4.3.Het oordeel van de rechtbank
Het dossier in deze zaak is opgebouwd uit zeventien zaaksdossiers, een algemeen dossier en meerdere persoonsdossiers. Zaaksdossier K betreft een niet-tenlastegelegd feit. De feiten uit zestien van de zaaksdossiers zijn wel onder één of meerdere feiten opgenomen op de negen feiten tellende tenlastelegging.
De rechtbank zal in dit vonnis eerst in het algemeen de bevindingen bespreken met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op het gebruik van de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning), de vaste internetverbinding van de woning met IP-adres [IP adres] (hierna: de internetverbinding) en het gebruik van telefoonnummers die in dit dossier veelvuldig voorkomen. Vervolgens zal per afzonderlijk feit van de tenlastelegging op de relevante stukken uit de zaaksdossiers worden ingegaan. In dit vonnis wordt per afzonderlijk feit slechts verwezen naar enkele van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen die worden gebruikt voor het bewijs zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
-
De betrokkenheid van verdachte
Het gebruik van de woning
In het dossier staat de woning centraal. In deze woning is namelijk een grote hoeveelheid fraude-gerelateerde goederen aangetroffen, zoals bankpassen, briefjes met handgeschreven nummers van legitimatiebewijzen, sleutels van brievenbussen, kopieën van legitimatie-bewijzen, bankafschriften, bankoverschrijvingskaarten en aanvraagformulieren voor legitimatiebewijzen en bankoverschrijvingsformulieren. Veel van deze goederen stonden op naam van personen die het slachtoffer zijn geworden van de op de tenlastelegging vermelde feiten.
Dat verdachte in de woning verbleef staat vast. Verdachte heeft ter zitting op 10 juli 2017 verklaard dat dit het geval was. Bovendien wordt het gebruik van de woning door verdachte onder meer bevestigd door observaties van verdachte bij de woning, doordat hij de sleutel van de woning bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding en doordat er een BlackBerry met daarin opgeslagen zelfgenomen foto’s van verdachte in de woning lag.
De rechtbank gaat er bovendien van uit dat verdachte de vaste hoofdgebruiker van de woning was. In dit verband slaat de rechtbank bijvoorbeeld acht op de bevindingen van het onderzoek van de internetverbinding. Gebleken is dat deze vaste internetverbinding van de woning een gesloten internetverbinding betrof, waarvan het gebruik synchroon liep met de aanwezigheid van verdachte in Nederland. Iedere keer als verdachte in Nederland verbleef werd veelvuldig gebruik gemaakt van het internet en iedere keer als verdachte in het buitenland verbleef lag het internetgebruik zo goed als stil. Ook lag het internetgebruik stil nadat verdachte was aangehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 10 juli 2017 verklaard dat ook de geregistreerde huurder van de woning, de heer [naam huurder] (hierna: [naam huurder] ), en [naam huurder] ’s vrienden de woning gebruikten. Verdachte heeft op vragen, wie deze vrienden waren en of [naam huurder] of zij betrokken waren bij hetgeen in de woning is aangetroffen, echter geen antwoord willen geven. [naam huurder] heeft verklaard dat hij de woning aan verdachte ter beschikking heeft gesteld, dat verdachte de woning gebruikte en dat hij, [naam huurder] , slechts af en toe lang kwam om post op te halen. Ook de vrouw die op de dag van de aanhouding van verdachte in de woning werd aangetroffen en die naar eigen zeggen een vriendin van verdachte is, mevrouw [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ), heeft verklaard dat verdachte in de woning woont en verklaart niet over huisgenoten of andere regelmatige bezoekers van de woning. [naam vriendin] heeft verklaard dat zij zelf af en toe met verdachte in de woning verbleef. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen die op een verregaande betrokkenheid van [naam vriendin] bij de tenlastegelegde feiten wijzen. Ten aanzien van de bij haar aangetroffen, frauduleus verkregen telefoon acht de rechtbank het aannemelijk dat zij deze van verdachte heeft gekregen. Voor de in haar bezit aangetroffen frauduleus opgewaardeerde OV-chipkaart geldt hetzelfde. Het dossier bevat ten slotte geen aanwijzingen dat andere personen dan verdachte van de woning gebruik maakten. Integendeel, tijdens de observaties is alleen verdachte als gebruiker van de woning gezien.
