruggegeven aan de uitgevende instantie. Het betreft de volgende goederen:
17. Itemnummer 5200598 - 1.00 STK Paspoort NIGERIAANS
19. Itemnummer 5181574 - 1.00 STK Reisdocument
36. Itemnummer 5183037 - 1.00 STK Paspoort

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen

10.1.
De vorderingen van ING
ING heeft zes vorderingen als benadeelde partij ingediend. Op grond van de genoemde bedragen in de aangiftes begrijpt de rechtbank de vorderingen van ING als volgt.
  • In zaaksdossier A (feit 3) vordert ING een bedrag van € 41.693,93 aan materiële schade, bestaande uit € 40.492,93 aan ontvreemde gelden en € 1.200,00 aan onderzoekskosten. Deze vordering is onderbouwd met een rekeningafschrift en een specificatie van de geïnvesteerde onderzoekshandelingen en onderzoekskosten.
  • In zaaksdossier C (feiten 2 en 3) vordert ING een bedrag van € 4.100,00 aan materiële schade, bestaande uit € 3.500,00 aan ontvreemde gelden en € 600,00 aan onderzoekskosten.
  • In zaaksdossier D (feiten 2, 3 en 4) vordert ING een bedrag van € 534,54 aan materiële schade, bestaande uit € 600,00 aan ontvreemde gelden en € 480,00 aan onderzoekskosten, welke bedragen zijn verminderd met € 545,46, zijnde het bedrag dat ING in deze zaak terug heeft ontvangen.
  • In zaaksdossier E (feit 2) vordert ING een bedrag van € 240,00 aan materiële schade, bestaande uit onderzoekskosten.
  • In zaaksdossier H (feit 6) vordert ING een bedrag van € 2.400,00 aan materiële schade, bestaande uit € 15.693,85 aan ontvreemde gelden en € 2.400,00 aan onderzoekskosten, welke bedragen zijn verminderd met € 15.693,85, zijnde het bedrag dat ING veilig heeft kunnen stellen.
De gemachtigde van ING, de heer Vonk, heeft ter terechtzitting van 10 juli 2017 toegelicht dat met betrekking tot de feiten waarop de zaaksdossiers C, D, E en H betrekking hebben, vergelijkbare onderzoekshandelingen zijn verricht als in zaaksdossier A en dat het uurtarief dat daarvoor wordt gevorderd, zijnde € 120,00, een redelijk bedrag is, gelet op de omstandigheid dat het onderzoek is uitgevoerd door fraudespecialisten.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft daartoe gesteld dat de vorderingen van de ontvreemde gelden worden onderbouwd met de betreffende dossiers en dat de gevorderde onderzoekskosten aannemelijk en redelijk zijn.
De raadsman heeft bepleit dat ING niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vorderingen, voor zover die zien op de onderzoekskosten, nu deze in de zaken C, D, E en H niet zijn onderbouwd en het in zaaksdossier A onduidelijk is waarom één tarief is gehanteerd en de onderzoekshandelingen onvoldoende zijn gespecificeerd.
De rechtbank stelt op grond van de betreffende zaaksdossiers vast aan dat ING als gevolg van het bewezen verklaarde materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding voor de ontvreemde en niet terug ontvangen bedragen komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond over en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank constateert ten aanzien van de vordering in zaaksdossier A dat [naam meneer 5] door de civiele rechter is veroordeeld tot betaling van deze schade tot een hoogte van € 12.500,00. De rechtbank zal de vordering voor dit deel hoofdelijk toewijzen, zoals gevorderd.
De gevorderde onderzoekskosten zijn betwist. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman dat van een partij als ING, meer specifiek de professionele fraudeonderzoeksafdeling van ING, een onderbouwing van de onderzoekshandelingen mag worden verwacht. Die onderzoekshandelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank bij de vordering in zaaksdossier A genoegzaam onderbouwd en niet onredelijk. Bovendien zijn deze door of namens verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij zullen dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De gevorderde onderzoekskosten zijn in de zaken C, D, E en H niet onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd, vervolgens gemotiveerd is betwist en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De rechtbank zal ING niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van haar vorderingen, zodat zij dit deel van haar vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiëleschadevergoeding als volgt zal worden toegewezen:
  • in zaaksdossier A tot een bedrag van € 41.693,93, bestaande uit € 40.492,93 aan ontvreemde gelden en € 1.200,00 aan onderzoekskosten. Van dit totale bedrag wordt € 12.500,00 hoofdelijk toegewezen;
  • in zaaksdossier C tot een bedrag van € 3.500,00, bestaande uit ontvreemde gelden;
  • in zaaksdossier D tot een bedrag van € 54,54, bestaande uit ontvreemde gelden.
10.2.
De vordering van ICS
ICS vordert € 3.720,90 aan materiëleschadevergoeding voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. Vast staat dat aan ICS door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 56, 57, 138ab, 225, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op ‘
de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk voorhanden hebbenengebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd’
en