Voor zover verdachte met zijn verklaring heeft willen betogen, dat hij niet de exclusieve gebruiker was van de woning, de daaraan gekoppelde internetverbinding en de in de woning aangetroffen en voor dit onderzoek relevante goederen, is dit niet aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte in dit verband is ook weinig concreet en, voor zover deze al verifieerbaar is, wordt deze niet ondersteund door de verhoren van getuigen of andere bevindingen in het dossier.
Het gebruik van telefoonnummers
Ten aanzien van het gebruik van verschillende telefoonnummers komt de rechtbank tot een vergelijkbaar oordeel, namelijk dat het verdachte was die hiervan het exclusieve gebruik had.
Verdachte was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [nummer] ). Dit betrof een dual-sim, waarvan de andere simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [nummer] ) in de woning is aangetroffen. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte, dat hij niet de unieke gebruiker van deze nummers zou zijn. De telefoon en simkaarten zijn immers bij verdachte en in zijn woning zijn aangetroffen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de telefoons telkens door dezelfde gebruiker worden gebruikt. Deze gebruiker spreekt over persoonlijke omstandigheden die aansluiten bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals zijn aanwezigheid in de woning en de verjaardag van zijn zoon. Deze gebruiker noemt zichzelf [naam] , hetgeen, zoals verdachte op zitting heeft bevestigd, zijn bijnaam is. Dit is ook een alias van verdachte dat bekend is uit de politiesystemen. Dat verdachte de gebruiker van deze nummers is, is ten slotte in lijn met een proces-verbaal van stemherkenning, waarin de verbalisant concludeert dat de stem die op de tapgesprekken te horen is de stem van verdachte is. De rechtbank ziet, mede in het licht van de overige genoemde omstandigheden, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenning en verwerpt het daartoe strekkende verweer van de raadsman. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte van de betreffende telefoonnummers gebruik heeft gemaakt. Verdachte heeft hierover bijvoorbeeld niets verklaard.
Conclusies
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de vaste hoofdgebruiker was van de woning en de internetverbinding. Hieruit volgt dat alle in de woning aangetroffen goederen en het gebruik van de internetverbinding in beginsel aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Dit zou alleen anders zijn als sprake is van contra-indicaties. Hiervan is bij de voor deze zaak relevante goederen en het voor deze zaak relevante internetgebruik niet gebleken. Ook concludeert de rechtbank dat verdachte de exclusieve gebruiker is van de telefoonnummers # [nummer] en # [nummer] , waaruit volgt dat alle telefoongesprekken die met die telefoonnummers zijn gevoerd in beginsel aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Ook hiervoor geldt dat dit anders zou zijn in geval van contra-indicaties, maar daarvan is niet gebleken bij de voor deze zaak relevante gesprekken.
De woning lag zoals gezegd vol met goederen die in verband kunnen worden gebracht met fraudepraktijken. Daarbij blijkt uit de getapte telefoongesprekken dat verdachte duidelijke instructies geeft aan handlangers ten aanzien van fraude-gerelateerde handelingen, zoals het opschrijven van bedragen, het plaatsen van een handtekening en het hengelen uit een brievenbus.
Uit de bevindingen in het dossier, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte zich in de gehele onderzochte periode op grote schaal heeft bezig gehouden met verschillende frauduleuze activiteiten, die werden uitgevoerd ten behoeve van zowel de voorbereiding, de uitvoering als de afhandeling van verschillende soorten misdrijven. Dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan baseert de rechtbank op de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen, steeds in onderling verband bezien.
Ten aanzien van de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank aanvullend het volgende.
-
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (valsheid in geschrift)
Onder 1 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 1 juni 2016 verschillende documenten heeft vervalst, dan wel valse documenten voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt.
Zaaksdossier G bevat een aangifte van International Card Services BV (hierna: ICS) waarin is vermeld dat (extra) creditcards zijn aangevraagd op naam van [naam bedrijf 1] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , telkens voor het account van [naam bedrijf 1] . Bij de aanvragen wordt gebruik gemaakt van de telefoonnummers # [nummer] en # [nummer] , in gebruik bij verdachte. Met het IP-adres in gebruik bij verdachte is het klantnummer van [naam bedrijf 1] bij de SNS-bank bezocht. In de woning zijn handgeschreven aantekeningen aangetroffen met daarop de nummers van de bij de aanvragen gebruikte – vermoedelijk valse – identiteitsbewijzen. De wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 1] heeft verklaard dat deze aanvragen niet door een gerechtigde van de onderneming zijn gedaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte valselijk de aanvraagformulieren heeft opgemaakt en daarvan gebruik heeft gemaakt.
Zaaksdossier I bevat een aangifte van mevrouw [naam mevrouw 1] (hierna: [naam mevrouw 1] ), waarin is vermeld dat geld van haar rekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvingskaarten zijn ingediend, die zij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingskaarten aangetroffen behorende bij de rekening van [naam mevrouw 1] , waarvan er één was ingevuld. Het dossier bevat ook uitwerkingen van tapgesprekken, die verdachte heeft gevoerd met ene [naam 4] , toen verdachte in het buitenland verbleef. In die taps spreekt verdachte over gelden die overgeboekt moeten worden en dat er bedragen en handtekeningen ingevuld moeten worden. Onder meer is gesproken over ‘ [cijfercombinatie] ’ en dat de naam van ‘ [naam 5] ’ er op is gezet. Op één van de na dit gesprek ingediende overschrijvingskaarten ten name van [naam mevrouw 1] staat een bedrag van € 3.534 ingevuld dat naar [naam 5] overgeboekt moest worden. De rechtbank acht mede gelet hierop bewezen dat verdachte dit onderdeel van het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Zaaksdossier J bevat een aangifte van de heer [naam meneer 1] (hierna: [naam meneer 1] ), waarin is vermeld dat geld van zijn bankrekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvingskaarten zijn ingediend, die hij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingskaarten aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 1] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze overschrijvingskaarten van [naam meneer 1] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
Zaaksdossier M bevat een aangifte van de heer [naam meneer 2] (hierna: [naam meneer 2] ), waarin is vermeld dat geld van zijn bankrekening is overgeschreven nadat daartoe overschrijvings-formulieren zijn ingediend, die hij zelf niet heeft gebruikt en waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingsformulieren aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 2] , waarvan er één was ingevuld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de overschrijvingskaarten van [naam meneer 2] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
Zaaksdossier O bevat een aangifte van ING Bank Nederland N.V. (hierna: ING), waarin is vermeld dat overschrijvingskaarten zijn ontvangen, waarmee is geprobeerd geld over te maken van de bankrekening van de heer [naam meneer 3] (hierna: [naam meneer 3] ). De overschrijvingen zijn geblokkeerd, omdat de ingevulde gegevens niet overeen kwamen met de bij de ING bekende gegevens. [naam meneer 3] heeft verklaard dat hij de overschrijvingskaarten niet zelf heeft gebruikt en dat hij er evenmin toestemming voor heeft gegeven om die door een ander te laten gebruiken. Bij de doorzoeking van de woning zijn onder meer overschrijvingsformulieren aangetroffen behorende bij de rekening van [naam meneer 3] , waarvan er vier waren ingevuld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de overschrijvingskaarten van [naam meneer 3] valselijk heeft opgemaakt, gebruikt en voorhanden heeft gehad.
-
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (oplichting)
Onder 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 april 2016 ICS en ING heeft opgelicht en hen daarmee heeft bewogen tot afgifte van betaalkaarten, pincodes en toegangscodes die toegang geven tot de Saldolijn.