de voortgezette handeling van medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebbenengebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst ’.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op ‘
oplichting, meermalen gepleegd’en
‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op ‘
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’en ‘
diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op ‘
diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op ‘
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op ‘
poging tot oplichting, meermalen gepleegd’.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op ‘
witwassen, meermalen gepleegd’.
Het onder 9 bewezen verklaarde levert op
‘computervredebreuk, meermalen gepleegd’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. Itemnummer 5181566 - Geld Euro 2x50 euro; 1x20 euro
2. Itemnummer 5181775 - Geld Euro
3. Itemnummer 5181787 - Geld Euro
5. Itemnummer 5181721 - 1.00 STK Tas Kl:bruin LOUIS VUITTON
6. Itemnummer 5181800 - 1.00 STK Koffer Kl:bruin LOUIS VUITTON
7. Itemnummer 5181659 - 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart NOKIA
11. Itemnummer 5181762 - 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
15. Itemnummer 5181818 - 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA
16. Itemnummer 5181821 - 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA
22. Itemnummer 5181813 - 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA
23. Itemnummer 5181757 - 1.00 STK Computer VODAFONE
25. Itemnummer 5181823 - 1.00 STK Computer
27. Itemnummer 5181813 - 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA
28. Itemnummer 5181757 - 1.00 STK Computer Vodafone
44. Itemnummer 5181807 - 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit IPHONE
49. Itemnummer 5181807 - 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit IPHONE
55. Itemnummer 5181808 - 1.00 STK Computer APPLE IPAD
56. Itemnummer 5181649 - 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE
57. Itemnummer 5181655 - 1.00 STK Zaktelefoon APPLE
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4. Itemnummer 5192698 - 5.00 STK Bankpas ABN AMRO
8. Itemnummer 5184973 - 1.00 STK Bankbescheiden ING (afk. van rek. [naam meneer 10] )
9. Itemnummer 5181736 - 2.00 STK Sleutel
10. Itemnummer 5181754 - 3.00 STK Sleutel
12. Itemnummer 5181765 - 3.00 STK Bankpas
13. Itemnummer 5181772 - 1.00 STK Bankbescheiden; bankpasreader
14. Itemnummer 5181782 - 3.00 STK Simkaart van zaktelefoon
18. Itemnummer 5181814 - 4.00 STK Sleutel
20. Itemnummer 5181586 - 1.00 STK Waardebon ING
21. Itemnummer 5181810 - 1.00 STK Papier
24. Itemnummer 5181759 - 1.00 STK Papier
26. Itemnummer 5181810 - 1.00 STK Papier
29. Itemnummer 5181759 - 1.00 STK Papier
30. Itemnummer 5181776 - 2.00 STK Bankpas
31. Itemnummer 5181768 - 1.00 STK Pasfoto
32. Itemnummer 5181786 - 2.00 STK Bankpas
33. Itemnummer 5181771 - 1.00 STK Telefoonkaart
34. Itemnummer 5181789 - 1.00 STK Papier
35. Itemnummer 5181791 - 2.00 STK Sleutel
37. Itemnummer 5244151 - 1.00 STK Bankpas ING BANK
38. Itemnummer 5244152 - 1.00 STK Bankpas SNS BANK
39. Itemnummer 5244145 - 1.00 STK Bankpas ABN AMRO
40. Itemnummer 5244138 - 1.00 STK Bankpas ING
41. Itemnummer 5244142 - 1.00 STK Bankpas
42. Itemnummer 5244138 - 1.00 STK Bankpas ING
43. Itemnummer 5244142 - 1.00 STK Bankpas
45. Itemnummer 5181828 - 3.00 STK Sleutel
46. Itemnummer 5244151 - 1.00 STK Bankpas ING
47. Itemnummer 5244152 - 1.00 STK Bankpas SNS BANK
48. Itemnummer 5181764 - 1.00 STK Sleutel
50. Itemnummer 5181828 - 3.00 STK Sleutel
51. Itemnummer 5181789 - 1.00 STK Papier
52. Itemnummer 5181791 – 2.00 STK Sleutel
53. Itemnummer 5181748 - 1.00 STK Papier
54. Itemnummer 5181779 - 6.00 STK Document
58. Itemnummer 5181600 - 1.00 STK Papier
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
17. Itemnummer 5200598 - 1.00 STK Paspoort NIGERIAANS
19. Itemnummer 5181574 - 1.00 STK Reisdocument
36. Itemnummer 5183037 - 1.00 STK Paspoort
Wijst de vordering van ING toe tot € 32.748,47 (tweeëndertigduizend zevenhonderd-achtenveertig euro en zevenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt verdachte tot betaling van dat bedrag aan ING.
Wijst de vordering van ING toe tot € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt verdachte tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij. Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan ING, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Verklaart ING niet-ontvankelijk in het overige deel van haar vorderingen.
Wijst de vordering van ICS toe tot € 3.720,90 (drieduizend zevenhonderdtwintig euro en negentig cent) en veroordeelt verdachte tot betaling van dat bedrag aan ICS.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2017.

Voetnoten

1.Op deze beslaglijst staan twaalf items dubbel vermeld. De rechtbank zal omwille van het gemak op alle items beslissen, waarbij vanzelfsprekend op de dubbel genoemde items gelijkluidend wordt beslist.