Zaaksdossier C bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat middels de Saldolijn telefonisch gelden zijn overgeboekt van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 2] (hierna: [naam mevrouw 2] ). Via de Saldolijn was daarvoor al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. Het benaderen van de Saldolijn is gebeurd met het telefoonnummer # [nummer] en ook alle overboekingen zijn telefonisch verricht met dit telefoonnummer. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscode voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam mevrouw 2] gestuurd. [naam mevrouw 2] heeft verklaard dat zij deze pas en code niet heeft aangevraagd en ook niemand toestemming heeft gegeven dat te doen, en deze ook niet heeft ontvangen. Toen verdachte werd aangehouden, droeg hij een sleutel bij zich, die bleek te passen op de brievenbus van [naam mevrouw 2] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geeft tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam mevrouw 2] en daarmee als rechthebbende van haar rekening.
Zaaksdossier D bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat middels de Saldolijn telefonisch gelden zijn overgeboekt van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 3] (hierna: [naam mevrouw 3] ). Via de Saldolijn was daarvoor al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. Alle overboekingen zijn vervolgens telefonisch verricht met het telefoonnummer # [nummer] en de pogingen daartoe met het telefoonnummer # [nummer] . [naam mevrouw 3] heeft verklaard dat zij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscode voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam mevrouw 3] gestuurd. In de woning van verdachte is een sleutel aangetroffen, die bleek te passen op de brievenbus van [naam mevrouw 3] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geeft tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam mevrouw 3] en daarmee als rechthebbende van haar rekening.
Zaaksdossier E bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat een toegangscode voor de Saldolijn voor de rekening van de heer [naam meneer 4] (hierna: [naam meneer 4] ) is aangevraagd met het telefoonnummer # [nummer] . Een paar dagen later is opnieuw een toegangscode voor de Saldolijn aangevraagd met hetzelfde telefoonnummer. [naam meneer 4] heeft verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. Via de Saldolijn was vóór deze aanvragen al een nieuwe bankpas aangevraagd, vanwege het voorgewende verlies van een eerder verstrekte bankpas. De nieuwe bankpas en de later verzonden toegangscodes voor de Saldolijn zijn naar het adres van [naam meneer 4] verzonden. Korte tijd later is daadwerkelijk ingebeld op de Saldolijn vanaf telefoonnummer # [nummer] met één van deze toegangscodes. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode die toegang geven tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als [naam meneer 4] en daarmee als rechthebbende van zijn rekening.
Zaaksdossier F bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat de Saldolijn voor de rekening van [naam bedrijf 2] op 12 maart 2015 is benaderd met telefoonnummer # [nummer] om een voorlopige toegangscode voor de Saldolijn aan te vragen. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens van een nieuw aangevraagde bankpas. Zowel deze bankpas als de vervolgens aangevraagde voorlopige toegangscode zijn verstuurd naar het adres van [naam bedrijf 2] Deze pas en code zijn kennelijk in het posttraject onderschept. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de toegangscode tot de Saldolijn heeft aangevraagd en zich daarbij heeft voorgedaan als een wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 2] en daarmee als rechthebbende van de rekening van [naam bedrijf 2]
Zoals bij feit 1 is overwogen, heeft verdachte in zaaksdossier G valselijk aanvraagformulieren voor creditcards opgemaakt en gebruikt. Nu het gebruik heeft bestaan uit het versturen van deze formulieren naar ICS en op grond daarvan drie betaalpassen zijn verstrekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ICS heeft opgelicht door de naam van de kaarthouders aan te nemen en zich daarmee voor te doen als rechthebbende op het account.
-
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (gekwalificeerde diefstal)
Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 19 februari 2015 tot en met 25 april 2016 wederrechtelijk geldbedragen heeft weggenomen van ING, ABN Amro en/of meerdere rekeninghouders, met gebruikmaking van een valse sleutel.
Zaaksdossier A bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat twee betaalpassen zijn aangevraagd voor de bankrekening van [naam bedrijf 3] ., waarvan één pas op naam staat van deze vennootschap en één pas op naam staat van de heer [naam meneer 5] (hierna: [naam meneer 5] ). De betaalpassen zijn nimmer ontvangen door [naam bedrijf 3] ., maar de pas op naam van [naam meneer 5] is getoond bij het afhalen van de pincode behorende bij die pas. Er is meermalen op de Saldolijn met betrekking tot de rekening van [naam bedrijf 3] . ingebeld vanaf telefoonnummer # [nummer] . Met de betaalpas van [naam meneer 5] is contant geld opgenomen en zijn betalingen gedaan bij onder meer Media Markt en ten behoeve van de opwaardering van een OV-chipkaart. In totaal is een bedrag van € 40.493,93 overgeboekt of opgenomen van de bankrekening van [naam bedrijf 3] . Verdachte was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een OV-chipkaart voorzien van een chip-ID eindigend op [nummer] . Uit onderzoek bij het GVB en Trans Link Systems blijkt dit de OV-chipkaart te zijn die is opgewaardeerd tijdens voornoemde betaling. Uit verkoopinformatie van Media Markt blijkt dat met de daar met de betaalpas gedane betaling een iPhone is aangeschaft met een imei-nummer eindigend op [nummer] . Ten tijde van zijn aanhouding droeg verdachte deze iPhone bij zich. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze iPhone via www.marktplaats.nl heeft gekocht. Hij heeft dit echter niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen over het gebruikte telefoonnummer en de OV-chipkaart acht de rechtbank het scenario van verdachte over de verkrijging van de iPhone onaannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de met de betaalpas gedane opnames en betalingen. Er kan dan ook bewezen worden dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
[naam meneer 5] is als getuige gehoord en hij heeft verklaard dat hij is benaderd om tegen betaling als katvanger te fungeren. Hij is op dit verzoek ingegaan en heeft beschreven hoe hij meermalen met meerdere mannen heeft afgesproken, die vervolgens de op zijn naam gestelde bankpas hebben gebruikt om geld te pinnen. Dit is volgens [naam meneer 5] ten minste drie keer gebeurd en [naam meneer 5] heeft verdachte aangewezen als één van de personen die hier iedere keer bij aanwezig was. De rechtbank acht tegen deze achtergrond en het feit dat verdachte kennelijk niet alleen deelde in de buit, maar als gebruiker van het gebruikte telefoonnummer ook uitvoeringshandelingen heeft verricht, aannemelijk dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt. Op grond daarvan is eveneens bewezen dat de diefstal tezamen met anderen is begaan.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier C is overwogen, heeft verdachte ING opgelicht en daarmee toegangscodes tot de Saldolijn, behorende bij de rekening van [naam mevrouw 2] , verkregen. Via deze Saldolijn is in totaal € 3.500,00 telefonisch overgeboekt, waarbij gebruik is gemaakt van telefoonnummer # [nummer] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier D is overwogen, heeft verdachte ING opgelicht en daarmee toegangscodes tot de Saldolijn, behorende bij de rekening van [naam mevrouw 3] , verkregen. Via deze Saldolijn is in totaal € 600,00 telefonisch overgeboekt, waarbij gebruik is gemaakt van telefoonnummer # [nummer] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
Zoals bij feit 1 ten aanzien van zaaksdossier I is overwogen, heeft verdachte samen met een ander valselijk overschrijvingsformulieren behorende bij de rekening van [naam mevrouw 1] opgemaakt en gebruikt. Nu het gebruik heeft bestaan uit het versturen van deze formulieren naar ABN Amro en op grond daarvan in drie transacties in totaal € 12,322,91 is overgeboekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ABN Amro.
-
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (heling subsidiair verduistering)
Onder 4 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling dan wel verduistering van overschrijvingskaarten, aanvraagformulieren van reisdocumenten en rekeningafschriften.
Anders dan bij witwassen staat de omstandigheid, dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen, aan zijn veroordeling wegens heling in de weg. Als dit laatste uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk wordt, is een veroordeling voor heling dus uitgesloten (ECLI:NL:HR:2007:BB4849). De raadsman heeft op grond van het door de officier van justitie ter terechtzitting ingenomen standpunt gesuggereerd dat om deze reden niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Hij heeft echter nagelaten de betrokkenheid van verdachte bij het gronddelict nader te concretiseren. Toch concludeert de rechtbank op grond van de uit het dossier blijkende bevindingen, dat verdachte op enige wijze betrokken moet zijn bij de gronddelicten die hebben geleid tot verkrijging van de onder dit feit in de tenlastelegging genoemde goederen. Het gaat om goederen met persoonlijke informatie waarvan het uitgesloten is dat die via een openbare bron dan wel op enige andere legitieme wijze konden worden verkregen door verdachte. Uit de stukken kan worden afgeleid dat verdachte zeer veelvuldig betrokken is bij fraudedelicten in zowel de voorbereiding, de uitvoering als de afhandeling daarvan. In het bijzonder merkt de rechtbank op dat bij verdachte meerdere sleutels zijn aangetroffen die toegang geven tot vele brievenbussen en dat verdachte blijkens tapgesprekken bespreekt wanneer uit welke brievenbus gehengeld moet worden. Gelet op de aard van de in de woning aangetroffen documenten en, zoals de raadsman terecht heeft gesteld, het gegeven dat de documenten uitsluitend verkregen kunnen zijn met het oogmerk om daarmee te frauderen, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte een uitvoerende dan wel een leidende rol heeft gespeeld bij de illegale verkrijging van de in zijn woning aangetroffen documenten. Uit het voorgaande volgt dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 4 primair ten laste gelegde heling. Ook van de onder 4 subsidiair ten laste gelegde verduistering moet verdachte worden vrijgesproken, nu de rechtbank het uitgesloten acht dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen.
-
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde (gekwalificeerde diefstal)
Onder 5 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 26 juni 2015 tot en met 29 juni 2015 wederrechtelijk meerdere geldbedragen heeft weggenomen van ING en/of een rekeninghouder, met gebruikmaking van een valse sleutel.
Zaaksdossier L bevat een aangifte van ING, waarin is vermeld dat op naam van de heer [naam meneer 6] (hierna: [naam meneer 6] ) een gemachtigde betaalpas is aangevraagd, behorende bij de rekening van [naam bedrijf 4] . De wettelijk vertegenwoordiger van deze vereniging, de heer [naam vertegenwoordiger] , heeft verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven dat te doen. De bankpas op naam van [naam meneer 6] is blijkens de rekeningafschriften gebruikt om onder meer betalingen te doen bij Media Markt en om een OV-chipkaart op te laden. Verdachte droeg tijdens zijn aanhouding een OV-chipkaart bij zich, die blijkens onderzoek bij het GVB en Trans Link Systems de kaart is die met voornoemde bankpas van [naam meneer 6] is opgewaardeerd. Uit verkoopinformatie van Media Markt blijkt dat met voornoemde bankpas een iPhone is aangeschaft met een imei-nummer eindigend op [nummer] . Deze iPhone was in gebruik bij [naam vriendin] , naar eigen zeggen de vriendin van verdachte. De politie heeft [naam vriendin] bevraagd over deze iPhone, waarop zij heeft geantwoord dat zij die van een ander persoon heeft gekregen en dat de politie wel wist hoe het zat. Nu [naam vriendin] werd gehoord over de betrokkenheid van verdachte bij fraudedelicten, kan de verklaring van [naam vriendin] naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat zij hiermee heeft bedoeld dat zij de telefoon van verdachte heeft gekregen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk en met een valse sleutel geld heeft weggenomen van ING.
-
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde (poging gekwalificeerde diefstal)
Onder 6 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij op 4 mei 2016 heeft geprobeerd om wederrechtelijk en met een valse sleutel een geldbedrag weg te nemen van de ING en/of een rekeninghouder.
Zaaksdossier H bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat de rekening van [naam bedrijf 5] . veelvuldig werd bezocht vanaf de internetverbinding in gebruik bij verdachte. Op 4 mei 2016 is gebleken dat op deze rekening een bedrag van € 15.693,85 was bijgeschreven, welk geldbedrag afkomstig was van de rekening van mevrouw [naam mevrouw 4] (hierna: [naam mevrouw 4] . De wettelijk vertegenwoordiger van [naam bedrijf 5] ., de heer [naam vertegenwoordiger] (hierna: [naam vertegenwoordiger] ), was in het bezit van een bankpas behorende bij die rekening. Omdat ING de rekening in verband bracht met de fraude, heeft zij preventief een blokkade op deze rekening van [naam vertegenwoordiger] aangebracht. Op 4 mei 2016 is om 08.04 uur geprobeerd een geldbedrag van € 1.500,00 op te nemen van deze rekening, hetgeen door de blokkade niet is gelukt. [naam vertegenwoordiger] heeft zich op 4 mei 2016 rond 12.04 uur naar een vestiging van ING begeven en heeft daar geprobeerd om een bedrag van € 10.000,00 op te nemen, hetgeen evenmin is gelukt in verband met de blokkade. [naam vertegenwoordiger] is ter plekke aangehouden. In de woning van verdachte zijn persoonlijke documenten van [naam mevrouw 4] aangetroffen, waaronder een kopie van haar paspoort, overschrijvingskaarten, bankrekeningafschriften en een bankpas op naam van [naam vertegenwoordiger] . Vanuit detentie heeft verdachte op 29 mei 2016 een telefoongesprek gevoerd met ene [naam 6] , waarin verdachte zegt dat hij met blanke personen bij een bank was om geld te halen en dat, toen het mis ging, ze zijn aangehouden. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een geldbedrag van de rekening van [naam mevrouw 4] heeft overgeschreven naar de rekening van [naam bedrijf 5] . en dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd zich dat geldbedrag toe te eigenen door het op te nemen.
-
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde (poging oplichting)
Onder 7 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 30 januari 2015 tot en met 31 december 2015 heeft geprobeerd ING te bewegen tot het afgeven van gegevens, geldbedragen en bankpassen.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier D is overwogen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van ING, door haar met een valse naam en hoedanigheid te bewegen toegangscodes voor de Saldolijn, behorende bij de bankrekening van [naam mevrouw 3] , af te geven. Zoals onder feit 3 is overwogen heeft verdachte met deze toegangscodes geld weggenomen via deze Saldolijn. Uit de aangifte blijkt dat op 30 januari 2015 tweemaal middels de Saldolijn vanaf telefoonnummer # [nummer] is geprobeerd een geldbedrag van € 500,00 weg te nemen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ING heeft geprobeerd op te lichten, door een valse naam en hoedanigheid aan te nemen om ING telkens te bewegen tot de afgifte van € 500,00.
Zoals bij feit 2 ten aanzien van zaaksdossier F is overwogen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van ING, door haar met een valse naam en hoedanigheid te bewegen een voorlopige toegangscode voor de Saldolijn, behorende bij de bankrekening van [naam bedrijf 2] , af te geven. Uit de aangifte blijkt dat op 20 maart 2015 drie keer met telefoonnummer # [nummer] is ingebeld op de Saldolijn, maar dat een overboeking van geld niet mogelijk was, omdat de Saldolijn voor deze rekening inmiddels was geblokkeerd. Nu verdachte niets met deze rekening van doen had en uit het gehele dossier het frauduleuze karakter blijkt van verdachtes handelen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte op deze Saldolijn heeft ingebeld met het doel om uiteindelijk geldbedragen door te kunnen boeken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ING heeft geprobeerd op te lichten, door een valse naam en hoedanigheid aan te nemen om ING telkens te bewegen tot de afgifte van geldbedragen.
Zaaksdossiers P en Q bevatten aangiftes van ING waarin is vermeld dat schriftelijke verzoeken zijn binnengekomen om bankpassen te verstrekken op naam van de heren [naam meneer 7] (hierna: [naam meneer 7] ), [naam meneer 8] (hierna: [naam meneer 8] ) en [naam meneer 9] (hierna: [naam meneer 9] ), behorende bij de zakelijke rekening van de [naam Stichting] . De wettelijk vertegenwoordiger van deze stichting, [naam meneer 9] , heeft verklaard dat hij deze aanvragen niet heeft gedaan en dat hij niemand toestemming heeft gegeven om de aanvragen te doen. Uit navraag bij de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de nummers op de aan ING verstrekte kopieën van identiteitsdocumenten op naam van [naam meneer 9] en [naam meneer 7] niet overeenkomen met de werkelijke nummers op deze documenten van [naam meneer 9] en [naam meneer 7] . De nummers die stonden vermeld op de verstrekte kopieën blijken dezelfde documentnummers te zijn als die zijn gebruikt op de kopieën van identiteitsdocumenten die in zaaksdossier G door verdachte aan ICS zijn verstrekt. De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze aanvragen voor betaalkaarten heeft gedaan en zodoende heeft geprobeerd om ING op te lichten.
-
Ten aanzien van het onder 8 en 9 ten laste gelegde (witwassen en computervredebreuk)
Onder 8 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 10 maart 2016 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van ruim € 1.000,00. Onder 9 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door wederrechtelijk in te loggen op de digitale bankomgeving van de heer [naam meneer 10] (hierna: [naam meneer 10] ).
Zaaksdossier B bevat een aangifte van ING waarin is vermeld dat door middel van overschrijvingskaarten meerdere geldbedragen zijn overgeboekt van de rekening van [naam meneer 10] naar onder meer een rekening op naam van [naam bedrijf 6] . Uit de rekeningafschriften van [naam bedrijf 6] . blijkt dat met een bankpas van deze rekening op 10 maart 20016 twee keer een betaling is gedaan bij kledingwinkel [naam winkel] in Amsterdam. [naam winkel] heeft beeldmateriaal van deze betaalmomenten beschikbaar gesteld en hoewel de beelden niet van voldoende kwaliteit zijn om tot een honderd procent herkenning te komen, hebben drie verbalisanten afzonderlijk van elkaar geverbaliseerd dat de gebruiker van de bankpas van [naam bedrijf 6] . zeer sterke gelijkenissen vertoont met verdachte. Het onderzoek naar het gebruik van de internetverbinding van verdachte wijst uit dat verdachte veelvuldig heeft ingelogd op de digitale bankomgeving van de betreffende bankrekening van [naam meneer 10] . Bij deze digitale bezoeken is telefoonnummer [telefoonnummer] ingevoerd, waarvan de sim-kaart in een in de woning van verdachte aangetroffen telefoon bleek te zitten. Het in de digitale bankomgeving opgegeven e-mailadres, [e-mail adres] , is eerder door verdachte gebruikt bij de frauduleuze aanvraag van betaalkaarten in zaaksdossier G. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de betalingen heeft gedaan bij [naam winkel] en heeft ingelogd in de digitale bankomgeving van [naam meneer 10] .
De betalingen bij [naam winkel] zijn gedaan met gelden die afkomstig waren uit misdrijf. Gelet op de bevindingen uit het onderzoek naar het internetgebruik van verdachte, in het bijzonder het inloggen op de betaalomgeving van [naam meneer 10] , kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de gelden op de bankrekening van [naam bedrijf 6] . uit misdrijf afkomstig waren. Door met een bankpas van deze rekening vervolgens kledingstukken af te rekenen bij [naam winkel] , heeft verdachte deze geldbedragen omgezet en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen. Door in te loggen in de digitale bankomgeving van [naam meneer 10] heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan computervredebreuk.